Edel Mogende Heeren! Het strekt mij tot een bijzonder genoegen, U Edel Mog., bij de opening van hunne tegenwoordige vergadering, opnieuw te kunnen mededeelen, dat Onze betrekkingen tot alle Mogendheden, met wederzijdsche welwillendheid, zijn onderhouden. Hoezeer de onlusten, in de Levant gerezen, bekommering hebben verwekt, bestaat er echter gegronde hoop op het behoud van den …
Categorie archieven: Troonredes van Koning Willem I (1814 – 1840)
Troonrede van 16 oktober 1820
Edel Mogende Heeren! Sedert de laatste reize, dat Ik in uwe vergadering verschenen ben, heeft Mijn Huis twee smartelijke verliezen geleden. Mijne geliefde Zuster, de Hertoginne Douanière van Brunswijk-Lunenburg, en Mijne Hooggeachte Moeder, de Prinsesse Douanière van Oranje-Nassau, geboren Prinsesse van Pruissen, zijn Mij door den dood ontrukt; Hare nagedachtenis, voor Mijn hart zoo belangrijk, …
Openingsrede van 18 oktober 1819
Edel Mogende Heeren! De Koning heeft ons, den last gegeven, in zijnen naam, de zitting van U Ed.Mog. te openen. Dien eervollen last komen wij volbrengen, maar, Ed.Mog.Heeren, hoe smartvol is die, welke ons tevens door den Koning is opgedragen, om namelijk van zijnentwege ter kennis van U Ed.Mog. te brengen, het verscheiden van ’s …
Troonrede van 19 oktober 1818
Edel Mogende Heeren! In den loop van dit jaar heeft Mijn Huis een’ nieuwen Zegen ondervonden door de Geboorte van eene tweede telg van Mijn beminden oudsten Zoon den Prins van Oranje. De Nederlanders hebben toen wederom ondubbelzinnig getoond, dat zij die gebeurtenis als een nieuwen waarborg voor het geluk van hun volgend geslacht beschouwden. …
Troonrede van 20 oktober 1817
Edel Mogende Heeren! Niet lang na den afloop uwer vorige zitting, is mijn Huis verblijd geworden door eene gebeurtenis, in welke al de ingezetenen des Rijks getoond hebben een zeer levendig deel te nemen. De geboorte van een’ erfgenaam heeft de vurigste wenschen van mijn’ beminden Zoon, den Prins van Oranje, vervuld en de banden …
Troonrede van 21 oktober 1816
Edel Mogende Heeren! Het strekt mij tot een levendig genoegen u, bij dezen plegtigen aanvang uwer werkzaamheden, te kunnen aankondigen, dat het Rijk met de buitenlandsche Mogendheden in de beste verstandhouding is, en dat alles ons op de voortduring dezer vriendschappelijke betrekkingen mag doen rekenen. Wij hebben ons daarentegen te bedroeven over de buitengewone rijzing, …
Troonrede van 16 oktober 1815
Edel Mogende Heeren! In de vergadering, welke ik, heden, uit krachte der Grondwet, open, zullen gewigtige belangen aan uwe overweging worden voorgesteld. Sedert het voorjaar, hebben onvoorzienbare gebeurtenissen buitengewone pogingen noodzakelijk gemaakt. Geen Nederlander of hij ziet met welgevallen op dat tijdperk terug; want in hetzelve werd de onafhankelijkheid des Vaderlands gevestigd. Dit algemeen gevoelen …
Troonrede van 21 september 1815
Edel Mogende Heeren! De dag, op welken ik dozen troon mag omringd zien van Staten Generaal, gekozen uit al de Nederlandsche provincien, vervult een’ der vurigste wenschen van mijn hart. De naauwe en duurzame vereeniging dier provincien was, reeds vóór drie eeuwen, het doel van een’ Vorst, die, boven velen zijner voorzaten en opvolgers, het …
Troonrede van 8 augustus 1815
Edel Mogende Heeren! Weinige maanden geleden, gaf ik aan de Staten-Generaal kennis van de vereeniging van alle de Nederlanden, onder het Koninklijk gezag. Maar, om die vereeniging bestendig en heilzaam te doen zijn, is het niet genoeg, dat alle de ingezetenen aan denzelfden Souverein gehoorzamen. Zij moeten, daarenboven, door dezelfde wetten en instellingen ten naauwste …
Rede van 16 maart 1815 bij aanvaarding van de Koninklijke waardigheid
Edel Mogende Heeren, Het vredes-traktaat, in den verleden zomer te Parijs gesloten, had aan dezen Staat onder Mijne Souvereiniteit eene vergrooting van grondgebied toegezegd. Maar de wijze, waarop die toezegging door opgevolgde overeenkomsten is verklaard en uitgebreid, zal, buiten twijfel, de verwachting van velen te boven zijn gegaan. Het is niet eene enkele strook lands; …
Lees verder “Rede van 16 maart 1815 bij aanvaarding van de Koninklijke waardigheid”