Troonrede van 16 oktober 1848

Edel Mogende Heeren!

Het zal voorzeker uwe goedkeuring wegdragen, dat Ik Mij, bij de opening dezer zitting, onthoude van het gebruik te volgen, om, als tot inleiding der werkzaamheden, een overzigt te geven van den toestand des Lands, en van de voornaamste wetsontwerpen welke zullen worden aangeboden.

De bestemming toch dezer Vergadering is van meer bijzonderen en voorbijgaanden aard, en deze beide Kamers der Staten-Generaal zullen eerlang worden vervangen door andere, zamengesteld en gekozen volgens de voorschriften, die bij de herziening der Grondwet, in de naauwelijks afgeloopen zitting tot stand gebragt, in die wet zijn opgenomen, en weldra plegtig zullen worden afgekondigd.

Desniettemin, Edel Mogende Heeren! kan Ik Mij niet weerhouden, bij deze gelegenheid de overtuiging uit te spreken, dat er zich in den algemeenen toestand des Vaderlands, in aanmerking genomen het zorgvolle der tijdsomstandigheden, onderscheidene gunstige kenteekenen openbaren.

Hetzij Ik acht sla op onze betrekkingen met andere mogendheden, of het oog vestige op onze bezittingen in andere werelddeelen, of op de belangen van handel, scheepvaart, landbouw en de overige bronnen van volksbestaan, overal ontmoet ik, bij veel dat bekommering wekt, ook zeer veel dat opbeurt en bemoedigt.

Niet het minst waardeer Ik onder dit laatste de voorbeeldige wijze, waarop het groot en gewigtig werk der herziening van de Grondwet is aangevangen, voortgezet en voleindigd.

Terwijl vele Staten van Europa door geweldige beroeringen tot in hunne diepste grondvesten worden geschokt en het burgerbloed daar de straten verwt, mogt dit Land van de hitte van den burgertwist en de rampen van wanorde en regeringloosheid blijven bewaard; ja! werd door dit Land het voorregt genoten, dat de wetgevende magt zonder stoornis, met volkomene onaffiankelijkheid, en in den meest eendragtigen zin, ook dáár, waar verschil van gevoelens heerschte, hare uitgebreide, voor het lot des Lands zoo beslissende taak rustig volbragt. Voor dezen, zoo gelukkigen afloop der altijd hagchelijke onderneming eener algemeene herziening der hoogste Staatswet, liet Ik Mijne erkentelijkheid, bij het sluiten der jongste zitting, betuigen aan die Kamers der Staten-Generaal, die daartoe hunne ijverige medewerking leenden: voor Mij zelven, en voor dit plegtige oogenblik heb Ik het bewaard alle mijne beminde landgenooten dank te zeggen voor hunne gematigdheid, voor hun vertrouwen, en voor hunne gehechtheid aan wet en orde, zoowel als voor hunne verkleefdheid aan Mij en Mijn Huis, gedurende de vele maanden, voor dat gewigtige werk der wetgeving gevorderd, zoo ruim aan den dag gelegd, en zoo standvastig tot heden bewaard.

En zoo is dan, Edel Mogende Heeren! ons staatsgebouw op dezelfde grondslagen gevestigd gebleven; maar zijne inrigting gewijzigd naar de behoefte van den tijd, en zoodanig zamengesteld, dat de verbeteringen, die de toekomst mogt vorderen, zonder schokken zullen kunnen worden aangebragt.

Voor de intrede in dit nieuwe tijdperk, zal Ik de verdere medewerking van U Edel Mogenden nog behoeven, en het is deze, die Ik thans met vol vertrouwen, tot heil des Vaderlands, van U Edel Mogenden kom inroepen.

Zal het Nederland op de nieuw geopende baan wél gaan, dan behoort elk inwoner van dit gezegend Land vervuld te zijn van het besef zijner dure verpligtingen en bezield met eene geestdrift voor het Vaderland, die geene offers te groot acht.

Het verledene, Edel Mogende Heeren! doet Mij de beste verwachtingen te dien opzigte voor de toekomst koesteren.

Eischen de omstandigheden, in spijt der pogingen tot vermindering der uitgaven van Staat, nieuwe bijdragen tot bestrijding der behoeften van het oogenblik, zoo zal Ik dezelve met gerustheid van U Edel Mogenden vragen.

Hangen ons ook nog beproevingen boven het hoofd, Ik houd Mij verzekerd, dat allen moedig zullen trachten die, onder Gods hulp, te boven te komen. – Onrust, wanorde, verdeeldheid van welken aard ook, zullen wij van den Nederlandschen bodem weten te weren, en het ons toevertrouwd pand ongeschonden aan de nakomelingschap overleveren.

Daartoe geve de Almagtige Zijnen zegen!