Troonrede van 15 oktober 1827

Edel Mogende Heeren,

Ik mag, bij voortduring, het genoegen ondervinden, bij het openen dezer Vergadering, aan U Edel Mogenden mede te deelen, dat Onze buitenlandsche betrekkingen met alle Mogendheden, door wederkeerige en welwillende vriendschap, op eenen gewenschten voet zijn onderhouden.

Mijne zorgen zijn bestendig daarhenen gerigt, om die betrekkingen dienstbaar te maken tot bevordering van het welzijn en de belangen Mijner Onderdanen.

De hoop, welke Ik aan Uwe Vergadering in het vorige jaar betuigde, dat er eerlang eene schikking, omtrent de aangelegenheden der Roomsch Katholijke Eeredienst, met den Pauselijken Stoel zoude kunnen getroffen worden, heeft zich verwezenlijkt. De onderhandelingen deswege hebben, van wederzijde, het kenmerk gedragen van een opregt verlangen, om dit gewigtig onderwerp tot onderling genoegen te regelen, en zijn gelukkiglijk besloten door eene, te Rome geteekende, en thans bekrachtigde, overeenkomst, welke aan U Edel Mogenden zal worden medegedeeld.,

Het voorbehoud, onder welke de afkondiging der Bulle, bij die gelegenheid door den Paus uitgegeven, nopens de uitlegging dezer overeenkomst, door Mij vergund is, bevat den waarborg, welke ’s Lands wetten noodzakelijk maakten.

Een traktaat van Scheepvaart en Handel, met de Vereenigde Staten van Mexico gesloten, zal, aan de Nederlandsche Vlag, in de Mexicaansche havens, de behandeling verzekeren, welke aan de meest begunstigde natie wordt toegestaan. Zoodra de ratificatien zullen zijn uitgewisseld, zal deze overeenkomst aan U Edel Mogenden worden kenbaar gemaakt.

De beletselen, welke tot hiertoe de Nederlandsche scheepvaart verhinderden, om, in de Zweedsche havens, andere dan eigene voortbrengselen in te voeren, zijn, door eene beschikking van den Koning van Zweden en Noorwegen, voorloopig opgeheven. Eene wederkeerige bepaling, waarvan het ontwerp reeds in gereedheid is, zal, dien ten gevolge, door Mij, eerstdaags, aan U Edel Mogenden worden voorgesteld.

Onze handel neemt in het algemeen toe.

Onze scheepsbouw heeft eene groote ontwikkeling verkregen. De landbouw beurt zich meer en meer op.

De ontginning van Onze mijnen wordt met nadruk voortgezet.

Het fabrijk-wezen maakt gestadige vorderingen, en wedijvert, met moed en volharding, tegen de algemeene mededinging, zoo op de markten van Europa, als in andere werelddeelen. Zelfs zijn eenige, te voren in dit Rijk niet beoefende, takken van nijverheid herwaarts overgebragt.

Het vertier van de voortbrengselen Onzer Volksvlijt zal dan allermeest verzekerd worden, wanneer Handelaar en Fabrijkant dezelfde lijn trekken en hunne middelen vereenigen, tot behartiging van hunne eigene belangen en van de algemeene welvaart tevens.

De onderscheidene gedeelten der Nationale Visscherij, worden met afwisselend geluk gedreven.

De ziekte, welke, op het einde van het vorige jaar, met ongewone hevigheid, in sommige Onzer provincien heerschte, is, door gepaste maatregelen, dank zij de goede Voorzienigheid, grootelijks verrninderd. Er zijn middelen daargesteld tot wegneming der oorzaken, die de verspreiding dier ziekte kunnen bevorderd hebben.

De werken, tot voltooijing en vermeerdering van nuttige land- en watercommunicatien, worden overal met kracht voortgezet, en doen derzelver gunstigen invloed op de ontwikkeling van alle bronnen van het volksbestaan, meer en meer ondervinden.

De instellingen van het Onderwijs blijven aan het oogmerk beantwoorden; zij ontvangen van tijd tot tijd die uitbreiding en wijziging, welke de wetenschappelijke behoefte vordert.

De bloei der Schoone Kunsten wordt, door alle gepaste middelen, bevorderd.

De onlusten op Java hebben een meer geruststellend aanzien verkregen; het hoofd der opstandelingen is, achtervolgens, door menige zijner medestanders verlaten geworden. Het enkel vooruitzigt op de van hier gezondene versterking der krijgsmagt, waarvan een groot gedeelte sedert is aangekomen, heeft, volgens de laatste berigten, eenen gunstigen indruk voor het Nederlandsche gezag, op de muitelingen gemaakt. In deze gesteldheid van zaken, is het Mijn voornemen aan U Ed.Mog. nog eene buitengewone te gemoetkoming voor die kolonie voor te dragen, welke, voor het oogenblik, geene andere, dan de reeds door U Ed.Mog. gewaarborgde, opoffering zal vorderen.

De ondervinding heeft Mij de overtuiging gegeven, dat Onze WestIndische bezittingen, insgelijks eenige bijzondere voorziening behoeven, tot bevordering van derzelver welvaart, in verband met de belangen van het Moederland. Een Commissaris-Generaa1 wordt door Mij derwaarts gezonden, voorzien van de vereischte voorschriften, om aldaar een eenvoudig en min kostbaar bestuur in te voeren, en om aan reeds vroeger uitgevaardigde besluiten de rigting te geven, welke in derzelver bedoeling ligt, doch, door verschillende omstandigheden, tot nu toe, niet gevolgd is.

De onderscheidene takken van ’s Rijks Ontvangsten, hebben, in dit loopende jaar, over het geheel, volkomen aan de verwachting beantwoord.

Het ontwerp eener meer juiste en geëvenredigde verdeeling der Grondlasten, in Uwe laatste vergadering onderzocht, is, op het verzoek van U Edel Mogenden, nader overwogen. Mijn voornemen is thans, eene grootere uitbreiding der kadastrale schattingen af te wachten, alvorens de bepaalde regeling van dit belangrijk onderwerp, voor het vervolg, voor te stellen. Intusschen vordert de billijkheid, dat die provincien, welker overbelasting genoegzaam erkend is, eene tijdelijke verligting ondervinden, en Ik mag dus, met gerustheid, op Uwe medewerking rekenen, tot het daarstellen van eenen maatregel, welke met die bedoeling ter tafel van U Edel Mogenden zal worden gebragt.

De nog bestaande inrigting der Loterijen is, bij ondervinding, gebleken, nu en dan, aanleiding tot verkeerdheden te geven, en eenen schadelijken invloed uit te oefenen op de zedelijkheld der ingezetenen; met den aanvang van het volgend jaar, zal, door gepaste wijzigingen, in die gebreken worden voorzien.

Het strekt Mij tot genoegen, aan U Edel Mogenden de verzekering te kunnen geven, dat, hoezeer de geldelijke toestand der Overzeesche bezittingen de begrooting van het volgend jaar met meerdere uitgaven bezwaart, en de veranderde instelling der Loterijen eene vermindering van inkomsten moet doen vooruitzien, er geene buitengewone opofferingen van Mijne beminde onderdanen zullen behoeven te worden gevraagd. De wettelijke beschikking, in Uwe vorige vergadering genomen, nopens de zamenstelling der Regterlijke Magt en het beleid der justitie, zal in de tegenwoordige, hare volledigheid kunnen erlangen door de bepaling der geregtelijke kantons, waarin het Koningrijk zal worden verdeeld.

Het Wetboek op het Strafregt, reeds vroeger, Mijnentwege, aan de leden der Staten-Generaal medegedeeld, zal insgelijks in deze zitting aan de beraadslaging van U Edel Mogenden worden onderworpen, gelijk mede dat op de Manier van procederen in Burgerlijkc Zaken. Ik voede zelfs de hoop, dat ook de Wet op de wijze van procederen in Strafzaken, aan U Edel Mogenden zal kunnen worden aangeboden, waarmede dan het geheele zamenstel der wetgeving, bij de Grondwet voorgeschreven, zal zijn voltooid.

De menigvuldige gewigdge onderwerpen, bij die Wetten met zorg behandeld, zullen, uit den aard der zaak, gelegenheid geven tot onderscheidene wijzen van beschouwing, en aan U Edel Mogenden, in Uwe tegenwoordige zitting, eenen grooten omvang van moeijelijke werkzaamheden verschaffen. Aan de goede en heilzame uitkomsten derzelver voor het Vaderland, kan Ik niet twijfelen. Eensgezind in Onze liefde voor hetzelve, en Onze zucht tot behartiging van het welzijn Onzer Landgenooten, zullen Wij niet te kort schieten in het gemeen overleg der middelen, die daartoe, onder den Goddelijken zegen, leiden kunnen.

Troonrede van 16 oktober 1826

Edel Mogende Heeren,

Het is Mij bijzonder aangenaam, U Ed.Mog. op nieuw te kunnen mededeelen, dat Ik van alle Mogendheden bij voortduring bewijzen ontvange van welwillende vriendschap. Het daarstellen van overeenkomsten in het belang van den handel en de fabrijken, zoo bijzonder geschikt tot aankweeking der wederkeerig bestaande gevoelens, blijft bestendig het voorwerp Mijner zorgen, gelijk in het algemeen al wat dienen kan tot bevordering en uitbreiding der betrekkingen Mijner onderdanen met alle werelddeelen. lk voede de hoop, dat er eerlang eene schikking, omtrent de aangelegenheden der Roomsch-Katholijke Eeredienst, met den Pauselijken Stoel zal kunnen getroffen worden, te welken einde, overeenkomstig het wederzijdsch daartoe te kennen gegeven verlangen, eene nieuwe onderhandeling te Rome staat te worden geopend.,

De inwendige gesteldheid des lands geeft, niettegenstaande eenige zeer treurige voorvallen, ook ruime stoffe tot tevredenheid.

De hevige ziekte, welke sedert eenigen tijd in sommige streken van ons vaderland heerscht, schijnt hare grootste hoogte te hebben bereikt; men mag dus nu met vertrouwen op het afnemen derzelve hopen; al wat menschlievendheid en kunst aan de hand geven, om die ramp voor het tegenwoordige te lenigen, en hare verwoestingen voor het toekomende te beperken, wordt met ijver aangewend.

Een verschrikkelijk onheil heeft de stad Ostende getroffen; deszelfs oorzaak en uitwerkselen worden naauwkeuriglijk onderzocht; doelmatige hulp zal worden geboden, daar waar de aard en het gewigt der verliezen tot gemoetkoming aanleiding zullen geven.

De verbetering en vermeerdering der groote communicatien worden gestadig voortgezet; nieuwe en belangrijke gedeelten derzelve zullen dit jaar geheel worden voltooid, en het vervoer bevorderen, naar en uit streken, welke vele rijke voortbrengselen van landbouw en mijnen opleveren, maar thans nog verstoken zijn van eene gemakkelijke gemeenschap; de ontwikkeling eener werkzame en vruchtbare nijverheid zal daarvan het gevolg kunnen zijn.

De commissie, welke Ik belast had met het onderzoek naar de beste rivier afleidingen, heeft haren moeijelijken arbeid loffelijk volbragt en Mij haar uitgewerkt verslag aangeboden; hetzelve zal door den druk bekend gemaakt, en alzoo onderworpen worden aan het onderzoek en de beoordeeling van het algemeen; sommige door haar voorgestelde maatregelen, waarvan de nuttigheid boven bedenking was, zijn dadelijk vastgesteld, en de middelen van uitvoering voorbereid; doch, bij het nemen van eene eindelijke beschikking op geheel dat onderwerp, wensche Ik gebruik te kunnen maken van de verdere wetenschappelijke nasporingen, waartoe de bekendmaking van het verslag voorzeker gelegenheid zal geven.

De commissie, aan welke lk de zorg had opgedragen, om, onder de slagtoffers van den laatsten watersnood, de giften uit te deelen, door de algemeene weldadigheid tot verzachting van die groote ramp bestemd, heeft hare taak waardiglijk vervuld. Het geëvenredigd bedrag dier uitdeeling is vrij hoog geweest, dank zij den edelmoedigen bijstand Mijner landgenooten, en den geest van orde en regtvaardigheid, welke den arbeid der commissie heeft gekenmerkt.

De laatste maanden van het afgeloopen jaar hebben, voor alle bronnen van algemeene welvaart, een der moeijelijkste tijdvakken opgeleverd; gebrek aan vertrouwen, meer welligt dan wezenlijk geldsgebrek, heeft een’ noodlotdgen invloed uitgeoefend op de handelsbetrekkingen tusschen de onderscheidene natien; vele voorname markten in Europa zijn daardoor geschokt geworden; ook de Nederlanders hebben daarbij geleden, doch die moeielijkheden met eere doorgestaan, en de gevolgen hebben zich in dit Rijk veel minder, dan elders, doen gevoelen.

Landbouw, fabrijken, visscherijen, koophandel en scheepvaart zijn, dit jaar, over het geheel, niet minder voorspoedig, dan in het vorige.

Het openbaar onderwijs voldoet meer en meer aan de verschillende behoeften der maatschappij; de behoeftige volksklasse kan hetzelve bijna overal kosteloos genieten.

Men is in eenige steden, met goed gevolg, begonnen aan den arbeidsman een bijzonder onderrigt te geven, met het oogmerk om zijne beoefenende kennis te vermeerderen.

De in vorige jaren genomene maatregelen, wegens het onderdgt in de oude talen en bijzondere takken van het hooger onderwijs, hebben geheel aan de verwachting beantwoord; zij zullen met ernst en volharding gehandhaafd worden.

De grondwettelijke instelling der schutterijen zal in uwe tegenwoordige zitting kunnen geregeld worden; men heeft getracht, daarbij het gewigtig belang der verdediging van het vaderland te vereenigen met de huishoudelijke pligten en het gerief der ingezetenen.

Onze buitenlandsche bezittingen houden Mijne bijzondere aandacht gevestigd.

Mijn Vertegenwoordiger in Oost-Indië is met ijver werkzaam in het beramen der maatregelen, welke tot bereiking van het belangrijk doel zijner zending strekken kunnen; de rust aldaar is nog niet gcheel hersteld, maar door het aanzienlijk getal krijgsvolk, hetwelk, ter versterking van de indische gewapende magt, sedert eenen geruimen tijd, van hier is, en bij voortduring wordt uitgezonden, zal, wordt die magt met beleid aangevoerd, de opstand weldra beteugeld zijn, en de ontwikkeling van zoo veel krachten zal gewis klem bijzetten aan den zachteren geest van overreding, welke het Mijn vaste wil is dat het Nederlandsch gezag in die gewesten kenschetse.

Ook in de verdere Overzeesche bezittingen worden doeltreffende maatregelen tot vermeerdering van duurzame welvaart aangewend; in het bijzonder zal de geheele openstelling der haven van Curaçao, aan handel, scheepvaart, landbouw, en fabrijk-wezen, de ruime voordeelen kunnen schenken, welke de ligging en gesteldheid van dat eiland schijnen aan te bieden.

’s Rijks financien zijn in eenen goeden staat.

De opbrengst der middelen is over het geheel allezins voldoende; bij alle takken van ’s Rijks ontvangsten, worden de weldadige gevolgen bespeurd van vastheid in het aangenomen stelsel, welks uitvoering, door de ondervinding, bij de ambtenaren verbetert, en welks naleving, door de gewoonte, bij de schatpligtigen gemakkelijker wordt. De dienst van het vorig jaar laat een overschot na, hetwelk tot gedeeltelijke bestrijding der behoeften van het volgende jaar zal kunnen worden aangewend, en, over het loopende jaar, mag men eene even gunstige uitkomst, met grond, verwachten.

De klagten van onderscheidene provincien, wegens ongelijke verdeeling der grondbelasting, vorderden voorziening, en hebben dan ook Mijne bijzondere aandacht bezig gehouden; het werk van het kadaster is dien ten gevolge met verdubbelden ijver voortgezet, en daardoor de mogelijkheid ontstaan, een ontwerp, tot wijziging van den aanslag, in deze zitting, aan U Ed.Mog. voor te dragen; deze zaak is uit haren aard moeijelijk en ingewikkeld, en vereischt verdere grondige overweging; doch, voor zoo verre de uitslag nog onvolkomen zijn mogt, behoeft daarom eene aanvankelijke meer gelijkmatige verdeeling niet te worden verschoven; hare opvolgelijke invoering zal de gelegenheid overlaten tot herstel en verbetering van die onvolkomenheden, welke van zulk een moeielijk werk onafscheidbaar zijn. De wijzigingen, welke het tarief van inkomende en uitgaande regten zal vorderen, zullen U Ed.Mog. worden voorgedragen.

In de door uwe vergadering toegestemde geldleening, ten behoeve Onzer overzeesche bezittingen, is op eene weinig bezwarende wijze voorzien; daarbij is al wederom het nut der instelling van het Amortisatie-Syndicaat ten volle gebleken.

De derde jaarrekening dezer inrigting is onlangs gesloten; de algemeene vergadering heeft op nieuw kunnen overgaan tot de volledige goedkeuring der verrigtingen van hare Permanente Commissie, en tevens het gevoelen geuit, dat, gedurende het tegenwoordig boekjaar, de som, tot aflossing en vermindering van schuld, zal kunnen worden vermeerderd, gelijk zulks dan ook door Mij aan U Ed.Mog. zal worden voorgedragen.

Het afsluiten van den dienst van 1823, heeft de mogelijkheid daargesteld, om het bedrag, daaruit aanvankelijk voor dit jaar, ter bestrijding van den loopenden dienst gebragt, voor het volgende jaar te vermeerderen en de voordeelige toestand der geldmiddelen geeft mij de aangename gelegenheid, om, zonder verschuiving van nuttige uitgaven, op nieuw eene vermindering van opcenten op sommige belastingen, aan U Ed.Mog. voor te stellen. Ik vleije Mij in deze zitting aan U Ed.Mog. te zullen kunnen aanbieden een Ontwerp van Wet op de regterlijke organisatie, bij welker opstelling het noodige acht is geslagen op de bedenkingen, welke tegen een vroeger ingeleverd Ontwerp waren geopperd. Ook het Wetboek van Burgerlijke regtspleging is door de Staatscommissie van redactie der nationale wetgeving afgewerkt, en wordt op dit oogenblik rijpelijk onderzocht; terwijl de commissie zich almede, met steeds voortdurenden ijver, bezig houdt met het vervaardigen des Wetboeks van strafvordering.

Ik opene hiermede de vergadering van U Ed.Mog. Eene wel gevestigde én gelukkige ondervinding, strekt ten bewijze, dat de bevordering van Lands heil, het eenig doel is Onzer gemeenschappelijke en eensgezinde ogingen; en zoo mogen Wij met vertrouwen des Hemels zegen over dezelve afbidden; en daarop bij voortduring hopen.

Troonrede van 17 oktober 1825

Edel Mogende Heeren,

Het huwelijk van Mijn beminden tweeden Zoon is, sedert uwe laatste vergadering, voltrokken. Zijne voortreffelijke Gemalin is door de Nederlanders hartelijk verwelkomd. Hunne eenparige deelneming heeft het genoegen van Mijn Huls, bij deze gewenschte gebeurtenis, bijzonderlijk verhoogd.

Ik ontvang, bij voortduring, van alle Mogendheden, de meest ondubbelzinnige bewijzen van welwillendheid en vriendschap; van meer dan één zijde doet zich de hoop op, om, door handelsverdragen, aan die wederkeerige gevoelens nog meerdere kracht te geven; de daartoe aangeknoopte onderhandelingen zullen worden voortgezet met al de zorg, welke de belangen van volkswelvaart Mij inboezemen; ook deze zorg heeft Mij tot leiddraad gestrekt bij de genomen maatregelen, voor het gemak der handelsbetrekkingen Mijner onderdanen in de verschillende werelddeelen.

De jongste tentoonstelling te Haarlem heeft een schouwspel opgeleverd, streelend voor den nationalen hoogmoed, vereerend voor onze volksvlijt, en geruststellend ten aanzien der algemeene welvaart; alle de voortbrengselen eener nijverheid, die aan de eischen der weelde, zoo wel als aan de geringste behoeften kan voldoen, Ziin aldaar verzameld geweest; aldaar hebben de Nederlanders zich kunnen overtuigen, dat zij, ook in dat opzigt, geen ander volk behoeven te benijden.

De algemeene aandacht is gevesdgd op de gelegenheid, die de ligging en gesteldheid van vele landen schijnen aan te bieden, tot ontwikkeling der Nederlandsche nijverheid. Zij zal daardoor, zoo Ik hoop, de uitwegen zien vermeerderen, die de ondernemingen der handelmaatschappij reeds aanvankelijk aan de vruchten van onze vlijt en van onzen grond verschaft hebben.

De geest van vereeniging in maatschappijen, zoo rijk in groote uitkomsten, verspreidt zich meer en meer over nuttige onderwerpen; aanzienlijke kapitalen, aan de reederijen toegewijd, doen onze scheepstimmerwerven herleven, en bezetten dezelve reeds met talrijke kielen.

De zout-haring-visscherij, welke in de laatste jaren met groote verliezen is gedreven, zal in dit jaar, bedriegen alle vooruitzigten niet, eene gezegende vangst opleveren.

Met opzigt tot de groenlands en straat-davis-visscherij, daarentegen, deelen de Nederlanders in den algemeen ongunstigen uitslag.

Het lager onderwijs is thans in bijna alle oorden van dit Rijk gevestigd, en doet reeds daar deszelfs goede werking zien, waar de invoering het laatst heeft plaats gehad.

De hoogere scholen, onlangs door nieuwe takken van onderwijs uitgebreid, geven thans de ruimste gelegenheid tot de beoefening der onderscheidene wetenschappen.

Eene instelling, gewijd aan de behoefte Mijner roomsch-katholieke onderdanen, zal aan de jonge lieden, bestemd voor den leeraarsdienst der kerk, die algemeene kundigheden kunnen doen verkrijgen, welke, bij den tegenwoordigen staat van beschaving, onontbeerlijk zijn.Ik mag Mij daarvan de beste gevolgen beloven, voor den luister dier kerk in dit Rijk.

Door de weldadigheid der natie, door de krachtdadige medewerking van U Ed.Mog., en door den loffelijken ijver der autoriteiten en ambtenaren, zijn de rampen, bij den jongsten watervloed veroorzaakt, reeds merkelijk gelenigd, en zullen al de dijkwerken zich spoedig in weerbaren staat bevinden.

De commissie, welke door Mij is benoemd geweest tot onderzoek der beste rivier-afleidingen, heeft hare gewichtige taak voleindigd, en zal Mij eerlang haar verslag aanbieden.

De verbetering en nieuwe aanleg van communicatien worden met kracht voortgezet.

Het stelsel, voor de gevangenissen aangenomen, ontwikkelt zich meer en meer, en zal weldra volkomen gevestigd zijn.

De reglementen op de zamenstelling der provinciale Staten, en op het bestuur der steden en ten platten lande, hebben eene herziening ondergaan.

De beschikkingen dier reglementen, betreffende de oefening van het stemregt, en de bevoegdheid om deel te nemen aan de provinciale en plaatselijke besturen, moesten, op het einde van het tiende jaar na de afkondiging onzer Grondwet, een deel derzelve uitmaken; het was dus belangrijk, daar in bij tijds die verbeteringen te brengen, welke de ondervinding als wenschelijk had doen kennen.

Onze buitenlandsche bezittingen zijn het onderwerp Mijner bijzondere aandacht; Mijne pogingen zijn daar henen gerigt, om, behoudens de bevordering harer inwendige welvaart, van dezelve voor Nederland en de nederlandsche nijverheid de meest mogelijke voordeelen te verkrijgen; in sommige dier bezittingen zijn de uitgaven, ten gevolge van oorlogen, en van kostbare maatregelen van het bestuur aldaar, te hoog gedreven en hebben op den geldelijken toestand eenen ongunstigen invloed gehad; lk heb aanstonds middelen daargesteld om dien te matigen, en wijders nuttig, geoordeeld, eenen bijzonderen commissaris derwaarts te zenden, ten einde de vasthouding aan de gegevene bevelen tot spaarzaamheid en orde, in de bijzonderheden te verzekeren. Hoezeer er dus hoop bestaat, dat die invloed weldra geheel zal kunnen wijken, zal het evenwel noodzakelijk zijn, dat het moederland, door zijn crediet, tot opbeuring te hulpe komen, en Ik meen daartoe op de medewerking van U Edel Mog. te mogen rekenen.

De onderscheidene takken van ’s Rijks inkomsten hebben, over het geheel genomen, op eene voldoende wijze in de behoeften voorzien. De veranderinen, laatstelijk in de indirecte belastingen daargesteld, beantwoorden aan de verwachting en vermeerderen de opbrengst, niettegenstaande de wezenlijke verligting, welke daarbij tevens aan den landbouw en handel verzekerd is. Afle zwarigheden, ten aanzien van de invordering der personele belasting en van de accijnsen, zijn, ten gevolge der ondervinding, nagenoeg verdwenen. Zij waren, bij de invoering van een nieuw stelsel, onvermijdelijk, doch het wegnemen derzelve is steeds het voorwerp Mijner ernstige zorg geweest. Het is met die bedoeling, dat Ik, na geraadpleegd te hebben de Staten der provinden, en gebruik makende van de magt, Mij bij de wet gegeven, den uitkoop van den accijns op het Gemaal meer algemeen heb ingevoerd. De wijze, waarop deze beschikking is ontvangen, geeft grond om te vooronderstellen, dat zij in alle opzigten aan Mijn oogmerk zal voldoen.

Het is Mij aangenaam, aan U Ed.Mog. geen minder voordeelig verslag te geven van den staat van ’s rijks geldmiddelen. Niettegenstaande de buitengewone uitgaven, welke een noodwendig gevolg zijn van de ramp, die ons in den aanvang van dit jaar getroffen heeft, zal het bedrag der begrooting, die eerstdaags aan Uwe vergadering zal worden voorgelegd, Mij in staat stellen aan de lasten Mijner beminde onderdanen op nieuw eenige verligting toe te brengen.

De verrigtingen van het Amortisatie-Syndicaat zullen het tevens mogelijk maken, met eenige ruimte, de aflossing en vernietiging der schuld te bevorderen.

Het nederlandsche muntstelsel wordt regelmatig ingevoerd. De inwisseling en het buiten omloop brengen van de fransche species zijn, krachtens de jongste wetsbepalingen, tot stand gebragt, zonder op eenig punt grond tot wezenlijke klagten te geven. Met de vervaardiging van nieuwe muntspecien wordt gestadig voortgegaan, en tot meerder gemak van de dagelijksche handelingen, stel ik Mij, op veler verlangen, voor, aan U Ed.Mog. het ontwerp voor te dragen, om het getal Onzer gouden munten met nog een stuk te vermeerderen.

De ijverige werkzaarnheden der Staatscommissie, tot redactie der nationale wetgeving, zullen Mij gelegenheid geven, aan Uwe vergadering wederom belangrijke gedeelten dier wetgeving aan te bieden.

Nog eenige andere onderwerpen zullen de aandacht van U Ed.Mog. in deze zitting bezig houden. Ik opene dezelve met het gegrond vooruitzigt, dat zij, niet minder dan de vorigen, tot ‘s Lands welzijn strekken zal. Ik ondervinde met een levendig genoegen, hoe alle Onze landgenooten zich, meer en meer, met hartelijke liefde en vertrouwen, scharen om den Nederlandschen Troon; aldus ondersteund, Ed.Mog. Heeren, kunnen onze vereenigde pogingen, onder den Goddelijken bijstand, en het blijvend genot van den zegen des vredes, niet falen in de bevordering van het heil van het dierbaar vaderland.

Troonrede van 18 oktober 1824

Edel Mogende Heeren!

Het is Mij aangenaam, uwe tegenwoordige zitting te openen met de mededeeling, dat, behoudens het gemeen overleg met U Ed.Mog., eene echtverbintenis van Mijnen beminden tweeden Zoon met de jongste Dochter van den Koning van Pruissen, is ontworpen, die, onder den Goddelijken zegen, het geluk van Mijn Huis, en in het bijzonder van Mijnen Zoon, vermeerderen en de banden van bloedverwantschap en vriendschap nog zal versterken, welke tusschen Mij en Mijnen doorluchdgen bondgenoot bestaan.

Sedert uwe laatste vergadering zijn niet alleen de aangenaamste betrekkingen en de meest vredelievende gevoelens, tusschen dit Rijk en alle de Mogendheden van Europa, onderhouden, maar zelfs verlevendigt zich de hoop, dat, door vriendnabuurlijke verstandhouding, aan den handel eenen vrijeren loop, en aan de voortbrengselen van onzen grond en van ons fabrijkwezen, ruimere uitwegen zullen worden bezorgd, dan verbodswetten of beperkingen ooit geven kunnen.

Als een vernieuwd blijk van den milden geest, die Nederland beheerscht, is, ten gevolge eener voorloopige schikking, welke het vooruitzigt verschaft op eene meer algemeene overeenkomst, aan de schepen van een Onzer bondgenooten, voor het oogenblik, hetzelfde voorregt toegekend, dat bij de wet aan de Nederlandsche scheepvaart is geschonken; deze gelijkstelling is op wederkeerigheid gegrond.

Onze handelsbetrekkingen, zoo in als buiten Europa, worden door gepaste maatregelen bevestigd en vermeerderd.

De vaderlandslievende inrigting, welke in den loop van dit jaar, door eene algemeene en krachtige medewerking van alle klassen van ingezetenen, is tot stand gekomen, zal, zoo Ik hoop, niet vruchteloos beproeven, om, met een ruim en welbestuurd geldvermogen aan landbouw en fabrijken, aan handel en scheepvaart, een nieuw leven te schenken.

Daartoe zullen ook kunnen medewerken de uitbreiding onzer bezittingen in Oost-Indie, ten gevolge van het laatstelijk met het Rijk van Groot-Brittannien gesloten traktaat, en de rust en orde, die bij voortduring aldaar en in onze West-Indische volkplantingen genoten worden.

De inwendige welvaart van ons land heeft toegenomen; de inrigtingen en verordeningen, welke tot bevordering van dezelve en tot verzekering van orde in het bestuur zijn daargesteld, hebben meer en meer vastheid gekregen, en beantwoorden in het algemeen aan de verwachting.

Het hooger en lager onderwijs gaan voort, hunne nuttige uitwerkselen te verspreiden.

De schoone kunsten bloeijen.

De vruchten des velds zijn wederom overvloedig geweest.

De toegenomen daling der graanprijzen heeft een nader onderzoek omtrent de belangen der landbouwers, in verband met die der gebruikers, noodzakelijk gemaakt, en Ik vertrouw op de medewerking van U Ed.Mog. tot daarstelling van de middelen, welke Mij toeschijnen te zullen kunnen beantwoorden aan het verlangen, Mij dienaangaande door uwe vergadering te kennen gegeven.

Ondertusschen worden vele takken van volksbestaan door den overvloed der levensmiddelen begunstigd, en alles, wat tot het ruim doen vlieten van de bestaande, en tot het opener van nieuwe bronnen van nijverheid leiden kan, is het voorwerp van Mijne gestadige zorgen.

De aanleg van noodzakelijke of nuttige communicatien en de verbetering der reeds bestaande, blijven Mijne aandacht tot zich trekken.

Mijn wensch om de uitvoering der wetten op de nationale militie, die thans overal zonder eenig bezwaar geschiedt, ook wegens het verledene van moeijelijkheden te ontheffen, zal tot eene voordragt aan U Ed.Mog. aanleiding geven.

Ik hoop insgelijks, in deze zitting een ontwerp van algemeene wet op de Schutterijen aan uwe vergadering te kunnen aanbieden. Deze vaderlandsche instelling, die volgens den wil der Grondwet zoo veel tot de kracht van den Staat moet toebrengen, behoort niet langer achterwege te blijven.

In de laatstvoorgaande zitting is door U Ed.Mog. een voorstel aangenomen, dat de strekking had, om eene nieuwe verligting toe te brengen aan de lasten Mijner onderdanen.

Verdere overwegingen hebben Mij de mogelijkheid van nog grootere besparingen doen erkennen, en lk achte Mij gelukkig, aan uwe vergadering te mogen aankondigen, dat het bedrag der begrooting van de uitgaven voor het volgend jaar, tot de tweede afdeeling behoorende, welke eerstdaags aan U Ed.Mog. zal worden voorgelegd, eene vermindering van opcenten zal toelaten, die, ten aanzien van de grondbelasting, aanzienlijk zal kunnen zijn. De eerste rekening van het Amortisatie-Syndikaat is onlangs door de algemeene vergadering opgenomen. Hare beraadslagingen brengen de overtuiging mede van de nuttige werking dier instelling. Zij zullen Mij gelegenheid geven, aan U Ed.Mog. voor te dragen, om eene som van twee millioenen guldens tot aflossing en vernietiging van schuld aan te wenden.

Twee andere voorstellen zullen insgelijks de aandacht van U Ed.Mog. bezig houden, de bespoediging namelijk der invoering van de Nederlandsche Munt, en geschikte maatregelen om het lot der uitgestelde schuld op eenen meer vasten voet te regelen.

lk ga voort met de overweging van alle gepaste middelen, die tot de meestmogelijke bezuiniging en vereenvoudiging in het beheer der geldrniddelen kunnen leiden. Een algemeen reglement op de comptabiliteit, hetwelk daartoe zeer veel moet toebrengen, zal, met den aanvang van het volgend jaar in werking zijn gebragt.

In het bestuur der ontvangsten hebben gewigtige veranderingen plaats gehad, waarvan ik goede uitkomsten verwachte.

De opbrengst der directe belastingen zal, over het loopend jaar, vrij voldoende zijn. De voortgaande werkzaamheden van het kadaster en de allengskens vermeerderende regelmatigheid in de aangifte en schattingen, zullen de nog bestaande ongelijkheid doen verminderen.

Ook andere middelen beantwoorden aan de verwachting; doch ten aanzien van sommigen wordt van de zachtheid der wetten misbruik gemaakt ten nadeele van den eerlijken ingezetene. Ik ben bedacht om hierin te voorzien, en zal daartoe, met vertrouwen, de medewerking van U Ed.Mog. inroepen. Het tarief der in- en uitgaande regten zal eenige wijziging moeten ondergaan in het belang der nationale nijverheid, en in het bijzonder van den landbouw.

De doelmatigheid der jongste verordeningen omtrent de hypotheekregten blijkt reeds door de ondervinding; de opbrengst is beter dan in vorige jaren, en de verpligting aan den verkrijger, omtrent de overschrijving opgelegd, bevedigt hem tegen de gevolgen van kwade trouw, of van onvoorzigtigheid der vroegere bezitters.

De laatste bepalingen omtrent de heffing der regten van zegel, registratie en successie zijn thans in volle werking, en alles doet vooruitzien, dat ook, in dezen, het oogmerk der wet volkomen zal worden bereikt.

U Ed.Mog. zullen met genoegen vernemen, dat geheel het overig gedeelte van het ontwerp van Burgerlijk Wetboek, in de tegenwoordige zitting zal kunnen worden afgedaan, behoudens de titels, waarmede het IVde boek, na de afwerking van de manier van procederen, mogt zijn aan te vullen. lk vestig bijzonderlijk de aandacht van U Ed.Mog. op het stelsel der hypotheken, hetwelk zich door eenvoudigheid en duidelijkheid aanbeveelt. Eene commissie is door Mij benoemd, aan welke ik de eindelijke opstelling heb opgedragen van de manier van procederen, zoo in burgerlijke als in lijfstraffelijke zaken, mitsgaders van het Wetboek van Koophandel, zoo dat het belangrijk tijdstip met rassche schreden nadert, waarop de nationale wetgeving zal kunnen worden ingevoerd.

Zoo moge ieder jaar der herstelling onzer onafhankelijkheid nieuwe weldaden voor Nederland aanbrengen; aan Mijnen standvastigen ijver zal het daartoe, onder Godes hulp, niet ontbreken, en van de duurzame medewerking van U Ed.Mog. houde Ik mij overtuigd.

Troonrede van 20 oktober 1823

Edel Mogende Heeren!

Wij mogen, dank zij de algoede Voorzienigheid!, ons wederom ontmoeten onder het voortdurend genot van de weldaad des vredes.

Elk Nederlander, die onbevooroordeeld om zich henen ziet, merkt, met erkentenis, de voorregten op, welke op zijnen vrijen en herbergzamen grond genoten worden.

Onze betrekkingen met alle de Mogendheden van Europa dragen steeds de kenmerken van wederkeerige vriendschap en welwillendheid.

De inwendige gesteldheid van Ons Rijk laat Ons toe, gestadig werkzaam te zijn aan de voltooijing der grondwettelijke instellingen, en aan de bevordering van het geluk des volks.

De goede voortgang der studien op de hooge scholen, de verspreiding der voordeelen van het lager onderwijs, en de bloei der schoone kunsten, blijkbaar.

Het tegenwoordige jaar heeft zich, niet minder dan de vorige, door een voordeeligen oogst gekenmerkt.

Een naauwgezet onderzoek van de belangen der landbouwers, in verband met die der gebruikers, heeft Mij tot de overtuiging geleid, dat de tusschenkomst der wet daarin niet vereischt wordt. De stukken, tot dat onderzoek betrekkelijk, zullen worden gedrukt en aan U Ed.Mog. medegedeeld. In de provincie Groningen vestigt zich eene maatschappij van landbouwers die een stelsel van crediet gaan oprigten op hunne eigendommen en de zelver vruchten. Hun doel is, om zich, altijd, tegen matige renten, gereede gelden te verzekeren, die zij daarna achtervolgens en gemakkelijk kunnen aflossen. Indien deze proeve wel slaagt, zullen andere provincien gewisselijk dat voorbeeld volgen, en, in de verlegenheid, waarin vele landbouwers zich , vooral in het afgeloopen jaar, bevonden hebben, zal dan voor het vervolg worden voorzien.

De geringe prijs, voor welke de levensmiddelen verkrijgbaar blijven, begunstigt ondertusschen alle de ondernemingen der volksnijverheid. Maar, hoe grooter de vruchtbaarheid van den grond en de werkzaamheid der ingezetenen is, hoe meer zorg er moet worden gedragen voor een regelmatig vertier naar buiten’s lands, hetwelk handel en scheepvaart levendig houdt,en steeds nieuw voedsel geeft aan Onze betrekkingen tot andere natien. De overtuiging van deze waarheid heeft, bij eene der wetten van de laatst voorgaande zitting, een middel doen vaststellen, om kracht en nadruk bij te zetten aan de onderhandelingen met andere Mogendheden over die gewigtige belangen. Deze onderhandelingen konden, uit haren aard, niet dan langzaam voortgaan. Eenige derzelve zijn in zulk eenen staat, dat men zich eenen niet ongunstigen uitslag mag beloven.

Tot hiertoe, heb Ik mij slechts éénmaal gedrongen gezien, om, door wederkeerige behandeling, den invoer van naburige voortbrengselen te beletten te beperken. Met leedwezen ben Ik tot deze afwijking van Onze milde beginselen overgegaan; het zoude mij hoogst aangenaam zijn, indien de zelve de herleving dier beginselen bij anderen bevorderen, en dus kortstondig wezen mogt.

In de overzeesche bezittingen heerschen, over het algemeen, orde, welvaar en rust.

De voortzetting der vroeger aangevangen werken van algemeen nut geschiedt onder gunstige vooruitzigten, en meer andere worden ondernomen ter verbetering en volmaking der groote communicatien van het Rijk.

De begrooting der uitgaven voor het volgend jaar, tot de tweede afdeeling behoorende, is gereed om aan U Ed.Mogenden te worden voorgelegd; op dezelve komen nieuwe posten voor, die een noodzakelijk gevolg zijn de invoering van het tegenwoordig stelsel van belastingen en der wetsbepalingen, op het einde van het vorig jaar daargesteld. Daarentegen is er gelegenheid gevonden tot bezuiniging op andere posten, zoo dat geene ver meerdering van opcenten zal noodig zijn.

Het Amortisatie-Syndicaat voldoet aanvankelijk aan het oogmerk zijne instelling. Eene inschrijving op deszelfs schuldbekentenissen is met Mijn goedkeuring geopend, tot krachtdadige bevordering het doel der wet, om de lasten Mijner beminde onderdanen, zoodra mogelijk, te verligten. De uitkomst heeft een vernieuwd en aangenaam bewijs opgeleverd van het algemeen vertrouwen, en U Ed.Mog. zullen met genoegen vernemen dat, met den aanvang van het volgend jaar, het bij de wet bepaald gedeelt der Syndicaats-opcenten dienvolgens zal kunnen worden opgeheven. Mijne aandacht blijft onafgebroken gevestigd op de middelen, welke, behoudens een goed en regelmatig beheer, nog kunnen worden aangewend tot uitbreiding van vereenvoudiging en spaarzaamheid; onderscheiden maatregelen zijn daartoe door Mij genomen en voorbereid, van welke Ik mij eene goede uitkomst belove.

De invoering van het nieuw stelsel van belastingen heeft, zonder wezenlijke botsingen, plaats gehad, doch is verzeld geweest van moeijelijkheden, dit onafscheidelijk zijn van nieuwe regten. De opbrengsten van het eerste jaar, waarover nog geen volledig oordeel te vellen is, zullen waarschijnlijk daar mede in verband staan. Van de zachtheid der wettelijke voorschriften is, hier en daar, misbruik gemaakt, om de gewenschte evenredigheid van laste te ontduiken. De gedane teregtwijzingen, het pligtgevoel, en de aanstaand aanzienlijke vermindering der opcenten op de personele belasting, zullen, zoo ik hoop, die evenredigheid herstellen. Doch indien deze billijke verwachting mogt falen, zal ik, met vertrouwen, strengere verordeningen aan U Ed. Mogenden voordragen, en alzoo Mijne minvermogende onderdanen waarborgen, tegen den last, welke anders, in de gevolgen, op hunne schouderen zoude terugkeeren.

De opbrengst der regten op het zegel, de registratie, griffie, hypotheken en successien was geraamd naar de, aan Uwe vergadering, in hare vorige zitting, voorgedragene wijzigingen; het niet tot stand komen derzelve heeft een’ wezenlijken invloed daarop gehad. Aan U Ed.Mog. zullen eerlang nadere voorstellen worden aangeboden, om dezen tak van inkomsten, voor het volgende aar, aan de verwachting te doen beantwoorden.

Ook zal deze zitting, zoo Ik vertrouwe, het gewigtig onderwerp der nederlandsche wetgeving merkelijk doen vorderen. Uwe raadplegingen over het Burgerlijk Wetboek stellen Mij in staat, om, reeds dadelijk, onderscheidene ontwerpen van wetten aan U Ed.Mog. aan te bieden, waardoor, met uitzondering van de stoffe van het pandregt, het tweede boek voltooid zal zijn. Naar mate U Ed.Mog. in het voorbereidend onderzoek van het oorspronkelijk ontwerp zullen voortgaan, zal de zamenstelling der overige gedeelten, met gelijken ernst en nadruk, geschieden.

Uwe tegenwoordige vergadering, die Ik hiermede voor geopend houde, zal gewisselijk nieuwe blijken opleveren van de eenstemmigheid Onzer bedoelingen en inzigten, tot bevordering van den voorspoed van Ons dierbaar vaderland.

Troonrede van 21 oktober 1822

Edel Mogende Heeren!

Bij het openen uwer vergadering is het Mij bijzonder aangenaam, U Ed.Mog. wederom de verzekering te kunnen geven, dat onze buitenlandsche betrekkingen, wederzijds, door vriendschappelijke onderhandelingen, gestadig zijn aangekweekt. Wij hebben stof tot dankbaarheid wegens het voortdurend genot van den dierbaren vrede, en mogen het streelend vooruitzigt koesteren op het behoud van dien zegen.

Ook de inwendige welvaart der Nederlanden heeft toegenomen. De voortbrengselen van den landbouw zijn, over het algemeen, overvloedig geweest; de weldadige invloed van de daaruit ontstane lage prijzen heeft zich in de huisgezinnen der minvermogenden verspreid. Vele landbouwers hebben daarentegen door diezelfde oorzaak geleden; hunne belangen, in verband met die der gebruikers, zijn reeds op Mijn last opzettelijk onderzocht; en het verslag deswege houdt Mijne ernstige overwegingen gaande.

Wanneer in handel en zeevaart en in de menigvuldige bedrijven, aan welke dezelve leven en kracht bijzetten, het evenwigt nog niet hersteld is, dat de gebeurtenissen van een vroeger tijdvak hebben verbroken, zoo mogen de gematigdheid en mildheid, van welke onze onlangs herziene wetten getuigenis dragen, ons op goede gronden eene betere uitkomst doen hopen. Vele takken van nationale nijverheid zullen daardoor bevorderd worden; en alle zullen begunstiging kunnen vinden in de algemeene nationale instelling, waartoe Ik de domeinen, Mij, bij de wet, in eigendom toegekend, denk aan te wenden.

De kunsten en wetenschappen bloeijen; het lager onderwijs verspreidt zijne weldaden meer en meer onder alle standen.

Vele werken van algemeen nut zijn ondernomen, of worden met nadruk voortgezet. Uit de voorstellen, aan Uwe Vergadering te doen, zal aan U Ed.Mog. kenbaar worden de wijze, waarop ik meene, dat door het Rijk, in het algemeen belang, tot dezelve moet worden bijgedragen.

De groote wegen der eerste klasse zijn in gocden staat, en in zoodanige provincien, welke de maatregelen van ’s Lands Regering ondersteund hebben, is ook de gesteldheid der groote wegen van de tweede klasse aanmerkelijk beter dan te voren. Wanneer de achterlijke provincien, door eigen overtuiging, het nut dier maatregelen zullen inzien, dan is er gegronde hoop, dat, binnen weinige jaren, de staat van alle bedoelde wegen niets te wenschen zal overlaten.

Het onderzoek nopens de beste afleidingen, welke aan de wateren van den Rijn en deszelfs takken zouden kunnen gegeven worden, gaat voort, met zoo veel spoed, als het groot gewigt der zaak, en de daartoe noodzakelijke opnemingen, het toelaten.

Men houdt zich onafgebroken bezig met het voltooijen en allengs in werking brengen van het stelsel, omtrent de inrigting der gevangenissen aangenomen; de voordeelige uitkomst daarvan zal reeds met het aanstaande jaar voelbaar worden.

Op Onze overzeesche betrekkingen hebben de omstandigheden van den algemeenen handel derzclver invloed ultgeoefend. In de voornaamste der Nederlandsche kolonien vermeerdert desniettemin de inwendige welvaart, en worden de tevredenheid en het volksgeluk meer en meer op hechte grondslagen bevestigd. Na de roemrijke overwinning, door Onze zee- en landmagt in Oost-Indie behaald, is de rust nergens gestoord noch zelfs bedreigd geworden, en onafgebroken blijft zich de zorg van het bestuur daar henen strekken, dat, ook in de verst afgelegene gewesten, ieder Mijner onderdanen steeds de bewustheid hebbe, van te leven onder welwillende bescherming, van een krachtig, en tevens vaderlijk gezag.

De jongste vergadering van U Edel Mog. was vruchtbaar in belangrijke financiele raadplegingen. De tegenwoordige zal, zoo Ik mij vleije, bijdragen tot volmaking van hetgeen in vroegeren verordend is.

De raming der inkomsten, behoorende tot de tweede afdeeling der begrooting, welke aan U Edel Mog. staat aangeboden te worden, zal gegrond zijn op het nieuw aangenomen stelsel van belastingen, dat met den aanvang van het volgend jaar zal worden ingevoerd. Alle voorbereidende maatregelen worden genomen, om den overgang daartoe, regelmatig en zonder botsing, te doen plaats hebben.

Een voorzigtig bestuur zal de zwarigheden, die van alle nieuwe instellingen onafscheidelijk zijn, te boven komen, en den weg banen om de opbrengsten tot die hoogte te brengen, welke alle financiële zorgen voor de toekomst kan doen verdwijnen.

Mijn bestendig verlangen om de lasten rnijner beminde onderdanen, zoo veel mogelijk, te verligten, heeft mij niettemin, bij aanhoudendheid, doen bedacht zijn op schikkingen en bezuinigingen, die de uitgaven, begrepen in de tweede afdeeling der begrooting, over het aanstaande jaar, zouden kunnen doen beperken.

De berekening dier uitgaven, welke aan Uwe Vergadering zal worden voorgelegd, is beneden de raming over het loopende jaar, niettegenstaande de rente van de nieuwe schuld, voor buitengewone behoeften gecreëerd, daar in is moeten worden opgenomen. Eene vermindering van opcenten zal dus mogelijk zijn.

De middelen tot voorzlening in de behoeften, welke reeds in de vorige zitting ter kennis van Uwe Vergadering gebragt zijn, zullen gelijktijdig, en in verband met de begrooting, aan U Ed.Mog. worden opgegeven. Zij zullen een gedeelte uitmaken van een ontwerp van wet, hetwelk, in het algemeen ten oogmerk heeft, meer doelmatige, en voor de schatkist, zoo wel als voor de ingezetenen, meer voordeelige bepalingen, omtrent somrnige geldelijke staats-inrigtingen en belangen, daar te stellen.

De ineensmelting van het binnenlandsch lastgeld met de belasting op de patenten zal tijdig genoeg aan U Ed.Mog. worden voorgedragen, om over het geheel volgend jaar te werken, en het zal Uwe Vergadering aangenaam zijn te vernemen, dat eene verligting van alle de patentpligtigen daarvan het gevolg zal wezen.

Ik heb met een bijzonder genoegen den voortgang opgemerkt, welke aanvankelijk, en vooral in Uwe laatst afgeloopen zitting, met het belangrijk werk der nederlandsche wetgeving is gemaakt. Ik houde Mij verzekerd, dat U Ed.Mog., op het ingeslagen spoor rustig voortgaande, door kalm en bedaard overleg, de wenschen der natie ten dezen zullen vervullen, zoo spoedig als de aard en gewigt van zulk een werk dit gedoogen.

Eerlang zal ook het wetboek van koophandel aan Uwe beraadslagingen kunnen worden onderworpen. Eene vaderlandsche wetgeving op dat onderwerp zal voor de Nederlanders eene bijzondere weldaad zijn, en Ik ben steeds overtuigd van den ijver van U Ed.Mog., om met Mij mede te werken tot alles, wat het geluk van Mijn bemind volk kan vermeerderen en duurzaam maken.

Troonrede van 15 oktober 1821

Edel Mogende Heeren!

Het strekt mij tot een bijzonder genoegen, U Edel Mog., bij de opening van hunne tegenwoordige vergadering, opnieuw te kunnen mededeelen, dat Onze betrekkingen tot alle Mogendheden, met wederzijdsche welwillendheid, zijn onderhouden. Hoezeer de onlusten, in de Levant gerezen, bekommering hebben verwekt, bestaat er echter gegronde hoop op het behoud van den vrede. De algoede Voorzienigheid bekroone de daartoe aangewende pogingen met Haren zegen. Zij doe de rust herleven overal, waar onlusten heerschen, en schenke Ons de voortduring eener weldaad, die het eerste beginsel is van voorspoed, en dus zoo dierbaar zijn moet aan elk opregt beminnaar van zijn vaderland.

De inwendige gesteldheid van het Rijk levert in het algemeen goede uitzigten op.

De vrees voor een’ min gunstigen oogst is, in de meeste provincien, gelukkig verdwenen; en Wij mogen Ons, over het geheel, ruimte van levensmiddelen en matige prijzen derzelve beloven.

De handel en zeevaart zijn niet achteruit gegaan, en men mag zich met de verlevendiging derzelve, in de toekomst, vleijen. Niettegenstaande den milden invloed van eenige vredes-jaren, bevinden zich alle gedeelten van het fabrijkwezen niet in eenen gelijk voordeeligen toestand; zeer belangrijke onder dezelve hebben echter, in de laatste tijden, sterk in levendigheid gewonnen, en over gebrek aan arbeid, kan weinig, met grond, worden geklaagd.

In het verslag, hetwelk onlangs aan U Ed.Mog. is ingeleverd, zullen zij de bewijzen hebben aangetroffen van den ijver, met welken de wetenschappen worden beoefend, en van de snelle uitbreiding der weldaden van cen doelmatig onderwijs onder de minvermogende volksklasse. Ook van den steeds toenemenden bloei der fraaije kunsten, heeft menige eervolle wedstrijd, en meer dan eene tentoonstelling, getuigd.

De gewestelijke, stedelijke en landelijke besturen nemen dagelijks een’ meer geregelden en vasten gang; de verbeteringen, welke de ondervinding te deze aan mijne zorg aanbeveelt, maken een onderwerp uit mijner ernstige overwegingen.

De communication tusschen de onderscheidene gedeelten van het Rijk worden meer en meer gemakkelijk gemaakt; die tusschen de beide residentien is aanmerkelijk verbeterd, en ik voede de hoop, dat, door de medewerking der belanghebbende gewesten, aan handel, landbouw en nijverheid, eene nieuwe bron van voorspoed zal kunnen worden geschonken, door den aanleg eener vaart tusschen ’s Hertogenbosch en Maastricht.

Onder de verbeteringen, waarop de zucht voor het welzijn Mijner onderdanen, Mijne aandacht gevestigd houdt, zijn als hoogstgewigtig te beschouwen de afleidingen, welke aan de wateren van den Rijn, en deszelfs takken, zouden kunnen worden gegeven, om voor te komen de onheilen, waarmede een aanzienlijk gedeelte van het Rijk, bij ijsgang en hooge vloeden, steeds bedreigd is. Deze aangelegenheid is thans het voorwerp van een opzettelijk onderzoek.

De inrigting der gevangenissen, was Mij sedert lang voorgekomen, vatbaar te zijn voor nuttige wijzigingen. Ik heb dezelve in alle hare bijzonderheden doen nagaan, en het verslag deswege heeft Mij in mijne meening bevestigd, indien het stelsel, hetwelk, dien ten gevolge, bij Mij in overleg is, en waarvan Ik reeds eenige groote omtrekken heb aangenomen, in al deszelfs onderdeelen uitvoerlijk mogt worden bevonden, dan zal daaruit niet alleen verbetering van den zedelijken toestand der gevangenen voortvloeijen, maar tevens, op den duur, bezuiniging voor de schatkist ontstaan. Ik zal aan het verwezenlijken van dat denkbeeld, door achtervolgends te nemen proeven, doen arbeiden.

Onvoorziene rampen hebben sommige oorden in onze overzeesche bezittingen getroffen, doch het laat zich aanzien, dat zij de gevolgen daarvan spoedig zullen kunnen te boven komen, en wij mogen Ons vleijen, dat het gewigt, hetwelk Nederlands betrekkingen met Oost-Indie thans reeds op de schaal des algemeenen handels hebben, nog zal toenemen en vermeerderen. Het is voor mij niet minder aangenaam aan U Ed.Mog. kennis te geven, dan het voor uwe vergadering zijn zal te vememen, dat de haar aan te bieden raming der inkomsten, met die der uitgaven, voor de tweede afdeeling der begrooting, over het volgend jaar, in eene gewenschte evenredigheid staat. Deze uitkomst, waarvan de natie het volkomen genot zal hebben, zoodra het nieuw financieel stelsel in werking zal komen, is intusschen grootelijks voorbereid, eensdeels door de bezuinigingen, welke Ik voortga allerwege te doen daarstellen, voor zoo verre ’s Rijks welbegrepen belangen zulks gedoogen, en anderdeels door Mijn voornemen, om, tot bestrijding van sommige behoeften, welke anders uit de begrooting zelve zouden moeten gevonden worden, alsmede tot dekking van achterstanden en geheel buitengewone uitgaven, afzonderlijke middelen aan U Ed.Mog. voor te dragen. Die middelen zullen, noch tot vermeerdering der nationale schuld, noch tot bezwaar der ingezetenen behoeven te leiden.

De bijzondere ordonnantien, welke, naar aarleiding der jongste financiële wet, moeten worden daargesteld, zijn voor het grootst gedeelte reeds ontworpen, en zullen, zoodra doenlijk, aan U Ed.Mog. worden voorgelegd. Bij de zamenstelling derzelve wordt bestendig in het oog gehouden de bedoeling, om het belang der schatkist met het minst mogelijk bezwaar voor de schatpligtigen te vereenigen.

De opbrengst der middelen over het loopende jaar belooft eene uitkomst gelijk aan die over het voorgaande. Indien enkele middelen zijn vooruit gegaan, hebben andere daarentegen, verloren, en de ondervinding van dit jaar staaft dus op nieuw de noodzakelijkheid, die er bestond, om het stelsel te herzien, wilde men een einde maken aan het jaarlijksch te kort, hetwelk den best zaamgestelden Staat eindelijk zoude te gronde brengen.

Ik heb mij verblijd in uwe laatste zitting de zwarigheden te zien verdwijnen, welke zich aanvankelijk hadden opgedaan, opzigtelijk de wijze, waarop het ontwerp van burgerlijk wetboek zoude worden onderzocht. Van Mijne zijde heb ik getracht het gemeen overleg met de Staten-Generaal, te dien aanzien, te bevorderen. Weldra zullen aan uwe vergadering, over zeer gewigtige punten tot dat wetboek behoorende, welke reeds bij haar in overweging zijn geweest, nieuwe ontwerpen worden voorgedragen. Ik rekene op Uwe voortdurende medewerking in het bevorderen van ’s Lands belangen, omtrent dit en de verdere onderwerpen, welke, in den loop dezer zitting, nog ter tafel van U Ed.Mog. zouden kunnen worden gebragt.

Troonrede van 16 oktober 1820

Edel Mogende Heeren!

Sedert de laatste reize, dat Ik in uwe vergadering verschenen ben, heeft Mijn Huis twee smartelijke verliezen geleden.

Mijne geliefde Zuster, de Hertoginne Douanière van Brunswijk-Lunenburg, en Mijne Hooggeachte Moeder, de Prinsesse Douanière van Oranje-Nassau, geboren Prinsesse van Pruissen, zijn Mij door den dood ontrukt; Hare nagedachtenis, voor Mijn hart zoo belangrijk, is verknocht met herinneringen aan deugdzame en grootmoedige beginselen, door beide zoo getrouwelijk beoefend.

Van eenen anderen kant, is Mijn Huis ook wederom op nieuw gezegend door de geboorte van eenen derden Telg van Mijnen beminden oudsten Zoon, den Prins van Oranje.

De gevoelens van deelneming in Mijne smart, zoo wel als in Mijne vreugde, door de Nederlanders, bij die gelegenheden zoo ondubbelzinnig aan den dag gelegd, zijn door Mij op hoogen prijs gesteld; zij kunnen zich overtuigd houden, dat Ik steeds zal volharden in die bedoelingen, waardoor Ik den voorspoed en het geluk van Mijn volk meer en meer hoop te bevestigen.

Bij de opening uwer tegenwoordige vergadering, begin Ik met de mededeeling, dat onze buitenlandsche betrekkingen, met wederkeedge welwillendheid, zijn onderhouden.

Het strekt Mij tot een genoegen, U Ed.Mog. te kunnen verzekeren, dat Ik alle hoop blijve voeden voor het behoud van den, voor ons, zoo dierbaren vrede.

Door vriendschappelijke onderhandelingen met het britsche gouvernement, is het Mij mogen gelukken, eene schikking daar te stellen, welke, door Mijnen Hoogen Bondgenoot, den Koning van Groot-Brittannie, is gesanctionneerd, volgens welke, eene nadere wijziging is gegeven aan het eerste artikel der overeenkomst, regelende den handel der nederlandsche grondeigenaren en hijpotheekhouders in de volkplantingen van Demerarij, Essequebo en Berbice; waardoor de bevoegdheid van de vaart met de, bij dat eerste artikel, vermelde schepen, nog van eenen nieuwen termijn van vijf jaren wordt vergd.

De pogingen van Mijnen zaakgelastigde te Konstantinopolen, ondersteund door de bemoeiingen van den gezant van Mijnen hoogen Bondgenoot, den Keizer van Rusland, hebben het gelukkig gevolg gehad, dat de Ottomanische Porte Onze oude regten tot de vaart in de Zwarte zee heeft erkend; de nederlandsche vlag heeft zich reeds in die zee vertoond, en Ik vleije Mij, dat nieuwe bron, aan Onze nijverheid geopend, niet onvruchtbaar wezen zal.

Met geen minder genoegen kunnen wij het oog vestigen op de inwendige gesteldheid van het Rijk.

Het provinciaal en plaatselijk bestuur heeft, volgens de bestaande reglementen, eenen geregelden loop, zoo dat, met naauwkeurigheid en zonder overijling, de verbeteringen zullen kunnen worden beoordeeld, waarvoor deze reglementen zouden kunnen vatbaar zijn.

De aanvankelijke invoering van het nieuwe stelsel der maten en gewigten geschiedt onder geene ongunstige voorteekenen.

Met het beste gevolg heeft, wederom dit jaar, de ligting voor de nationale militie plaats gehad; de opgeroepenen voldoen met bereidwilligheid aan hunne verpligtingen.

De organisatie van het geneeskundig onderzoek en toevoorzigt heeft die goede gevolgen, welke van dezelve verwacht worden; onder dezen zijn, in het bijzonder, de gelukkige voortgang der koepok-inënting en de verbeterde uitoefening der geneeskunde ten platten lande te tellen.

De administrate van den Waterstaat heeft eene nieuwe inrigting bekomen; beheer van vele daartoe betrekkelijke werken, de groote wegen daaronder begrepen, is aan de provincien overgedragen, onder de noodige bepalingen, zoo wel opzigtelijk de uitoefening van dat beheer, als omtrent de wijze, om, in de bekostiging dier werken, te voorzien.

Ik voede de hoop, dat deze genomen proeve, door de goede gezindheid en ijverige pogingen der provinciale Staten, aan het oogmerk van derzelver verordening beantwoorden zal, en, gevolgelijk, tot eene bezuinigende en meer verkorte behandeling van zaken kunnen leiden. Intusschen zal de ondervinding, van zelve, de wijzigingen kunnen aan de hand geven, die, ten aanzien der gemaakte bepalingen, nog voegzaam en noodzakelijk zouden kunnen gerekend worden.

De waterkeeringen, die, in den laatsten winter, door stormen, ijsgang en hoog opperwater, zijn bezweken of beschadigd, zijn of worden hersteld. Bij gelegenheid van deze treffende ramp, heeft de natie nieuwe bewijzen gegeven van het weldadig karakter, dat haar zoo bijzonder kenschetst.

De ontginning en bebouwing van woeste gronden wordt, in eenige gedeelten van het koningrijk, met ijver voortgezet, en verschaft aan vele bebehoeftigen werkzaamheid en middelen van bestaan. De belangelooze pogingen dergenen, die zich, tot bevordering van soortgelijke oogmerken, in eene maatschappij hebben vereenigd, verdienen allen lof, zoo wel als de krachtdadige ondersteuning der ingezetenen.

De werken van het maritieme etablissement aan het Nieuwe Diep naderen aan hunne voltooijing.

Met die der groote noordhollandsche-kanaalvaart wordt voortgegaan, in het gegronde vooruitzigt, dat, daardoor niet alleen, voor den handel, de belemmeringen zullen worden opgeheven, waaraan de communicatie van Amsterdam met de Noordzee thans is onderworpen, rnaar tevens ook voordeel en gerijf aan ’s Lands zeemagt aangebragt worden.

Aan de uitvoering der wet, den nederlandschen achterstand betreffende, wordt, op eene regelmatige wijze, de hand gehouden. De commissie, met dezen moeijelijken en omslagtigen arbeid belast, gaat daarin met ijver voort; van Mijne zijde wordt alles aangewend, waardoor eene zoo veel mogelijk bespoedigende afdoening zal te bevorderen zijn.

Het gunstig verslag, hetwelk, even vóór den afloop der laatste Vergadering, en dus nog zoo kort geleden, aan U Edel Mogende is gedaan, heeft dezelve met den staat van het hooger en lager onderwijs en met de goede vooruitzigten, die hetzelve oplevert, genoegzaam bekend gemaakt.

De oogst is bijzonder voorspoedig geweest, zelfs in de meeste dier streken, welke, door overstroomingen, hadden geleden. Hoezeer, daardoor, de landman eenen minderen prijs voor zijne veldvruchten heeft verkregen, en de speculatien van sommigen zijn verijdeld, moet echter de overvloed van het gewas steeds, en in betrekking tot de algemeene volksklasse, als een zegen worden aangemerkt.

De haringvisscherij heeft niet gedeeld in den voorspoed der andere visscherijen.

De nederlandsche handel en zeevaart hebben wel geene aanmerkelijke veranderingen ondergaan; doch, bij eene opmerkzame beschouwing van den staat der zaken, kan het niet twijfelachtig zijn, dat, in deze, bij vergelijking althans met andere natien, over geene verachtering geklaagd kan worden.

De administratie in de kolonien gaat met eenen geregelden tred voort, en kan, bij eene verdere ontwikkeling, heilzame gevolgen voorspehen. Intusschen doen de uitvloeisels van de vaart en den handel op de beide Indien, zich, in voorname steden, en in andere gedeelten van het Koningrijk, zigtbaar gevoelen.

De tentoonstelling der nationale nijverheid heeft mede aan alle niet onbillijke verwachtingen voldaan; de onderscheiden gedeelten van den nederlandschen Staat hebben, wederkeerig, hunnen rijkdom en hunne voortbrengselen van allerlei aard leeren kennen, zoo wel als de uitbreiding, waarvoor hunne kunstvlijt vatbaar is.

De staat van ’s Rijks financien heeft, sedert de opening uwer laatste vergadering, geene aanmerkelijke en, althans zeker, geene ongunstige veranderingen ondergaan.

Het publiek crediet heeft zich staande gehouden; de vermeerderde waarde van ’s Lands publieke fondsen levert daarvan een bewijs op.

De opbrengst der accijnsen, hoezeer, uit deszelfs aard, altijd onzeker zal, bij den afloop van dit jaar, blijken eene voordeeliger uitkomst, dan in het vorige, op te leveren.

Het voorloopig verslag der werkzaamheden van de, door Mij, benoemde commissie tot herziening van het stelsel der In- en Uitgaande Regten en Accijnsen, is het onderwerp mijn ernstige overweging.

Deze overweging levert zoo vele verschillende en belangrijke oogpunten van beschouwing op, dat een rijp onderzoek en overleg, met vermijding van alle overhaasting, vereischt wordt, om tot eene keuze te komen, Of en welke meer of min groote veranderingen of wijzigingen in het thans bestaande stelsel zouden behooren gemaakt te worden.

Voor zoo verre, derhalve, nopens te maken veranderingen, eenige wettelijke bepalingen, gedurende de tegenwoordige zitting, aan U Ed.Mog. zullen kunnen worden voorgedragen en ter conclusie gebragt, zullen echter deze bepahngen op den dienst van 1821 van geenen invloed kunnen zijn.

Op dit beginsel rusten dan ook de fmanciele wetten, welke, bij de te doene voordragt, tot het vaststellen der tweede afdeeling van de begrooting voor den jare 1821, en van de middelen, om de daar in vervatte uitgaven te bestrijden, aan U Ed.Mog. zullen worden aangeboden.

Behalve deze financiele wetten, zal, op nieuw, aan uwe deliberatien worden onderworpen de wet op de schutterijen. Ook zullen ontwerpen van wet, rakende het armwezen, de vondelingen en verlaten kinderen, en eenige andere, welke nog het onderwerp Mijner overwegingen uitmaken, waarschijnlijk aan U Ed.Mog. worden aangeboden.

Bovendien is er nog een gewigtig werk voor U Ed.Mog. te verrigten: Ik bedoele de deleberatien over de nederlandsche wetboeken.

Het ontwerp van het Burgerlijk Wetboek zal, in zijn geheel, eerstdaags, aan U, Edel Mogenden worden aangeboden.

Men houdt zich bezig met het bewerken en voltooijen der verdere wetboeken, in de hoop, dat de staat uwer deleberatien, over het eerstgemelde, Mij in de gelegenheid stellen zal, om dezelve, nog vóór den afloop dezer raadplegingen, aan U Edel mogenden in te zenden.

lk vleije Mij, te mogen verwachten, dat de overweging dier ontwerpen zal worden aangevangen en voortgezet op eene wijze, en met het voornemen, om een genoegzaam en, met het belang der zaak, overeenkomstig onderzoek te doen gepaard gaan met dien spoed en met dien geest van onderlinge overeenstemniing en toegevendheid, dat eene vruchtbare afkomst, aan het nederlandsche volk, het uitzigt opene, van niet lang meer verstoken te zullen zijn van het hem toegezegde en door alle weldenkenden verlangde voorregt, om eene wijze, duurzame en met den gang des tijds overeenstemmende nationale wetgeving daargesteld, en eene daarmede onafscheidelijk verbonden zamenstelling van de regterlijke magt, ingevoerd te zien.

Op deze wijze zal de laatste hand worden gelegd aan eene der voorname instellingen der Grondwet van het Rijk.

De nakoming, geregelde uitvoering en onderhouding dier Grondwet, in alle derzelver voorschriften, met de pligten en regten, daaraan verbonden, is het doel van alle Mijne zorgen en pogingen; en, voor zoo verre, tot bereiking van deze oogmerken, het overleg met de Staten-Generaal en derzelver medewerking vereischt wordt, vertrouwe Ik vastelijk, van de wijsheid vaderlandsliefde van Uw Ed.Mog., daarin, door dezelve, steeds te zullen ondersteund worden.

Openingsrede van 18 oktober 1819

Edel Mogende Heeren!

De Koning heeft ons, den last gegeven, in zijnen naam, de zitting van U Ed.Mog. te openen.

Dien eervollen last komen wij volbrengen, maar, Ed.Mog.Heeren, hoe smartvol is die, welke ons tevens door den Koning is opgedragen, om namelijk van zijnentwege ter kennis van U Ed.Mog. te brengen, het verscheiden van ’s Konings beminde Zuster de Prinses FREDERIKA LOUIZA WILHELMINA, Hertoginne Douanière van Brunswijk-Lunenburg, geboren Prinses van Oranje Nassau.

De diepe droefheid van den Koning heeft hem niet toegelaten om in persoon zoodanige mededeelingen aan U Ed.Mog. te komen doen, als welke, bij iedere zitting, tot de liefde, het vertrouwen, en de dankbaarheid der natie hebben bijgedragen.

De natie zal ’s Konings droefheid gevoelen, Zij zal daarin deelen. Bewust zijn haar de vele deugden van de Prinsesse Louiza, de goedheid en de weldadigheid dier Vorstin, – Zij is niet meer!

Niets zullen wij bij deze treurige woorden voegen. Wij gaan over om aan U Ed.Mog. de voorlezing te doen van de aanspraak, met welke de Koning van voornemen was, de zitting van U Ed. Mog. te openen:

Edel Mogende Heeren!

Ik opene heden Uwe vergadering met eene des te grootere belangstelling, naar mate U Ed.Mog. zullen geroepen worden, om, in deze gewone zitting, te raadplegen over onderwerpen van het allereerste gewigt, waaromtrent de beslissing, als het ware, de laatste hand zal leggen aan de voltooijing van Ons Staatsgebouw.

Bij den aanvang van zulke overwegitigen zal het, vertrouwe Ik, U Ed.Mog. niet minder aangenaam zijn, te vernemen, dan ik genoegen ondervinde, Haar te kunnen mededeelen, dat alle Onze buitenlandsche betrekkingen, op den meest vertrouwelijken en vriendschappelijken voet, bij voortduring, zijn onderhouden geworden, en dat eene vredelievende gezindheid steeds de onderscheiden Mogendheden bezielt. Wij mogen Ons dus, onder inwachting van ‘s Hemels zegen, vleijen, dat eene heilzame rust, onder alle de volken van Europa, zal blijven heerschen.

lk heb, bij de opening uwer vorige zitting, U, Ed.Mog. aangekondigd, dat, in deze tegenwoordige, het ontwerp van de nederlandsche wetboeken zoude kunnen worden aangeboden. Die arbeid, volgens het voorschrift der Grondwet behandeld, zal, bij gedeelten, aan uwe raadplegingen worden onderworpen. Voor elk vrij en onafhankelijk volk is het eene behoefte, eene vaderlandsche wetgeving te bezitten, en het tijdstip zal dus hoogst belangrijk zijn, waarop het geheel zamenstel derzelve, als Staatswet, zal kunnen worden afgekondigd.

Het oogenblik is genaderd, waarop de splitsing van de begrooting der uitgaven van het Rijk in twee afdeelingen moet plaats hebben. Ik heb die splitsing doen voorafgaan door voorbereidende maatregelen, tot invoering van verdere besparingen. In het bijzonder is het in werking brengen van de bepalingen der Grondwet, ten aanzien van den Waterstaat, in diervoege voorgenomen, dat, aan de Staten der provincien, een uitgestrekt beheer zal worden gegeven, over de werken daartoe betrekkelijk. Het denkbeeld, dat, van derzelver huishoudelijk bestuur, goede gezindheid en ijverige behartiging der hun toevertrouwde belangen, gepaste vereenvoudiging en aanzienlijke bezuinigingen te wachten is, heeft verder geleid tot de bedoeling, om ook andere voorwerpen, op gelijke wijze, aan de zorg der Provinciale Staten op te dragen. Op zulke beginselen zijn de ontwerpen ingesteld, welke, op mijn’ last, eerstdaags, aan Ul. vergadering zullen worden aangeboden, zoo van de eerste afdeeling der begrooting van de uitgaven van het Rijk over een tienjarig tijdvak, als van de buitengewone behoeften voor den jare 1820. De meest zorgvuldige overweging heeft, bij de berekening der uitgaven, plaats gevonden. De kosten der landmagt maken steeds een bezwarend’ gedeelte van dezelve uit; maar de verhouding dier kosten tot de benoodigdheden, welke, daarmede, moeten worden bestreden, levert het bewijs op van de spaarzaamheid, waarmede de uitvoering der voorschriften’ van de grondwet, op dat gewigtig onderwerp, is geregeld. Elk Uwer,’Ed.Mog. Heeren, die zich, met mij, plaatst op het standpunt, vanwaar de hoofdbelangen van het volk van Nederland moeten worden overzien, zal wel met mij deelen in den wensch, dat de omstandigheden eene vermindering van dat bezwaar mogten toelaten, maar tevens in de overtuiging, dat Onze ligging en Onze betrekkingen van mij vorderen, om het voorbeeld van de andere mogendheden, ten deze, af te wachten.

Uit de aan Uwe vergadering mede te deelen ramingen van ’s Rijksgewone en buitengewone inkomsten, zullen U Ed.Mog. ontwaren, dat de eerste als voldoende kunnen beschouwd worden, en dat de laatste, in gelijke evenredigheid met de buitengewone behoeften van het volgend jaar, zonder verhooging der bestaande, noch invoering van nieuwe belastingen, zullen kunnen worden opgevoerd. En zoo al het stelsel om onderscheiden, tot nu toe, op de algemeene begrooting van staatsbehoeften gebragte uitgaven, aan de provincien over te laten, tot eenige, door de Staten voor te dragen nieuwe maatregelen, aanleiding moge geven, verwachte ik, dat de daaruit voort te vloeijen last gering zal kunnen wezen.

Het is mij onraadzaam voorgekomen, om, bij het intreden van het eerste tienjarig financieel tijdvak, de schatkist, met eenige uit vroegere diensten voortspruitende en ongedekte uitgaven, bezwaard te laten. De maatregelen daartoe zuflen mede een der eerste onderwerpen van Uwlieder beraadslagingen uitmaken, en ook daarbij zal geene vermeerdering van ’s Rijks middelen in aanmerking behoeven te komen.

De wet vordert, dat, bij deze zelfde gelegenheid, de staat van ’s lands amortisatie-kas aan Uwe vergadering worden medegedeeld. Die mededeeling zal aan U Ed.Mog. doen zien, dat deze instelling, hoezeer slechts sedert weinigejaren in werking, niet alleen het doel bereikt heeft van een’ nuttigen invloed op het vast staan der prijzen van onze publieke fondsen, maar daarenboven aanzienlijke onbezwaarde kapitalen heeft verkregen, ten nutte van de rentheffers van den Staat.

Ik hoop wijders, in den loop dezer zitting, het ontwerp der instructie voor de Algemeene Rekenkamer aan Uwe Vergadering te kunnen inzenden, en daarmede de regeling te voltooijen van al hetgeen, op het stuk der financien, aan de wetgevende magt is voorbehouden gebleven.

Ten aanzien der vast te stellen bepalingen van binnenlandsch bestuur op de weinige onderwerpen, waaromtrent de verpligtingen en voorregten der Nederlanders nog niet, in alle de gedeelten van het Rijk, gelijk zijn, vleije ik mij even zeer, nog, gedurende Uwe tegenwoordige zitting, de medewerking van U Ed.Mog. te kunnen verlangen. De voordeelen van Onze grondwettelijke instellingen moeten door alle Nederlanders gelijkelijk worden genoten. Ook het Groot-Hertogdom Luxemburg, hetwelk, in zijne betrekkingen tot het Duitsche Bondgenootschap, afzonderlijke pligten te vervullen heeft, moet, in het plegtig verbond, tusschen de Nederlanders en hunnen Souverein bestaande, den zekeren waarborg vinden en behouden, dat die pligten altijd in verband zullen staan met de voorregten, aan hetzelve, bij dat verbond, verzekerd.

De vruchten van den landbouw worden, dit jaar, over het algemeen, in meer dan gewonen overvloed, genoten. Zij geven ruime middelen tot gemoetkoming op die enkele plaatsen, alwaar de oogst minder voordeelig is geweest. De ontginningen houden vele eigenaars bezig, en het bestuur is bedacht op middelen tot derzelver krachtdadige aanmoediging.

Belangrijke fabrijken en lands-werken bieden het schouwspel aan eener khmmende werkzaamheid, en zoo de nijverheid en de handel in het algemeen nog lijden aan de gevolgen van eene vroegere overspanning en den geweldigen loop der wereldgebeurtenissen, is er echter, voor den genen, die Onzen toestand, met dien van andere volken, vergelijkt, geene reden, om dezen te benijden of Ons zelven te beklagen. In de kolonien ontwikkelt zich, langzaam, maar met het gewenscht gevolg, de nieuwe administratie. Vaart en handel derwaarts nemen steeds toe in levendigheid. Ik ben te sterk overtuigd van den invloed, welke de bloei van alle takken van nijverheid op den voorspoed van een volk heeft, om, tot vermeerdering daarvan, nict alle mogelijke bescherming te verleenen. De roem, die de nederlandsche trouw nog in alle werelddeelen heeft behouden, laat mij het aangenaam vooruitzigt, dat het niet aan gelegenheden ontbreken zal, om vele, door de omstandigheden, afgeleide bronnen van volksvlijt, allengskens te herwinnen.

Diep doordrongen van het gevoel mijner verpligtingen, om, in alle de handelingen van mijn bestuur, de belangen der Nederlanders in het algemeen voor oogen te houden, en nimmer die van een gedeelte voor te trekken aan die van het geheel, zal ik, met kalmte en vastheid, het voetspoor blijven bewandelen, hetwelk ik mij, met dat inzigt, heb voorgesteld, overtuigd, dat hetzelve, tot het ware geluk van Ons dierbaar vaderland moet leiden, en, in de medewerking van U Ed.Mog., hoop ik steeds het bewijs te mogen blijven aantreffen, dat zij aan mijne gevoelens en bedoelingen regt doen wedervaren.

Troonrede van 19 oktober 1818

Edel Mogende Heeren!

In den loop van dit jaar heeft Mijn Huis een’ nieuwen Zegen ondervonden door de Geboorte van eene tweede telg van Mijn beminden oudsten Zoon den Prins van Oranje. De Nederlanders hebben toen wederom ondubbelzinnig getoond, dat zij die gebeurtenis als een nieuwen waarborg voor het geluk van hun volgend geslacht beschouwden. Zij mogen er op staat maken, dat lk en Mijne kinderen het als Onzen dierbaarsten pligt zullen aanmerken, Onze liefde voor hen, en Onze bezorgdheid voor hunne belangen, ook aan Onze nakomelingen in te boezemen.

lk heb verder het genoegen, bij den aanvang uwer werkzaamheden, aan U Ed.Mog. te kunnen mededeelen, dat de vrede door de algoede Voorzienigheid in Europa is bewaard gebleven. indien, na deszelfs gelukkige herstelling, het verblijf van een bezettingsleger in Frankrijk aanvankelijk gestrekt heeft tot bevestiging van de herboren rust, levert thans de genomene beslissing omtrent den aftogt van dat leger, een aangenaam bewijs op, van de bereiking van dat oogmerk, en, in het eenparig vertrouwen der Souvereinen, de beste waarborg voor eenen duurzamen vrede. De inwendige gesteldheid van dit Rijk levert ook stoffe tot erkentenis op.

De hooge scholen, athenaea en kollegien zijn in geregelde werking, en men is bestendig op alle middelen bedacht, welke die instellingen in luister zoo wel als in nuttigheid kunnen doen toenemen.

Groote toejuiching verdient de wijze, op welke de Landsregering zich door particulieren, zoo wel als door gewestelijke en plaatselijke besturen, ziet bijgestaan in zijne pogingen, om een doelmatig lager onderwijs, hier, voor te bereiden en te vestigen, ginds, uit te breiden en te volmaken.

Het laatste jaar heeft menig heugelijk voorteeken opgeleverd van de herleving der nederlandsche kunst.

Vele takken van volksvlijt ondervinden nog steeds den invloed der gebeurtenissen, die zoo gewigtige veranderingen in uitzigten, vertier en allerlei belangen hebben te weeg gebragt. De landbouw daarentegen is in een gunstigen staat, en deszelfs rijke vruchten dragen niet minder, dan de steeds toenemende vaart op de beide Indiën, bij, om aan den handel die levendigheid en werkzaamheid te geven, waarvan de zigtbaar klimmende welvaart in de voornaamste steden en in andere belangrijke oorden des Rijks het gevolg en het bewijs is.

De staat der armen is verbeterd. De aangeborene rnildadigheld der natie is met loffelijken ijver tot het ware doel geleid. De nuttige instellingen der beleen- en spaarbanken breiden zich meer en meer uit.

De bedelaars werkhuizen zijn in getal vermeerderd. In het ontwerp der algemeene begrooting voor het volgend jaar zullen U Ed.Mog. de voorziening vinden, die voor het onderhoud der vondelingen noodig is; en daar het gemis van eenvormige voorschriften nadeelige twijfelingen had doen ontstaan omtrent de plaats, in welke aan behoeftigen de aanspraak moet worden toegekend, niet om aldaar ondersteund te worden, maar om in de aldaar bestaande en tot ondersteuning bestemde middelen te deelen, zal aan U Ed.Mog. een ontwerp van wet worden voorgesteld, om zulks op eene duidelijke en tevens billijke wijze te bepalen.

Eenige grensscheidingen zijn met onderling genoegen der Provinciale Staten beraamd. Dezelve zullen aan U Ed.Mog. worden voorgedragen. De verevening der plaatselijke schulden zal spoedig zijn afgeloopen en de algemeene regeling der stedelijke rniddelen wacht slechts naar eene wet, welke U Ed.Mog. zal worden aangeboden, nopens de penaliteiten op overtredingen, en de wijze van vervolging.

De uitvoering der wet wegens de nationale militie levert thans, bijzonderlijk door de bereidwilligheid der lotelingen om den van hen gevorderden dienst te doen, weinige of geene zwarigheden op; het getal der genen, welke tot het vervangen van ontbrekenden moeten worden opgeroepen, wordt van jaar tot jaar geringer; echter zullen, met het oogmerk om de middelen van ’s lands verdediging met de belangen der schatkist meer en meer in verband te brengen, aan U Ed.Mog. eenige wijzigingen der bestaande wet worden voorgesteld.

Het vertrouwen, waarmede Uwe Vergadering de jongste financiële wetten heeft bekrachtigd, is met algemeen welgevallen vernomen.

De opening eener aanzienlijke geldleening is beantwoord geworden met het aanbod, binnen korte dagen, van meer dan het dubbelde der verlangde som. Gevoelig aan dit bewijs van kracht en bereidwilligheid, steunende op ’s lands volkomen hersteld crediet, gerust omtrent den toestand van ’s Rijks schatkist, zeker, dat alle verbindtenissen heilig konden worden nagekomen, heb ik mij bemoedigd gevonden, de dadelijk mogelijke bezuinigingen te doen daarstellen, en die, welke in het vervolg eerst zullen kunnen werken, te doen voorbereiden.

Uit de begrooting der staatsbehoeften voor het volgend jaar zullen U Ed. Mog. kunnen beoordeelen, in hoe verre de gedane pogingen reeds door de uitkomst zijn bekroond. De aangekondigde proeve der splitsing tusschen gewone en buitengewone uitgaven wordt bij die begrooting bewerkstelligd, en, niettegenstaande daarop nieuwe sommen hebben moeten worden gebragt, ten gevolge der laatstelijk gemaakte financiële bepalingen, blijft echter het geheel beloop der raming beneden die van het tegenwoordig jaar.

Het strekt mij tot genoegen daar bij te kunnen voegen, dat het overschot, hetwelk de op Mijnen last vervaardigde, en aan U Ed.Mog. mede te deelen rekening der begrootingen van vroegere diensten, ten behoeve der schatkist oplevert, genoegzaam is, om, bij eene gelijke raming der opbrengst van ’s lands middelen, als over het loopend jaar, tegen de waarschijnelijke uitgaven van het volgend jaar, eene gelijkstaande berekening van inkomsten over te stellen.

Tot bereiking van dit geruststellend einde, zullen aan uwe vergadering eenige wettelijke bepalingen worden voorgelegd, op welker aanneming ik mij te eerder mag verlaten, vermits dezelve een ieder, welke belang heeft bij den toestand van ’s Rijks geldmiddelen, zullen overtuigen, dat de daaromtrent genomen en nog te nemen maatregelen mogen geteld worden onder de eerste voorwerpen van Onze gemeenschappelijke zorg voor het algemeen welzijn.

Die wetten zullen tevens Mijne vooruitzigten helpen verwezenlijken, omtrent datgene, wat nog geschieden kan, ten einde reeds in een volgend jaar, den evenaar tusschen de inkomsten en uitgaven in gewone tijden daar te stellen. Bij eenen geregelden staat van zaken, waarin verre de meeste behoeften onvermijdelijk zijn, heb ik de noodzakelijkheid erkend, om daartoe alles tot in de bijzonderheden te doen nagaan. Dit onderzoek vordert nogtans veel tijd, en, zal hetzelve in zijnen geheelen omvang met zorg en aandacht geschieden, moet alle overhaasting vermijd worden. Intusschen wordt daaraan ijverig gearbeid; en met de noodige volharding, vertrouw ik, dat hetzelve tot rijpheid zal komen en aan Mijne ernstige begeerte zal kunnenvoldaan worden. Meer andere onderwerpen van aangelegenheid zullen, in den loop dezer gewone vergadering, uwe overweging vorderen. In de volgende hoop ik het ontwerp van de nederlandsche wetboeken aan U Ed.Mog. aan te bieden.

En hiermede, Ed.Mog. Heeren! opene ik deze uwe vergadering, onder den vurigen wensch en vol van vertrouwen, dat dezelve meer en meer het kenmerk zal dragen van die eenstemmigheid van bedoelingen tusschen den Koning en de Staten-Generaal, waardoor de welvaart van het Rijk en het geluk van deszelfs ingezetenen allermeest kunnen worden bevorderd.