Troonrede van 15 september 1851

Mijne Heeren!

Het is Mij aangenaam, bij de opening van deze Vergadering der Staten-Generaal, U gunstige mededeelingen nopens den toestand des Vaderlands te kunnen doen.

De geboorte van eenen Prins heeft het geluk van Mijn Huis vermeerderd. Tusschen Nederland en de vreemde Mogendheden bestaat voortdurend goede verstandhouding.

Met onderscheidene Staten zijn overeenkomsten gesloten tot bevordering van de belangen des handels en tot verbetering en verzekering van het onderling verkeer. Tot gelijke einden zijn nog met andere onderhandelingen geopend, welke, naar Ik Mij vlei, mede tot gewenscht gevolg zullen leiden. De Zee- en Landmagt leggen steeds loffelijken ijver aan den dag, en geven voortdurend redenen van tevredenheid.

De staat van rust, waarin zich thans al de Overzeesche Bezittingen van het Rijk bevinden, laat niets te wenschen over.

De onlusten, welke laatstelijk op Borneo hebben plaats gehad, zijn door de kracht onzer wapenen gedempt.

De berigten omtrent den gezondheidstoestand in de Kolonien zijn meer geruststellende.

De gevolgen van mislukte oogsten verdwijnen meer en meer, en de jongste berigten, omtrent den oogst van dit jaar ontvangen, luiden zeer gunstig vooral wat de voedingsmiddelen betreft.

De kieswet, de provinciale en de gemeentewet beantwoorden in hare werking, voor zoo veel die tot hiertoe kon worden nagegaan, aan het doel van den wetgever.

Bij den voorspoedigen afloop des winters, zonder ijsgang en zonder buitengewoon hoogen rivierstand, bleven de waterkeeringen van schade bevrijd. De groote werken, tot verbetering onzer rivieren volgens het U medegedeeld stelsel, werden met kracht begonnen en voortgezet.

De oogst van het vorig jaar, schoon middelmatig, was ruimer dan aanvankelijk werd vermoed.

Die van dezen zomer schijnt in de meeste streken voldoende te zijn.

Over het algemeen legt men zich met ijver toe op den landbouw, zoowel door scheiding van onverdeelde gronden en ontginning, als door verbetering, uit te breiden en te doen bloeijen.

Ook de ambacht- en fabriekvlijt is in voortdurende ontwikkeling.

Het steeds toenemen van de scheepvaart en de uitbreiding van den scheepsbouw leveren het bewijs, dat de verandering onzer handelswetgeving, in het vorig jaar tot stand gebragt, de verwachting aanvankelijk niet logenstraft. De groote bedrijvigheid van vele handelstakken toont aan, dat ook de handel, over het algemeen, in voorspoedigen toestand verkeert.

De gestadige vermeerdering der middelen van vervoer te water en te land is niet alleen op het binnenlandsch verkeer, maar ook op dat met andere Rijken van heilzamen invloed. lk hecht er bijzonderen prijs aan de vermeerdering dier middelen te ondersteunen. Daartoe strekt eene overeenkomst, dezen zomer met Pruissen gesloten, die U zal worden medegedeeld. Met België zijn gezamenlijke maatregelen genomen, ten einde de opening van nieuwe wegen van gemeenschap tusschen beide Landen voor te bereiden, en, zoo Ik hoop, tot stand te brengen.

De goede uitzigten, omtrent den toestand van’s Rijks geldmiddelen vroeger gekoesterd, zijn niet te leur gesteld, maar ten aanzien van het jongst verloopen jaar overtroffen. Ook het tegenwoordig jaar belooft eene voordeelige uitkomst. In den aanvang van Uwe zitting, zal Uwe medewerking tot maatregelen van schuldvermindering worden ingeroepen.

De hoogst belangrijke wetsontwerpen, in Uwe vorige zitting bereids ingediend, doch tot welker afdoening de tijd ontbroken heeft, zullen op nieuw in deze zitting door Mij aan Uwe beraadslaging worden onderworpen. Bij de behandeling van deze en andere ontwerpen, welke U in den loop der zitting zullen worden aangeboden, moge wederom die geest van gemeen overleg heerschen, welke, tot hiertoe, het volbrengen van zoo veel belangrijke werkzaamheden mogelijk heeft gemaakt.

Het is Mijn hartelijke wensch, dat Onze gemeenschappelijke arbeid, onder Gods zegen, tot heil van het dierbaar Vaderland moge strekken.

Ik verklaar deze zitting van de Staten-Generaal te zijn geopend.

Troonrede van 7 oktober 1850

Mijne Heeren!

Ik heb gewild, dat reeds deze vergadering der Staten-Generaal geheel en al het uitvloeisel zoude zijn van de regten, welke de onlangs gevestigde instellingen aan het Nederlandsche Volk verzekeren. Het is Mij aangenaam, Mij van zijne nieuw gekozen Vertegenwoordigers omringd te zien. Onze betrekkingen met alle mogendheden blijven steeds van goede verstandhouding getuigen.

In de moeielijkheden, welke in Duitschland zijn ontstaan, volgen Wij, met opzigt tot Limburg, den weg, dien de tractaten en het belang van Nederland aanwijzen.

De buitenlandsche handel gaat vooruit. De jongste veranderingen onzer scheepvaartwetgeving zullen, Wij mogen er Ons mede vleijen, niet alleen eigene kracht, maar ook de banden van welwillendheid en vruchtbare gemeenschap met andere volken versterken.

De republiek van Venezuela heeft hare handels- en scheepvaarttractaten met Nederland, overeenkomstig hare tegenwoordige handels-politiek, opgezegd. De Regering tracht de nadeelen te keeren, welke uit dezen maatregel voor onzen handel zouden kunnen voortvloeijen. Intusschen is aan de bezwaren en vorderingen voldaan, welke van deze zijde bij die republiek uit anderen hoofde waren ingebragt.

De zee- en landmagt kwijten zich loffelijk van haren pligt.

De wetten op de bevordering, het ontslag en het op pensioen stellen der militaire officieren zullen weldra aan Uwe beraadslaging worden onderworpen.

Doelmatige vereenvoudiging van het beheer en de inrigtingen der Marine zal de middelen doen vinden, om, zonder benadeeling van het materieel, reeds in het volgende jaar de actieve zeemagt te vermeerderen.

Tot de vorming van een deugdelijk verdedigingsstelsel, sedert lang het voorwerp Mijner zorg, zijn voorbereidende maatregelen genomen, die een goeden uitslag beloven.

De toestand der kolonien en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen is over het algemeen bevredigend.

De koloniale geldmiddelen zullen, naar Ik hoop, in staat zijn tot eene hoogere bijdrage ten behoeve van het Moederland, dan waarop was gerekend.

In den loop dezer zitting zullen de wetsontwerpen tot regeling der koloniale belangen, overeenkomstig de Grondwet, worden aangeboden. Onze huishoudelijke toestand geeft reden tot tevredenheid en moed. Ten gevolge van den gezegenden oogst des vorigen jaars daalden de prijzen van vele der eerste levensbehoeften, hetgeen grootelijks tot verllgting der armoede heeft gestrekt.

Sommige oorden des Rijks hebben door de stormen en hoogen watervloed van den laatsten Winter zwaar geleden. Doch deze ramp, die andere eveneens bedreigde streken, dank zij der Voorzienigheid, heeft gespaard, deed de nationale weldadigheld in het schoonste licht uitkomen. Hare hulp, door Mij ingeroepen, kwam te gemoet waar tegemoetkoming noodig was, zoodat het verlies van hen, die zich zelven niet konden helpen, zooveel mogelijk is vergoed.

Zoo de oogst van dit jaar, volgens de voorloopige berigten, middelmatig is, wij mogen andere, meer duurzame, verschijnselen niet uit het oog laten.

De ontginning van gronden staat niet stil; over het algemeen gaat de landbouw in vermogen en kennis vooruit; ook de ambachts- en fabrieknijverheid vertoont ontwikkeling; onderscheidene takken staan gunstig; de middelen van vervoer te lande en te water breiden zich gestadig uit, en ondersteunen de toenemende levendigheid van het binnenlandsch verkeer. lk ben ernstig bedacht op bevordering onzer gemeenschap met naburige landen, door toepassing der inrigtingen en krachten, welke de hedendaagsche kunst aan de hand geeft. Ik wensch daartoe, nog in den loop dezer zitting, Uwe medewerking te vragen.

De staat onzer rivieren vordert voorziening en afdoende verbetering. Bij de voor te dragen rijks-begrooting wordt deze aangelegenheid in Uwe zorg bijzonder aanbevolen.

De wetten op het gemeente- en armbestuur, en de onteigening ten algemeenen nutte, zijn ontworpen. Deze ontwerpen, benevens die op het regt van vereeniging en vergadering, op de verantwoordelijkheid der Ministers, en op de nieuwe regterlijke inrigting, zullen U weldra worden voorgelegd. De nieuwe Provinciale Vertegenwoordiging, in alle gewesten zamengekomen, heeft de belangrijke taak, haar toevertrouwd, met ijver aanvaard. De gesteldheid der geldmiddelen is voldoende.

Genoegzaam alle bronnen van ’s Rijks inkomsten beantwoorden ruim aan de verwachting.

Deze omstandigheid, gepaard met de uitkomsten van een spaarzaam beheer, opent het uitzigt, dat, zonder onvoorziene voorvallen, het slot van de loopende dienst méér dan toereikend zal zijn om het nog overgebleven deel van het tekort van een vroeger dienstjaar te dekken.

Er zullen U wetten worden voorgesteld, zoo tot verbetering van het belastingstelsel, als ter uitvoering van artikelen 122 en 176 der Grondwet.

De behandeling van al deze veelomvattende en gewigtige onderwerpen zal, vertrouw Ik, worden geleid door dien geest van gemeen overleg, welke ons, met Hooger bijstand, in staat moet stellen om hetgeen het Vaderland van ons wacht te volbrengen.

Troonrede van 7 oktober 1850

Mijne Heeren!

Ik heb gewild, dat reeds deze vergadering der Staten-Generaal geheel en al het uitvloeisel zoude zijn van de regten, welke de onlangs gevestigde instellingen aan het Nederlandsche Volk verzekeren. Het is Mij aangenaam, Mij van zijne nieuw gekozen Vertegenwoordigers omringd te zien. Onze betrekkingen met alle mogendheden blijven steeds van goede verstandhouding getuigen.

In de moeielijkheden, welke in Duitschland zijn ontstaan, volgen Wij, met opzigt tot Limburg, den weg, dien de tractaten en het belang van Nederland aanwijzen.

De buitenlandsche handel gaat vooruit. De jongste veranderingen onzer scheepvaartwetgeving zullen, Wij mogen er Ons mede vleijen, niet alleen eigene kracht, maar ook de banden van welwillendheid en vruchtbare gemeenschap met andere volken versterken.

De republiek van Venezuela heeft hare handels- en scheepvaarttractaten met Nederland, overeenkomstig hare tegenwoordige handels-politiek, opgezegd. De Regering tracht de nadeelen te keeren, welke uit dezen maatregel voor onzen handel zouden kunnen voortvloeijen. Intusschen is aan de bezwaren en vorderingen voldaan, welke van deze zijde bij die republiek uit anderen hoofde waren ingebragt.

De zee- en landmagt kwijten zich loffelijk van haren pligt.

De wetten op de bevordering, het ontslag en het op pensioen stellen der militaire officieren zullen weldra aan Uwe beraadslaging worden onderworpen.

Doelmatige vereenvoudiging van het beheer en de inrigtingen der Marine zal de middelen doen vinden, om, zonder benadeeling van het materieel, reeds in het volgende jaar de actieve zeemagt te vermeerderen.

Tot de vorming van een deugdelijk verdedigingsstelsel, sedert lang het voorwerp Mijner zorg, zijn voorbereidende maatregelen genomen, die een goeden uitslag beloven.

De toestand der kolonien en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen is over het algemeen bevredigend.

De koloniale geldmiddelen zullen, naar Ik hoop, in staat zijn tot eene hoogere bijdrage ten behoeve van het Moederland, dan waarop was gerekend.

In den loop dezer zitting zullen de wetsontwerpen tot regeling der koloniale belangen, overeenkomstig de Grondwet, worden aangeboden. Onze huishoudelijke toestand geeft reden tot tevredenheid en moed. Ten gevolge van den gezegenden oogst des vorigen jaars daalden de prijzen van vele der eerste levensbehoeften, hetgeen grootelijks tot verllgting der armoede heeft gestrekt.

Sommige oorden des Rijks hebben door de stormen en hoogen watervloed van den laatsten Winter zwaar geleden. Doch deze ramp, die andere eveneens bedreigde streken, dank zij der Voorzienigheid, heeft gespaard, deed de nationale weldadigheld in het schoonste licht uitkomen. Hare hulp, door Mij ingeroepen, kwam te gemoet waar tegemoetkoming noodig was, zoodat het verlies van hen, die zich zelven niet konden helpen, zooveel mogelijk is vergoed.

Zoo de oogst van dit jaar, volgens de voorloopige berigten, middelmatig is, wij mogen andere, meer duurzame, verschijnselen niet uit het oog laten.

De ontginning van gronden staat niet stil; over het algemeen gaat de landbouw in vermogen en kennis vooruit; ook de ambachts- en fabrieknijverheid vertoont ontwikkeling; onderscheidene takken staan gunstig; de middelen van vervoer te lande en te water breiden zich gestadig uit, en ondersteunen de toenemende levendigheid van het binnenlandsch verkeer. lk ben ernstig bedacht op bevordering onzer gemeenschap met naburige landen, door toepassing der inrigtingen en krachten, welke de hedendaagsche kunst aan de hand geeft. Ik wensch daartoe, nog in den loop dezer zitting, Uwe medewerking te vragen.

De staat onzer rivieren vordert voorziening en afdoende verbetering. Bij de voor te dragen rijks-begrooting wordt deze aangelegenheid in Uwe zorg bijzonder aanbevolen.

De wetten op het gemeente- en armbestuur, en de onteigening ten algemeenen nutte, zijn ontworpen. Deze ontwerpen, benevens die op het regt van vereeniging en vergadering, op de verantwoordelijkheid der Ministers, en op de nieuwe regterlijke inrigting, zullen U weldra worden voorgelegd. De nieuwe Provinciale Vertegenwoordiging, in alle gewesten zamengekomen, heeft de belangrijke taak, haar toevertrouwd, met ijver aanvaard. De gesteldheid der geldmiddelen is voldoende.

Genoegzaam alle bronnen van ’s Rijks inkomsten beantwoorden ruim aan de verwachting.

Deze omstandigheid, gepaard met de uitkomsten van een spaarzaam beheer, opent het uitzigt, dat, zonder onvoorziene voorvallen, het slot van de loopende dienst méér dan toereikend zal zijn om het nog overgebleven deel van het tekort van een vroeger dienstjaar te dekken.

Er zullen U wetten worden voorgesteld, zoo tot verbetering van het belastingstelsel, als ter uitvoering van artikelen 122 en 176 der Grondwet.

De behandeling van al deze veelomvattende en gewigtige onderwerpen zal, vertrouw Ik, worden geleid door dien geest van gemeen overleg, welke ons, met Hooger bijstand, in staat moet stellen om hetgeen het Vaderland van ons wacht te volbrengen.

Troonrede van 17 september 1849

Mijne Heeren!

Ik verheug Mij in het voorregt, U andermaal om Mij vergaderd te zien, en ditmaal, om, van de plaats, door Mijnen onvergetelijken Vader vroeger zoo waardig bekleed, eene nieuwe zitting voor U te openen, waarin Gij geroepen wordt, de dierbaarste belangen des Vaderlands met Mij te behartigen, en verdere uitvoering te geven aan de Grondwet, die wij in onze vorige tezamenkomst wederkeerig hebben bezworen.,

Wij mogen ons verblijden, ter oorzake, dat onze uit- en inwendige aangelegenheden, sedert het oogenblik waarop Ik de regering aanvaardde, niet zijn verminderd – maar veeleer verbeterd – in gunstige gesteldheid.

Met alle Mogendheden hebben wij vrede en goede verstandhouding. De onrust, die elders woelt, dringt onze grenzen niet binnen; en de verdeeldheid, die andere Staten eenigermate van elkander verwijdert, blijft ons vreemd. Wij onderhouden met allen een volledig vriendschappelijk verkeer. De verwikkelingen, -m welke wij vroeger vreesden ten opzigte van Limburg te zullen – of te kunnen – geraken, zijn, door de bescherming der tractaten, gelukkig afgewend; en wij hebben het gegronde vooruitzigt, dat die regtmatige toestand simmer andere dan regtmatige bevestiging of oplossing zal verkrijgen.

De zege op Balie, door de dapperheid onzer land- en zeemagt bevochten, heeft ons het verlies van meerdere verdienstelijke strijders, en, dat het meest is te betreuren, het verlies van eenen voortreffelijken bevelhebber, gekost; maar, tot dien duren prijs, zijn de eerbiediging van ons gezag, rust en orde in den Indischen Archipel verzekerd.

De marine bewees lofwaardige diensten, ook ten gunste onzer WestIndische bezittingen.

Het leger gaf Mij ruime stof tot tevredenheid.

Mijne beminde landgenooten genieten gewenschten voorspoed. De oogst was gezegend. De handel herleefde. De fabrieken leverden, ook op de onlangs gehoudene tentoonstelling, uitmuntende proeven van hare gunstige ontwikkeling. En de markt van onze koloniale voortbrengselen heeft voordeelen verschaft, die, gevoegd bij de niet ongunstige opbrengst der belastingen, en de reeds tot stand gebragte aanzienlijke bezuinigingen, veel hebben bijgedragen tot de verbetering van den stand van ’s Lands geldmiddelen. Alleen het gedeeltelijk mislukken van een enkel gewas des veld en de vele slagtoffers eener gevaarlijke ziekte gaven ons stof tot bekommering en leed. Beide schijnen evenwel te verminderen.

Onder die gunstige omstandigheden zijt Gij, Mijne Heeren!, herwaarts gekomen, om Uwe zorgen op nieuw aan ’s Lands zaken te besteden. Vele en gewigtige bemoeijingen wachten U, door de Grondwet zelve voorgeschreven, en door de tijdsomstandigheden gevorderd.

Zij zullen zich niet bepalen tot het onderzoeken en beoordeelen van de wets-ontwerpen, die de gewijzigde Grondwet vordert. Gij zult U ook moeten bezig houden met eene nieuwe begrooting der uitgaven en inkomsten van het Rijk; – met gewigtige stoffelijke belangen der Natie; – en niet het minst met het overwegen van zoodanige verordeningen, als naar de tegenwoordige ontwikkeling der handels-staatkunde van Europa, ter bevordering van scheepvaart en handel, en tot herstel of verbetering van belangrijke bronnen van volks-welvaart, of – mag het zijn – tot het opener van nieuwe, raadzaam zullen worden gekeurd.

Daarin wensch lk U welberaden, standvastig voor te gaan. Daartoe roep Ik Uwe bezadigde, eendragtige, belangstellende medewerking. Van de schreden, door ons in gemeen overleg op dien weg te doen, hangen, in deze gewigtige oogenblikken, voor jaren tijds, het geluk en de voorspoed van dit achtingswaardig Volk, welks welzijn wij moeten bevorderen, ten eenen male af. Het Vaderland plukke van onzen arbeid rijke vruchten!

De weldadige Opperbestuurder van ons lot schenke daarop Zijnen zegen! Met deze wenschen in het hart, verklaar Ik deze zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.

Inhuldigingsrede van 12 mei 1849

Mijne Heeren! Leden der Staten-Generaal!

Door Mijne geboorte en de Grondwet, na het afsterven van Mijnen onvergetelijken Vader, tot den Koninklijken Troon der Nederlanden geroepen, heb Ik onmiddellijk de Regering aanvaard en dit plegtig aan alle Mijne beminde onderdanen bekend gemaakt.

Koning Willem III (1849)
Koning Willem III (1849)

Thans is het oogenblik daar, dat Ik, voor het oog van den Almagtige, die het lot van Koningen en Volken in handen heeft, Mij, onder inroeping van Zijnen Heiligen Naam, aan Mijn edel, trouw en ordelievend Volk zal verbinden.

Hoog is de betrekking waarin Ik geplaatst ben. Zwaar zijn de pligten die op Mij rusten. Ook den Koningen kleven menschelijke zwakheden aan, en daarom behoeven zij instellingen en zelfstandige voorlichting, opdat de Kroon een brandpunt blijve dat weldadigen gloed verspreidt.

Dit Volk, dat een der eerste is geweest om uit de duisternis, het geweld en de verdrukking der middeleeuwen orde en vrijheid en waarborgen voor het behoud van beide te voorschijn te roepen, heeft ook thans weder, naar de behoefte des tijds, zijne instellingen herzien en bevestigd. Koning en Volk, Oranje en Nederland hebben met kalmte dit gewigtig werk volbragt, en de onberekenbare voorregten van rust en vrede zijn het deel van den dierbaren Nederlandschen grond gebleven.

Indien wij het oog slaan op de beroeringen, die een groot deel van Europa teisteren, op de vernietiging der bronnen van bestaan en welvaart, die zulke treffende lessen geven, laat ons dan Gode dankbaar zijn, die het dierbaar Vaderland heeft behoed, en sluiten wij ons naauwer en naauwer aaneen, opdat wij Zijnen zegen mogen waardig blijven.

Laten wij ons dagelijks afvragen, of wij onze pligten als Nederlanders jegens het Vaderland, Ik als Koning, Gij, Mijne Heeren! als Vertegenwoordigers des Volks, allen hebben vervuld, en die Regter, die in ons binnenste is, dien niemand verloochenen kan, zal ons den weg wijzen tot handhaving der eer, tot bevordering van het belang des Lands.

Onze rustige houding in deze bewogene tijden heeft ons niet slechts behoed voor groote rampen; zij heeft ook het aanzien des Rijk vermeerderd; want zij heeft de bewondering van alle beschaafde volken tot zich getrokken. Ik verbind Mij aan een Volk, grooter in deugden dan in het bezit van een uitgestrekt grondgebied; krachtiger door eensgezindheid dan door zielental. Het is eene grootsche roeping, Koning van zulk een Volk te zijn!

Troonrede van 13 februari 1849

Mijne Heeren, de Leden van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal!

Naar het uitdrukkelijk voorschrift der Grondwet, is de taak der beide Kamers van de Staten-Generaal, die tot heden bestonden, met dit oogenblik volbragt.

Met naauwgezetheid hebben die Kamers Mij, na de aanneming der grondwets-wijzigingen, bijgestaan, en zij verdienen dank voor de hulp, welke zij hebben verleend, tot aan het nieuwe tijdperk, dat wij thans intreden.

Het is Mij een genoegen U, Mijne Heeren! om Mij vereenigd te zien.

Vertegenwoordigers van een Volk, dat bij de afgeloopene verkiezingen heeft getoond zijne regten op prijs te stellen, maar ook die te willen uitoefenen in ordelievenden zin en met kalmte, zult Gij, Ik vertrouw zulks, in denzelfden geest handelen, en met warme belangstelling, zonder vooringenomenheid, in beraden overleg met Mij, voor het heil des Vaderlands werkzaam zijn.

Het verheugt Mij U te kunnen mededeelen, dat de goede verstandhouding met andere Staten bewaard is gebleven, niettegenstaande omwenteling en oorlog een groot deel van Europa beroerden.

De betrekkingen van het Hertogdom Limburg tot den Duitschen Bond hebben eenige moeijelijkheid opgeleverd, welke Ik, steunende op de tractaten, hoop uit den weg te ruimen.

Inmiddels zijn orde en rust in dat Hertogdom gehandhaafd.

Daartoe heeft de landmagt op eene prijzenswaardige wijze medegewerkt, en Ik mag niet afzijn hare diensten, dáár en elders bewezen, allezins te erkennen.

Toen gewigtige gebeurtenissen in het afgeloopen jaar hare vermeerdering noodzakelijk maakten, heeft deze, even als later hare trapsgewijze vermindering, bewezen, dat Nederland, zonder moeijelijkheid en met spoed, zijne strijdkrachten kan uitbreiden en inkrimpen.

Door de genomene maatregelen is het mogelijk geworden van de sommen, met welke de begrooting van Oorlog voor 1848 werd verhoogd, een aanzienlijk bedrag onaangeroerd te laten.

Reeds in ditjaar zal de vermindering op die begrooting met onaanzienlijk zijn. Een beperkt stelsel van verdediging zal verdere bezuiniging bevorderen en bevestigen.

De zeemagt blijft door hare diensten alle reden van tevredenheid geven. Eene aanmerkelijke versterking van oorlogsbodems is naar de Oost- en West-Indische bezittingen gezonden, en ter meerdere bescherming van den handel is de Oostkust van Afrika, werwaarts de handelsondernemingen zich uitbreiden, door een oorlogsvaartuig bezocht geworden, en is er last gegeven om een ander naar de Noordwestkust van Amerika te doen stevenen.

In onze Oost-Indische bezittingen heerscht eene gewenschte rust.

Er werden maatregelen beraamd, om den tegenspoed te herstellen, welke

onze wapenen, in weerwil van de dapperheid van het leger, op Balie hebben ondervonden.

Ook in onze West-Indische bezittingen wordt rust genoten. Zij werd in het afgeloopen jaar op enkele plaatsen gestoord, maar spoedig hersteld. Op het inwendige des Rijks onzen blik vestigende, treffen wij er meer dan één punt aan, dat ons tot blijdschap stemmen kan.

Onze beminde landgenooten blijven zich onderscheiden door gehechtheid aan orde, door eerbied voor wet en gezag.

De beroeringen van Europa hebben wel is waar ook hier nadeeligen invloed uitgeoefend op de bedrijvigheid van handel en nijverheid; maar naauwelijks scheen de rust te worden hersteld, of beide werden verlevendigd, en het tegenwoordig oogenblik belooft eene betere toekomst.

Met uitzondering der jongste rampen, die eenige gedeelten van ons Vaderland troffen, zijn wij van dijkbreuken en watervloeden verschoond gebleven.

Na de herziening der Grondwet, heb lk Mijne aandacht gevestigd op s Rijks uitgaven, en de wijze, waarop zij, zonder hevige schokken, en behoudens een regelmatig bestuur, kunnen worden verminderd; zoomede op de wetten, welke tot volledige uitvoering der Grondwet worden gevorderd.

Het verslag door de tijdelijke Ministers omtrent de vermindering der staatsuitgaven aan Mij uitgebragt, heeft aanvankelijk reeds tot uitvoering van somrnige daarin opgenomen denkbeelden geleid. Andere zijn voor wijziging en uitbreiding vatbaar. Weder andere behoeven eene wettelijke regeling.

Ik verwacht van de Vertegenwoordiging, dat Zij, waar hare medewerking gevorderd wordt, die zal verleenen onder den indruk der overtuiging, dat eene krachtige regering vooral in dezen tijd eene eerste behoefte is.

De wetten, ter uitvoering der Grondwet vereischt, worden in den mdden zin dier Staatsregeling ontworpen. Zij zullen U achtervolgens worden voorgelegd.

De stremming, welke de gebeurtenissen der laatste tijden in het onderling verkeer der volken hebben te weeg gebragt, heeft nadeelig op de inkomsten der schatkist teruggewerkt. Die invloed zal zich ook gedurende het loopende jaar, ofschoon in mindere mate, doen gevoelen.

Middelen, waarbij het bedrijvig deel der Natie zooveel mogelijk is gespaard, zullen U worden voorgedragen, om in de tekorten te voorzien.

Het belang en het crediet des Lands vorderen, dat de lasten van het oogenblik niet op nieuw op de toekomst worden geschoven, opdat in betere tijden, bij voordeelige uitkomsten, niet alles door den druk van het verledene blijve beklemd en onvruchtbaar gemaakt.

Laat ons, Mijne Heeren! met die eendragt, welke kracht geeft, ijverig voortgaan om het goede te bevorderen, en het Opperwezen zal Zijn zegen op onzen arbeid geven.

Ik verklaar deze zitting der Staten-Generaal geopend.

Troonrede van 16 oktober 1848

Edel Mogende Heeren!

Het zal voorzeker uwe goedkeuring wegdragen, dat Ik Mij, bij de opening dezer zitting, onthoude van het gebruik te volgen, om, als tot inleiding der werkzaamheden, een overzigt te geven van den toestand des Lands, en van de voornaamste wetsontwerpen welke zullen worden aangeboden.

De bestemming toch dezer Vergadering is van meer bijzonderen en voorbijgaanden aard, en deze beide Kamers der Staten-Generaal zullen eerlang worden vervangen door andere, zamengesteld en gekozen volgens de voorschriften, die bij de herziening der Grondwet, in de naauwelijks afgeloopen zitting tot stand gebragt, in die wet zijn opgenomen, en weldra plegtig zullen worden afgekondigd.

Desniettemin, Edel Mogende Heeren! kan Ik Mij niet weerhouden, bij deze gelegenheid de overtuiging uit te spreken, dat er zich in den algemeenen toestand des Vaderlands, in aanmerking genomen het zorgvolle der tijdsomstandigheden, onderscheidene gunstige kenteekenen openbaren.

Hetzij Ik acht sla op onze betrekkingen met andere mogendheden, of het oog vestige op onze bezittingen in andere werelddeelen, of op de belangen van handel, scheepvaart, landbouw en de overige bronnen van volksbestaan, overal ontmoet ik, bij veel dat bekommering wekt, ook zeer veel dat opbeurt en bemoedigt.

Niet het minst waardeer Ik onder dit laatste de voorbeeldige wijze, waarop het groot en gewigtig werk der herziening van de Grondwet is aangevangen, voortgezet en voleindigd.

Terwijl vele Staten van Europa door geweldige beroeringen tot in hunne diepste grondvesten worden geschokt en het burgerbloed daar de straten verwt, mogt dit Land van de hitte van den burgertwist en de rampen van wanorde en regeringloosheid blijven bewaard; ja! werd door dit Land het voorregt genoten, dat de wetgevende magt zonder stoornis, met volkomene onaffiankelijkheid, en in den meest eendragtigen zin, ook dáár, waar verschil van gevoelens heerschte, hare uitgebreide, voor het lot des Lands zoo beslissende taak rustig volbragt. Voor dezen, zoo gelukkigen afloop der altijd hagchelijke onderneming eener algemeene herziening der hoogste Staatswet, liet Ik Mijne erkentelijkheid, bij het sluiten der jongste zitting, betuigen aan die Kamers der Staten-Generaal, die daartoe hunne ijverige medewerking leenden: voor Mij zelven, en voor dit plegtige oogenblik heb Ik het bewaard alle mijne beminde landgenooten dank te zeggen voor hunne gematigdheid, voor hun vertrouwen, en voor hunne gehechtheid aan wet en orde, zoowel als voor hunne verkleefdheid aan Mij en Mijn Huis, gedurende de vele maanden, voor dat gewigtige werk der wetgeving gevorderd, zoo ruim aan den dag gelegd, en zoo standvastig tot heden bewaard.

En zoo is dan, Edel Mogende Heeren! ons staatsgebouw op dezelfde grondslagen gevestigd gebleven; maar zijne inrigting gewijzigd naar de behoefte van den tijd, en zoodanig zamengesteld, dat de verbeteringen, die de toekomst mogt vorderen, zonder schokken zullen kunnen worden aangebragt.

Voor de intrede in dit nieuwe tijdperk, zal Ik de verdere medewerking van U Edel Mogenden nog behoeven, en het is deze, die Ik thans met vol vertrouwen, tot heil des Vaderlands, van U Edel Mogenden kom inroepen.

Zal het Nederland op de nieuw geopende baan wél gaan, dan behoort elk inwoner van dit gezegend Land vervuld te zijn van het besef zijner dure verpligtingen en bezield met eene geestdrift voor het Vaderland, die geene offers te groot acht.

Het verledene, Edel Mogende Heeren! doet Mij de beste verwachtingen te dien opzigte voor de toekomst koesteren.

Eischen de omstandigheden, in spijt der pogingen tot vermindering der uitgaven van Staat, nieuwe bijdragen tot bestrijding der behoeften van het oogenblik, zoo zal Ik dezelve met gerustheid van U Edel Mogenden vragen.

Hangen ons ook nog beproevingen boven het hoofd, Ik houd Mij verzekerd, dat allen moedig zullen trachten die, onder Gods hulp, te boven te komen. – Onrust, wanorde, verdeeldheid van welken aard ook, zullen wij van den Nederlandschen bodem weten te weren, en het ons toevertrouwd pand ongeschonden aan de nakomelingschap overleveren.

Daartoe geve de Almagtige Zijnen zegen!

Troonrede van 18 oktober 1847

Edel Mogende Heeren!

Met dankbaarheid aan het Opperwezen, erken Ik het groot voorregt, dat Mij geschonken wordt, van Mij, in herstelde gezondheid, te midden van U Edel Mogenden te kunnen begeven, ten einde deze zitting te openen.

Gedurende den afgeloopen tijdkring, hebben zich geene buitengewone omstandigheden, in den algemeenen toestand des Vaderlands, voorgedaan.

Nederland verkeert bij voortduring in goede verstandhouding met de andere mogendheden.

De rust in de overzeesche bezittingen is ongestoord gebleven.

In Oost-Indië hebben de maatregelen tot het invoeren van eene nieuwe wetgevmg, zooveel doenlijk overeenstemmende met die van het moederland, een begin genomen. De aldaar afgekondigde wetboeken zullen aan U Edel Mogenden worden medegedeeld.

Ook voor de West-Indische kolonien zijn nieuwe wettelijke verordeningen in bewerking.

In Suriname wordt het bankpapier van lieverlede door zilveren munt vervangen.

De zee- en landmagt verrigten de gevorderde diensten met loffelijken ijver en geven bij voortduring reden van tevredenheid.

Het algemeen en herhaald betoond verlangen naar eene uitbreiding van het corps marechaussee, heeft Mij aanleiding gegeven, om dit onderwerp in bepaalde overweging te doen nemen.

Ik heb den last verstrekt om te doen nagaan, op welke wijze aan dat verlangen, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk of opvolgend, zal kunnen worden voldaan, en Ik zal niet nalaten de medewerking van U Edel Mogenden hieromtrent in te roepen, zoodra dit Mij blijken zal noodig te wezen.

De zedelijke belangen des volks trekken gestadig Mijne opmerkzaamheid tot zich. Het verheugt Mij van den staat van het onderwijs, en de beoefening van wetenschappen en kunsten, bij vernieuwing, gunstig te kunnen gewagen. In handel, scheepvaart en verdere takken van nijverheid heerscht hier eene meerdere, daar eene mindere, doch over het algemeen eene gewenschte bedrijvigheid.

De gezegende oogst van de meeste gewassen wekt de hoop op, dat de ingezetenen bewaard zullen worden voor die rampen, welke het gevolg zijn van de schaarschte en duurte der levensmiddelen; rampen, welke in het afgeloopen jaar aanmerkelijk gelenigd zijn door de onbekrompene liefdadigheid, zoo eigen aan den Nederlander.

Aan Mijne roepstem tot viering van een plegtigen biddag, en van een dankdag, is alom in den lande met godsdienstigen ijver beantwoord.

In weerwil van hooge waterstanden en zeevloeden hadden wij, dank zij der Voorzienigheid, geene onheilen en schaden te lijden.

De staat van ’s Rijks geldmiddelen is gunstig. U Edel Mogenden kennen dien volledig uit zeer onlangs gedane mededeelingen. De openingen, welke U Edel Mogenden in de tegenwoordige zitting kunnen te gemoet zien, zullen strekken om de overtuiging van dien goeden toestand te bevestigen. Er bestaat gegrond vooruitzigt, dat nog in den loop dezer zitting aan U Edel Mogenden het voorstel tot eenige schuldvermindering zal kunnen gedaan worden.

De geheele regeling van het muntwezen zal nader aan U Edel Mogenden worden voorgedragen, en hierdoor deszelfs reeds ver gevorderd herstel uit een diep vervallen toestand kunnen worden voltooid.

Eene voor te dragen wet omtrent het regt van waarborg van de gouden en zilveren werken, zal de deswege bestaande bezwaren kunnen wegnemen. De algemeene wet omtrent de in- en uitgaande regten zal, naar het zich laat aanzien, nog in deze zitting kunnen ingebragt worden.

Ik stel Mij overigens voor aan U Edel Mogenden andermaal voor te leggen het bereids vroeger aangeboden, doch onafgedaan gebleven ontwerp van wet betreffende de ondersteuning van behoeftigen.

Ernstig ben ik bedacht op maatregelen om tot stand te brengen eenige werken van openbaar nut, in verschillende oorden des Rijks. Dit zou de gelegenheid doen geboren worden om aan vele handen werk te verschaffen, en tevens nieuwe bronnen van bestaan te openen.

Nog meer andere wets-ontwerpen zullen de aandacht van U Edel Mogenden vereischen, onder anderen, tot wijziging van eenige bepalingen betrekkelijk de uitoefening van de onderscheidene vakken der geneeskunde; – voorts, omtrent de politie en het gebruik der groote en andere kunstwegen, alsmede omtrent de politie en veiligheid der spoorwegen, en tot wijziging, inzonderheid in het belang van landbouw en nijverheid, van de verordeningen nopens den opbouw onzer vestingen.

De onderscheidene wets-ontwerpen, uitmakende het tweede en derde Boek van het Wetboek van Strafregt, zullen in deze zitting op nieuw kunnen behandeld worden.

Na den uitslag, welken de beraadslagingen omtrent de wetten over het stem- en kiesregt in de jongste zitting hebben gehad, heb Ik rijpelijk overdacht, welk gevolg thans aan art. 6 der Grondwet zou te geven zijn. Het is Mij voorgekomen, dat het een vergeefsche arbeid zou zijn op nieuw te beproeven om de verschillende gevoelens tot eene gewenschte overeenstemming omtrent dit punt te brengen, en zoo ben Ik tot de overtuiging geleid, dat er eene onbetwistbare noodzakelijkheid bestaat om de bepalingen der Grondwet, welke tot het stem- en kiesregt betrekking hebben, te verduidelijken.

In eene vroegere rede heb Ik gezegd, dat Ik niet zou aarzelen, om, zoodra de overtuiging der noodzakelijkheid van het wijzigen der Grondwet bij Mij was gevestigd, daarvan door een voorstel aan U Edel Mogenden te doen blijken. in verband met die verklaring, en bij het besef, dat het welzijn van den Staat medebrengt, om bij diezelfde gelegenheid ook eenige andere bepalingen der Grondwet, welker wijziging noodig kan worden geacht, te veranderen, is het Mijn voornemen in den loop dezer zitting aan U Edel Mogenden de vereischte voorstellen te doen.

Die voorstellen zullen het bewijs met zich brengen, dat Ik geene veranderingen schroom, welke geacht kunnen worden tot werkelijke, door de ondervinding aangewezen verbeteringen in het staatsbestuur te zullen leiden.

Ik zal ze aanbieden met dat vertrouwen hetwelk Mij het bewustzijn schenkt van niets te beoogen, dan hetgeen het waarachtig heil van Nederland kan bevorderen, en Ik voed de hoop, dat U Edel Mogenden Mijne pogingen voor het algemeene best zullen ondersteunen, en door een bedaard en welberaden overleg tot een goed einde helper brengen.

Meer dan immer zullen Wij daarbij behoefte gevoelen aan den zegen des Almagtigen. Hij verlichte ons door Zijne wijsheid, en gesture de harten des Volks, dat het eendragtig blijve, en, gelijk het dit tot hiertoe deed, de ware vrijheid zoeke in liefde voor orde, en in ontzag voor overheid en wet.

Ik verklaar hiermede deze zitting der Staten-Generaal geopend.

Troonrede van 19 oktober 1846

Edel Mogende Heeren!

Bij het hervatten der belangrijke taak, welke door de Grondwet aan de Wetgevende Magt is opgedragen, verheugt het Mij aan U Edel Mogenden op nieuw de verzekering te kunnen geven, dat Onze betrekkingen met de andere Mogendheden zich door goede verstandhouding kenmerken.

De onderhandelingen met Rusland gevoerd, hebben het verlangde doel mogen bereiken, en de belangen der zoo aanzienlijke Nederlandsche scheepvaart op dat Keizerrijk zijn thans op de meest voldoende wijze gewaarborgd. Eene overeenkomst met Frankrijk aangegaan, tot opheffing van Scheepvaarts-regten op den Rhijn, mag als eene nadere schrede beschouwd worden ter verkrijging eener algemeene vrijstelling van dien voornamen handelsweg.

Door het onlangs met België gesloten Tractaat van Handel en Scheepvaart, zijn de handelsbetrekkingen der beide Staten op eene billijke wijze geregeld, en, zooveel doenlijk was, van belemmeringen ontheven.

De moeijelijkheden, welke onze handel met de Vereenigde Staten van Noord-Amerika heeft ondervonden, door de zware regten aldaar op het voornaamste onzer Koloniale producten gelegd, zijn op de meest wenschelijke wijze weggenomen.

Mijne bijzondere zorg blijft gewijd aan de welvaart der Overzeesche Bezittingen. Er hebben daar misgewassen plaats gehad, doch de uitzigten voor den nieuwen oogst waren gunstig.

Twee Vorsten van het Eiland Balie hadden onze vlag beleedigd en de tractaten geschonden. De dapperheid onzer Zee- en Landmagt heeft dien euvelmoed beteugeld, het miskend gezag hersteld en de belangen van scheepvaart en handel verzekerd.

Beide deelen der Krijgsmagt hebben bij voortduring aanspraak op Mijne goedkeuring.

De versterking van het Zeewezen door aanbouw van Stoomoorlogsschepen, maakt het onderwerp van overwegingen uit.

De onderscheidene takken van het Binnenlandsch Bestuur gaan voort regelmatig te werken.

Omtrent den staat van het Onderwijs en de beoefening van Wetenschappen en Kunsten, mag bij voortduring een gunstig getuigenis gegeven worden. Handel, Scheepvaart en verdere ondernemingen van Nijverheid, werden over het geheel met levendigheid gedreven, doch de uitkomsten waren niet allen even gunstig, ten gevolge van oorzaken, waarvan de druk mede overal elders werd gevoeld. De vermeerderde uitvoer van sommige onzer voortbrengselen, sedert korten tijd ontstaan, kan, zoo voortgaande, voor onze Landbouwers en Handelaars groote voordeelen opleveren.

De rampen, welke het misgewas van een der voornaamste voedingsmiddelen had kunnen te weeg brengen, zijn boven alle verwachting gelenigd, zoowel door het zachte jaargetijde, hetwelk de Voorzienigheid heeft geschonken, als door de maatregelen in overleg met U Edel Mogenden genomen, en door de meest lofwaardige algemeene medewerking.

Daar de oogst van het bedoelde gewas en van enkele andere veldvruchten ook in dit jaar minder overvloedig is geweest, is de aanvankelijke bestendiging der wettelijke bepalingen tot aanmoediging van den invoer van levensmiddelen raadzaam te achten, en zal zij een der eerste onderwerpen uitmaken, waarop de aandacht van U Edel Mogenden zal ingeroepen worden. Door herhaalde hooge waterstanden op de rivieren, mitsgaders door hooge zeevloeden en stormen, zijn in den afgeloopen winter aanmerkelijke schaden veroorzaakt, waarin heeft moeten worden voorzien.

De verschillende maatregelen tot herstel van ’s Rijks geldmiddelen aangewend, hebben alsnu hunne volkomene uitvoering verkregen. Zij hebben aan de verwachting beantwoord, of die zelfs overtroffen.

In de tegenwoordige zitting zal de medewerking van U Edel Mogenden gevraagd worden tot vaststelling der Begrootingen en der Wet op de Middelen voor het aanstaande tweejarig tijdvak; zoo mede tot verdere bevestiging van orde en vereenvoudiging in het geldelijk beheer.

De verbetering van het Muntwezen heeft zeer aanmerkelijke vorderingen gemaakt, in die mate, dat het geheel herstel binnen een niet verwijderd tijdsverloop met vertrouwen mag worden te gemoet gezien. Om nogtans ons muntstelsel op hechte grondslagen te doen rusten, worden er nog wettelijke bepalingen gevorderd, welke, zoo Ik hoop, in den loop dezer zitting aan U Edel Mogenden zullen kunnen aangeboden worden.

Er zullen alsmede in deze zitting aan U Edel Mogenden worden ingediend ontwerpen van wet, bevattende het geheele Wetboek van Strafregt, waarbij acht geslagen is op de aanmerkingen zoowel laatstelijk als vroeger over dit onderwerp aan de Regering medegedeeld.

Zoodra Ik zal hebben goedgekeurd de voordragten, welke Ik binnen eenigen tijd te gemoet zie, betreffende het Binnenlandsch Bestuur, mitsgaders het te geven gevolg aan art. 6 der Grondwet, zullen de daartoe betrekkelijke wets-ontwerpen bij U Edel Mogenden ter overweging gebragt worden.

Zonder dat Ik de overige wets-ontwerpen vermelde, welke Uwe Vergadering zullen kunnen bezig houden, zal het aan U Edel Mogenden reeds gebleken zijn, dat het met aan gewigtigen arbeid zal ontbreken.

Wij allen, Edel Mogende Heeren! zullen daarbij slechts één doel voor oogen hebben: het waarachtig welzijn van het Vaderland. Om dat te bereiken zullen wij gewis onze vereenigde krachten inspannen, en Wij zullen ons daarvan door niets laten aftrekken. Moge de Almagtige onze pogingen ondersteunen, en, ook door de vruchten van onze werkzaamheden, Zijnen zegen over Nederland uitstorten.

Troonrede van 20 oktober 1845

Edel Mogende Heeren!

Ik gevoel Mij gelukkig aan U Edel Mogenden bij vernieuwing te kunnen verklaren, dat er, over het geheel, zich veel gunstigs in den toestand des Vaderlands voordoet.

Nederland blijft met de andere Mogendheden voortdurend op eenen vriendschappelijken voet verkeeren.

Het bezoek, hetwelk Ik aan Hare Majesteit de Koningin van Groot-Brittannie bragt, zal, vlei Ik Mij, hebben bijgedragen om de goede verstandhouding te bevestigen, welke tusschen de beide landen en hunne Regeringen bestaat. Voor Mij zelven, heb lk de aangenaamste indrukken van de genotene ontvangst overgehouden.

Onze Zee- en Landmagt gaan voort door gedrag en geoefendheld goedkeuring en lof te verdienen.

Aan de Overzeesche Bezittingen valt het genot eener gewenschte rust ten deel. Zij ondervinden den gunstigen invloed van de hoogere prijzen harer voortbrengselen.

Een ordelijke en regelmatige gang kenmerkt steeds het binnenlandsch bestuur.

Voor de handhaving en verbetering van het onderwijs wordt aanhoudend met den meesten ernst gezorgd.

Niettegenstaande het buitengewoon gevaar, hetwelk ons in den afgeloopen winter bij herhaalde ijsgangen en hooge waterstanden bedrelgde, bleven wij genadiglijk voor zware rampen en schaden aan dijken en zeeweringen bewaard.

Behalve de voortzetting der gewone water- en landcommunicatien, wordt het aanleggen van ijzeren spoorwegen, buiten bezwaar der schatkist, bevorderd.

Meer dan immer openbaart zich eene loffelijke zucht voor het ondernemen van aanzienlijke werken van droogmaking en bedijking.

Handel en nijverheld hebben in dit jaar geene onvoldoende uitkomsten opgeleverd.

Ter voorziening in de ramp, door het misgewas van een der voornaamste voedingsmiddelen veroorzaakt, zijn bereids maatregelen genomen, en zal daaraan spoedig, in overeenstemming met U Edel Mogenden, nog meerdere uitbreiding worden gegeven. Men mag hopen, dat hierdoor, en door de zich nimmer verloochenende liefdadigheid der Natie, hand aan hand gaande met opgewektheid tot het verschaffen van arbeid, de gevolgen van deze ramp op eene bevredigende wijze zullen gelenigd worden. De gunstige berigten wegens den oogst der overige veldvruchten versterken die hoop.

Er is, voor zoo verre de tijd dit gedoogde, gebruik gemaakt van de middelen toegestaan tot herstelling van het Muntwezen. Indien de wettelijke bepalingen tot stand komen, welke voor de invoering van de nieuwe munt gevorderd en ten spoedigste aan U Edel Mogenden zullen voorgedragen worden, zal met die invoering in het begin van het volgendejaar een aanvang kunnen worden gemaakt.

De vermindering van de rente onzer Staatsschuld is nagenoeg tot stand gebragt. Tot den spoedigen en gunstigen afioop dezer aangelegenheid heeft, boven alles, medegewerkt de naauwgezetheld, waarmede de vrijwillige leening is voldaan geworden. Het Nederlandsche Volk zal, ook in dit opzigt, de voordeelige vruchten plukken van de opofferingen, welke het zich heeft getroost, ter vervulling der verbindtenissen van den Staat.

Het steeds vermeerderen der openbare inkomsten geeft ruime stof tot tevredenheid.

Twee wets-ontwerpen, ter eindelijke regeling van de uitgaven over het loopende jaar, en tot vaststelling der daartoe betrekkelijke middelen, zullen het nader bewijs leveren, dat ’s Rijks geldmiddelen zlch niet alleen in eenen geregelden, maar ook in eenen gunstigen toestand bevinden.

Op de verbetering der accijns-wetten is gestadig de aandacht gevestigd. Eenige wetsontwerpen, daarmede in verband staande, zullen er tot bewijs van strekken.

De wet op de pensioenen der burgerlijke ambtenaren, en eenige met het daarbij aangenomen stelsel samenhangende wetten, zullen in deze zitting worden aangeboden.

Het toekennen eener geldelijke tegemoetkoming aan hen, die vroeger, ten gevolge van militaire inundatien in Noord-Brabant, Zeeland en Limburg schade hebben geleden, is lang als wenschelijk beschouwd, doch de zaak was van eenen teederen en moeijelijken aard. lk hoop, dat U Edel Mogenden aan de ontworpene wijze van afdoening Uwe medewerking zullen kunnen verleenen, te meer, omdat er uitzigt is, dat er, in het algemeen, zonder buitengewone middelen in dit belang zal kunnen worden voorzien.

Onderscheidene ontwerpen van wet tot herziening van het eerste boek van het Wetboek van Strafregt zullen, in deze zitting, ter tafel worden gebragt. Er is daarbij gelet op de aanmerkingen dienaangaande in de vorige zitting aan de Regering medegedeeld.

Meer andere wets-ontwerpen zijn in gereedheid gebragt, of zullen het eerlang wezen. Ik verwacht, dat dit laatste het geval zal kunnen zijn met een nader ontwerp van wet op de Schutterijen, alsmede met nieuwe bepalingen op het stuk van het Armwezen en op dat der jagt.

Ook de nadere wets-ontwerpen, uitvloeisels van artikel 6 der Grondwet, zullen ten spoedigste aan U Edel Mogenden worden voorgelegd. Bij het vermelden der Grondwet, en met terugzigt op het verledene, mag lk niet nalaten op nieuw Mijn gevoelen te doen kennen, dat het wijzigen dier Grondwet pligtmatig behoort te rusten op eene overtuiging van noodzakelijkheid. Tot nog toe, Edel Mogende Heeren! is zoodanige overtuiging bij Mij niet gevestigd, maar ik herhaal de verzekering, dat zoodra dit zal plaats hebben, lk niet zal aarzelen om daarvan door een voorstel aan U Edel Mogenden te doen blijken.

Nog bij een punt, Edel Mogende Heeren! wensch Ik een oogenblik stil te staan.

Door eene omstandigheid, welke lk hier niet zal behoeven te herinneren, is de rede, waarmede Ik de vorige zitting heb geopend, tegen gewoonte niet door een adres van antwoord achtervolgd.

Ik heb Mij hierdoor niet laten terughouden om weder in Uw midden te komen, maar het gebeurde heeft overwegingen bij Mij doen ontstaan, van welke Ik Mij verpligt reken de slotsom aan U Edel Mogenden te doen kennen.

De Grondwet schrijft voor, dat de Koning in persoon of door eene Commissie de Vergadering der Staten-Generaal opene. Zij behelst niet, dat op de daarbij gebruikelijke rede door de Staten-Generaal zal worden geantwoord. De gewoonte alléén heeft zulks tot regel gemaakt. lk zal niet onderzoeken of deze regel met de beginselen onzer Staatswet inderdaad overeen te brengen zij. lk zal ook niet behoeven te verzekeren, dat Ik de uitdrukking der gevoelens van de Vertegenwoordigers des Volks, op zich zelve, op hoogen prijs stel. Maar Mijne innige overtuiging zegt Mij, dat het beter ware de beantwoording der Troonrede achterwege te laten. Het ontwerpen toch van een adres van antwoord moet met eigenaardige moeijelijkheden gepaard gaan; het kan, de ondervinding leert het, buiten noodzaak, tot een verschil van gevoelens aanleiding geven, hetwelk bezwaarlijk uit den weg te ruimen is. Het lokt, bij den aanvang der zitting reeds, overwegingen uit, welke een kostbaren tijd rooven, en op den verderen loop der werkzaamheden soms een nadeeligen invloed uitoefenen.

U Edel Mogenden gelieven Mij intusschen wel te verstaan. Ik wil door het gezegde de bevoegdheid, of zelfs het verlangen van U Edel Mogenden geenszins beperken of belemmeren. Mijn oogmerk is alleen Mijne denkwijze aan U Edel Mogenden mede te deelen, en Uwe Vergadering gerust te stellen, dat Haar stilzwijgen niet alleen aan geene ongunstige uitlegging van Mijne zijde zal blootstaan, maar veeleer volkomen door Mij zal worden goedgekeurd.

Overigens open lk deze zitting der Staten-Generaal met den eerbiedigen wensch, dat het den Almagtige behage aan Ons allen wijsheid, aan de natie bij voortduring vertrouwen te schenken, opdat de Wetgevende Magt, hierdoor ondersteund, in welwillende zamenwerking, de meest gepaste middelen aanwende om, onder ’s Hemels zegen, den onspoed van den Vaderlandschen bodem te weren, en daarentegen het waarachtig heil van dit nog ruim beweldadigd Land te bevorderen en te bestendigen.