Troonrede van 21 oktober 1822

Edel Mogende Heeren!

Bij het openen uwer vergadering is het Mij bijzonder aangenaam, U Ed.Mog. wederom de verzekering te kunnen geven, dat onze buitenlandsche betrekkingen, wederzijds, door vriendschappelijke onderhandelingen, gestadig zijn aangekweekt. Wij hebben stof tot dankbaarheid wegens het voortdurend genot van den dierbaren vrede, en mogen het streelend vooruitzigt koesteren op het behoud van dien zegen.

Ook de inwendige welvaart der Nederlanden heeft toegenomen. De voortbrengselen van den landbouw zijn, over het algemeen, overvloedig geweest; de weldadige invloed van de daaruit ontstane lage prijzen heeft zich in de huisgezinnen der minvermogenden verspreid. Vele landbouwers hebben daarentegen door diezelfde oorzaak geleden; hunne belangen, in verband met die der gebruikers, zijn reeds op Mijn last opzettelijk onderzocht; en het verslag deswege houdt Mijne ernstige overwegingen gaande.

Wanneer in handel en zeevaart en in de menigvuldige bedrijven, aan welke dezelve leven en kracht bijzetten, het evenwigt nog niet hersteld is, dat de gebeurtenissen van een vroeger tijdvak hebben verbroken, zoo mogen de gematigdheid en mildheid, van welke onze onlangs herziene wetten getuigenis dragen, ons op goede gronden eene betere uitkomst doen hopen. Vele takken van nationale nijverheid zullen daardoor bevorderd worden; en alle zullen begunstiging kunnen vinden in de algemeene nationale instelling, waartoe Ik de domeinen, Mij, bij de wet, in eigendom toegekend, denk aan te wenden.

De kunsten en wetenschappen bloeijen; het lager onderwijs verspreidt zijne weldaden meer en meer onder alle standen.

Vele werken van algemeen nut zijn ondernomen, of worden met nadruk voortgezet. Uit de voorstellen, aan Uwe Vergadering te doen, zal aan U Ed.Mog. kenbaar worden de wijze, waarop ik meene, dat door het Rijk, in het algemeen belang, tot dezelve moet worden bijgedragen.

De groote wegen der eerste klasse zijn in gocden staat, en in zoodanige provincien, welke de maatregelen van ’s Lands Regering ondersteund hebben, is ook de gesteldheid der groote wegen van de tweede klasse aanmerkelijk beter dan te voren. Wanneer de achterlijke provincien, door eigen overtuiging, het nut dier maatregelen zullen inzien, dan is er gegronde hoop, dat, binnen weinige jaren, de staat van alle bedoelde wegen niets te wenschen zal overlaten.

Het onderzoek nopens de beste afleidingen, welke aan de wateren van den Rijn en deszelfs takken zouden kunnen gegeven worden, gaat voort, met zoo veel spoed, als het groot gewigt der zaak, en de daartoe noodzakelijke opnemingen, het toelaten.

Men houdt zich onafgebroken bezig met het voltooijen en allengs in werking brengen van het stelsel, omtrent de inrigting der gevangenissen aangenomen; de voordeelige uitkomst daarvan zal reeds met het aanstaande jaar voelbaar worden.

Op Onze overzeesche betrekkingen hebben de omstandigheden van den algemeenen handel derzclver invloed ultgeoefend. In de voornaamste der Nederlandsche kolonien vermeerdert desniettemin de inwendige welvaart, en worden de tevredenheid en het volksgeluk meer en meer op hechte grondslagen bevestigd. Na de roemrijke overwinning, door Onze zee- en landmagt in Oost-Indie behaald, is de rust nergens gestoord noch zelfs bedreigd geworden, en onafgebroken blijft zich de zorg van het bestuur daar henen strekken, dat, ook in de verst afgelegene gewesten, ieder Mijner onderdanen steeds de bewustheid hebbe, van te leven onder welwillende bescherming, van een krachtig, en tevens vaderlijk gezag.

De jongste vergadering van U Edel Mog. was vruchtbaar in belangrijke financiele raadplegingen. De tegenwoordige zal, zoo Ik mij vleije, bijdragen tot volmaking van hetgeen in vroegeren verordend is.

De raming der inkomsten, behoorende tot de tweede afdeeling der begrooting, welke aan U Edel Mog. staat aangeboden te worden, zal gegrond zijn op het nieuw aangenomen stelsel van belastingen, dat met den aanvang van het volgend jaar zal worden ingevoerd. Alle voorbereidende maatregelen worden genomen, om den overgang daartoe, regelmatig en zonder botsing, te doen plaats hebben.

Een voorzigtig bestuur zal de zwarigheden, die van alle nieuwe instellingen onafscheidelijk zijn, te boven komen, en den weg banen om de opbrengsten tot die hoogte te brengen, welke alle financiële zorgen voor de toekomst kan doen verdwijnen.

Mijn bestendig verlangen om de lasten rnijner beminde onderdanen, zoo veel mogelijk, te verligten, heeft mij niettemin, bij aanhoudendheid, doen bedacht zijn op schikkingen en bezuinigingen, die de uitgaven, begrepen in de tweede afdeeling der begrooting, over het aanstaande jaar, zouden kunnen doen beperken.

De berekening dier uitgaven, welke aan Uwe Vergadering zal worden voorgelegd, is beneden de raming over het loopende jaar, niettegenstaande de rente van de nieuwe schuld, voor buitengewone behoeften gecreëerd, daar in is moeten worden opgenomen. Eene vermindering van opcenten zal dus mogelijk zijn.

De middelen tot voorzlening in de behoeften, welke reeds in de vorige zitting ter kennis van Uwe Vergadering gebragt zijn, zullen gelijktijdig, en in verband met de begrooting, aan U Ed.Mog. worden opgegeven. Zij zullen een gedeelte uitmaken van een ontwerp van wet, hetwelk, in het algemeen ten oogmerk heeft, meer doelmatige, en voor de schatkist, zoo wel als voor de ingezetenen, meer voordeelige bepalingen, omtrent somrnige geldelijke staats-inrigtingen en belangen, daar te stellen.

De ineensmelting van het binnenlandsch lastgeld met de belasting op de patenten zal tijdig genoeg aan U Ed.Mog. worden voorgedragen, om over het geheel volgend jaar te werken, en het zal Uwe Vergadering aangenaam zijn te vernemen, dat eene verligting van alle de patentpligtigen daarvan het gevolg zal wezen.

Ik heb met een bijzonder genoegen den voortgang opgemerkt, welke aanvankelijk, en vooral in Uwe laatst afgeloopen zitting, met het belangrijk werk der nederlandsche wetgeving is gemaakt. Ik houde Mij verzekerd, dat U Ed.Mog., op het ingeslagen spoor rustig voortgaande, door kalm en bedaard overleg, de wenschen der natie ten dezen zullen vervullen, zoo spoedig als de aard en gewigt van zulk een werk dit gedoogen.

Eerlang zal ook het wetboek van koophandel aan Uwe beraadslagingen kunnen worden onderworpen. Eene vaderlandsche wetgeving op dat onderwerp zal voor de Nederlanders eene bijzondere weldaad zijn, en Ik ben steeds overtuigd van den ijver van U Ed.Mog., om met Mij mede te werken tot alles, wat het geluk van Mijn bemind volk kan vermeerderen en duurzaam maken.