Troonrede van 20 september 1852

Mijne Heeren!

Bij de opening van deze vergadering der Staten-Generaal zie Ik Mij tot Mijn groot genoegen wederom in staat, op den voorspoedigen toestand des Vaderlands te wijzen.

Nederland is met de andere Mogendheden voortdurend in goede verstandhouding.

Bij herhaling ontvang Ik van vreemde Regeringen blijken van vriendschap en achting.

Door verdragen van verschillenden aard heb Ik de volkenregtelijke betrekkingen tusschen dit Rijk en andere Landen mogen bevestigen en uitbreiden.

Het is Mij aangenaam omtrent de Zee- en Landmagt steeds eene gunstige getuigenis te kunnen afleggen.

In de overzeesche Bezittingen van het Rijk heerschen rust en vrede.

In het Palembangsche, op het eiland Sumatra, zijn de onlusten gedempt.

De goede vooruitzigten omtrent den oogst in de koloniën hebben zich verwezenlijkt.

De afloop der in dit jaar gehouden veilingen is bijzonder gunstig geweest. Door eene bevriende Mogendheid aangezocht, heb Ik, op het voetspoor van hetgeen reeds in 1844 geschiedde, Mijne goede diensten toegezegd tot bevordering eener poging, om in het stelsel van uitsluiting, tot nu toe door het Japansche Rijk vastgehouden, wijziging te verkrijgen.

De uitvoering der Provinciale en Gemeente-wet is aanmerkelijk gevorderd. Ik heb Mij in het algemeen over eene doeltreffende medewerking der Provinciale Staten en Gemeentebesturen te verblijden.

Onze waterkeeringen zijn van rampen verschoond gebleven; hetgeen heeft vergund de werken tot verbetering inzonderheld ook der hoofdrivieren, met des te meer kracht en gevolg voort te zetten.

Met groote belangstelling zie lk den ondernemingsijver der ingezetenen in landbouw, fabriekvlijt en handel, gelijk tot vermenlgvuldiging der middelen van vervoer, zich meer en meer ontwikkelen.

De maatregelen Mijner regering strekken om die ontwikkeling aan te moedigen en te ondersteunen.

De werken tot verbinding van ons Rijk met naburige Landen door spoorwegen en telegrafische gemeenschap zijn voorbereid en aangelegd.

Scheepvaart en scheepsbouw gingen ook dit jaar vooruit.

De staat der geldmiddelen geeft ruime stof tot tevredenheid. De uitkomst van de dienst des vorigen jaars was voldoende. Die van het tegenwoordig dienstjaar laat zich gunstig aanzien. lk hoop, dat de algemeene omstandig heden Mij zullen toelaten, nog in deze zitting eene gewigtige voordragt betreffende ’s Rijks Schuld, aan Uwe beraadslagingen te onderwerpen.

De aan U in de vorige vergadering van Mijnentwege ingediende en niet afgedane ontwerpen van Wet zullen U op nieuw, met andere, worden voorgelegd.

Mogen onze gezamenlijke pogingen tot voltooijing der taak, die ons ook nu weder wacht, door Gods zegen worden bekroond.

Ik verklaar deze zitting van de Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *