Troonrede van 16 oktober 1815

Edel Mogende Heeren!

In de vergadering, welke ik, heden, uit krachte der Grondwet, open, zullen gewigtige belangen aan uwe overweging worden voorgesteld.

Sedert het voorjaar, hebben onvoorzienbare gebeurtenissen buitengewone pogingen noodzakelijk gemaakt. Geen Nederlander of hij ziet met welgevallen op dat tijdperk terug; want in hetzelve werd de onafhankelijkheid des Vaderlands gevestigd. Dit algemeen gevoelen zal de opofferingen verzachten, welke het onvermijdelijk is te vorderen. Om, in een zoo klein tijdsbestek, geheele rijen vestingen in staat te stellen, het nationale leger te verdubbelen, en aan de nog talrijker legers der Bondgenooten het noodige te verschaffen, hebben schatten besteed moeten worden. U Edel Mogende zullen kennis nemen van hetgene in alle die opzigten gedaan en van het aanmerkelijk bezwaar, dat daaruit voor de Financien gesproten is.

De regtvaardigheid pleit hier met dubbele kracht voor de voldoening der schuldeischers, want een groot gedeelte derzelve behoort tot die streken des Rijks, welke onmiddelijk de rampen gevoeld hebben, van krijgsbewegingen onafscheidbaar. In de beraming echter der alzoo noodzakelijk gewordene maatregelen ben ik zorgvuldig te rade gegaan met het vermogen mijner goede onderdanen, en heb getracht den last, door verdeeling over een aantal jaren en onder alle standen, even ligt als gelijk, en die maatregelen dus de onbeschroomde goedkeuring der Staten-Generaal waardig te maken.

De berekening der staatsuitgaven voor het toekomstige jaar en de middelen tot derzelver bestrijding zullen vervolgens een even ernstig onderwerp van uwe raadplegingen opleveren; maar ik ben verre van te twijfelen of ook deze raadplegingen zullen eenen heilzamen uitslag hebben, en de voorzigtige vaststelling van gelijksoortige belastingen in alle deelen van het Rijk zal de belemmering doen ophouden, die derzelver onderling verkeer thans nog moet ondervinden.

Onder de wetten, die, bereids in kracht voor eenige onzer provincien, met behoorlijke wijzigingen, voor allen toepasselijk te maken zijn, bekleedt die op de nationale militie eene aanzienlijke plaats. Ook ten dezen zij de gelijkmatige behandeling van alle Nederlanders, en de getrouwe betrachting van het beginsel hunner vereeniging ons aller doelwit: en al bleek die instelling nog jaren lang voor volmaking vatbaar te zijn, geene poging kan Ons te moeijelijk, geene inspanning te groot schijnen, waar het er op aankomt, om in haar het stevigste bolwerk der veiligheid van den Staat te gronden.

Overigens mogen Uw Edel Mogende de billijke hoop koesteren, dat het volgend jaar, vreedzamer dan het tegenwoordige, geene onverhoedsche of bovenmatige opofferingen tot behoud dier veiligheid zal vereischen. Waarschijnlijk zal ik, binnen weinige dagen, u een algemeen traktaat der thans nog gewapende Mogendheden kunnen mededeelen, hetwelk nieuwe waarborgen zal aanbieden voor de rust van Europa. Zoo zal eindelijk de tijd genaderd zijn, dat de wetgever, niet meer van zijne eigenlijke bestemming afgetrokken, zijne geheele aandacht aan de verbetering van tucht en zeden, aan de uitbreiding van het openbaar onderwijs, aan de doelmatige hervorming van het armbestuur kan wijden. Reeds heeft het vertrouwen, dat de vrede inboezemt, vele takken der oude volksvlijt doen herleven. De koophandel zal een nieuw voedsel ontleenen, niet alleen uit die kolonien, welke aan Nederland terug gegeven en tot welker bezetting de kostbare toebereidselen thans voltooid zijn, maar ook uit die, in walker afstand ik verleden jaar heb moeten bewilligen. De nadere overeenkomst, deswege met de Kroon van Groot-Brittannie gesloten, zal U Edel Mogenden worden medegedeeld en, Zoo ik vertrouwe, in een dubbeld opzigt welgevallig zijn, daar zij ten bewijze strekt, zoo wel van de billijke en welmeenende gezindheid van dien magtigen Bondgenoot, als van de zorg, met welke, van mijne zijde, voor ’s Lands commerciele belangen gewaakt wordt.

Onder den bijstand der Goddelijke Voorzienigheid, zal ik, met onafgebroken ijver en regtvaardig jegens aflen, in de mij opgelegde pligten volharden. Uwe medewerking, in het daarstellen der algemeene bepalingen, maakt u tot getuigen en tot borgen tevens van de zuiverheid der bedoelingen van ’s Lands regering. Bezigt den invloed, dien deugden en kundigheden u verzekeren, en dien uwe vrijmoedige en eendragtige behartiging van het volksbelang nog gaat versterken, om allerwege de kalmte in de gemoederen te onderhouden. En dat er weldra niemand Onzer landgenooten zij, die niet, in een vol vertrouwen op zijne vertegenwoordigers en op zijnen Koning, zich aan het genot der voordeelen overgeve, die de Staatswet duidelijk en onherroepelijk aan alle burgers verzekert.