Troonrede 18 september 1984

Leden der Staten-Generaal,

In de regeringsverklaring heeft het kabinet twee jaar geleden een beleid uiteengezet om te komen tot behoud van welvaart en tot herstel van werkgelegenheid. Dat beleid is aangeduid als het driesporenbeleid: een overheid die minder schulden maakt: een krachtig bedrijfsleven dat voor meer werk kan gaan zorgen: een samenleving waarin werk zo georganiseerd wordt, dat ieder weer de kans krijgt zich daarin te ontplooien.

Uit de begroting die U vandaag wordt voorgelegd, blijkt dat de offers die worden gebracht, niet voor niets zijn. De werkgelegenheid neemt eindelijk weer toe; het tekort van de overheid daalt. De collectieve uitgaven waren in het verleden veel te sterk gestegen. Dat heeft geleid tot te hoge tekorten en tot te hoge belastingen en sociale premies. Nu loopt, ondanks de nog steeds stijgende rentelasten, het aandeel van de collectieve uitgaven in het nationaal inkomen langzaam maar zeker terug.

Het wordt daardoor mogelijk om – voor het eerst sinds vele jaren af te zien van belastingverhoging. Tevens wordt gewerkt aan een rechtvaardiger verdeling van de belastingdruk. Dat gebeurt door middel van de zogenaamde tweeverdienersmaatregel, die rekening houdt met de feitelijke draagkracht.

Deze maatregel wordt gecombineerd met een verlaging in de loon- en inkomstenbelasting. De sociale premies zullen volgend jaar dalen voor burgers en voor bedrijven. Op die wijze wordt ook een forse lastenverlichting voor het bedrijfsleven bereikt, hetgeen kan leiden tot lagere arbeidskosten en tot meer werk. De ontwikkeling van de arbeidskosten in het bedrijfsleven blijft uiteraard in de eerste plaats de verantwoordeiijkheid van werknemers en werkgevers. Die sluiten immers met elkaar collectieve arbeidsovereenkomsten. Wel maakt de begroting het mogelijk verantwoorde cao’s aan te gaan. Dankzij de zeer geringe prijsstijging kan worden bereikt dat nict de prijscompensatie, maar lagere belastingen en premies, bij gelijkblijvende bruto-salarissen, voor behoud van koopkracht zorgen.

Zo worden voorwaarden geschapen om verder te gaan met versterking van de positie van het bedrijfsleven en inschakeling van meer mensen in het arbeidsproces. Ook de voorwaarden waaronder de zelfstandigen zich een inkomen verwerven, worden stap voor stap verbeterd. De agrarische sector maakt, na jaren van expansie, een moeilijke periode door. Pijnlijke aanpassingen om overproduktie te vermijden zijn nodig.

De aparte plaats die de landbouw in het pakket van de lastenverlichtingen heeft gekregen, is ook bedoeld om de gevolgen van dit aanpassingsproces te verzachten.

De elkaar snel opvolgende technologische vernieuwingen en de veranderingen in de internationale produktiestructuur, vragen -om grote inspanning op het gebied van de ontwikkeling van wetenschap en technologie. Zij stellen ook hoge eisen aan het aanpassingsvermogen van de bedrijven en aan hen die daarin werken.

Zo komt nieuw en ander werk in de plaats van hetgeen verdwijnt, Meer en meer dienen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek dit te ondersteunen; vandaar ook de versterkte inspanning op het gebied van de informatie-technologie. Alleen een op vernieuwing gericht bedrijfsleven met concurrerende arbeidskosten kan het ons mogelijk maken onze welvaart in stand te houden. Daarenboven zijn herverdeling van werk en arbeidsduurverkorting onmisbaar. Dit is een moeilijk proces van passen en meten, dat in de organisatie per bedrijfstak, of zelfs per onderneming, moet gebeuren.

Het is moeilijk omdat arbeidsduurverkorting en herverdeling van werk niet tot minder maar tot meer produktie moeten leiden. Dat kan alleen als het band in hand gaat met andere werkroosters, flexibele werktijden, langere bedrijfstijden. Hier ligt een zware opdracht voor werkgevers en werknemers, en dus evenzeer voor de overheid als grootste werkgever.

Deze inspanning moet samengaan met een forse aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het is daarom verheugend dat de centrale organisaties van werknemers en werkgevers, verenigd in de Stichting van de Arbeid, overeenstemming hebben bereikt over aanbevelingen om de jeugdwerkloosheid nu massaal aan te pakken. Evenzo heeft het akkoord tussen kabinet, sociale partners en onderwijsorganisaties over de gezamenlijke verantwoordeiijkheid voor het beroepsgerichte onderwijs, tot een doorbraak geleid.

Het leerlingstelsel ten behoeve van het bedrijfsleven zal met 40.000 plaatsen worden uitgebreid. Zo zullen jongeren, goed opgeleid en vakbekwaam, het bedrijfsleven komen versterken. Ook bij de overheid zullen zij voortaan in zogenaamde groeibanen aangenomen worden. Dat betekent dat volgend jaar 15.000 jongeren meer bij de overheid aan het werk kunnen gaan. Bedrijfsleven en overheid zullen op deze wijze samen zorg dragen voor een aanzieniijke verbetering van de positie van de schoolverlaters.

Daartnaast heeft de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid voor langdurig werklozen. Met name jongeren die reeds meer dan twee jaar werkloos zijn zuiien door middel van het zogenaamde “START”-plan een nieuwe kans krijgen.

1985 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het jaar voor de jeugd. Waar het vooral om gaat is wat er door de jeugd kan gebeuren. De schoolverlaters van de jaren tachtig; tweeëneenhalf miljoen jongens en meisjes, zullen straks het hart moeten uitmaken van de werkende generatie. Voor die immense opgave staan wij samen.

Ondanks de noodzaak het uitgavenniveau in de sociale zekerheid te beheersen kan de koopkracht van de sociale minima gelukkig gehandhaafd blijven, door de geringe prijsstijging en de verlaging van belastingen en sociale premies. Wel zulen de boven-minimale uitkeringen teruggebracht worden tot 70% van het bruto-loon. Waar van hen die voor lange tijd op een uitkering aangewezen, zijn dit offer gevraagd wordt, is het redelijk ook te komen tot bezuinigingen bij de kort lopende uitkeringen. Daarom worden aanpassingen voorgesteld in de ziektewet. Deze verlagingen zullen niet gelden voor mensen die slechts het minimumloon verdienen en daarvan ook anderen moeten onderhouden. Door deze maatregelen te nemen voor de bovenminimale uitkeringen worden algemene kortingen, die onvermijdelijk ook weer de minimuminkomens zouden treffen, voorkomen. De verantwoordelijkheid voor het eventueel aanvullen van het ziekengeld boven het verlaagd wettelijk niveau, ligt bij de sociale partners, werknemers en werkgevers, zelf.

Toch zal een tijdelijke voorziening voorgesteld worden, die moet voorkomen dat hogere bovenwettelijke lasten automatisch op de werkgevers afgewenteld worden. Deze zal echter slechts gelden wanneer en zolang er na de lopende collectieve arbeidsovereenkomsten nog geen nieuwe overeenkomst is.

De gelijke behandeling van mannen en vrouwen noodzaakt evenzeer tot een ingrijpende aanpassing van onze sociale zekerheid. Dat betekent onder meer dat straks mannen en vrouwen elk een AOW-uitkering ontvangen. Een gezinstoeslagenwet zal worden ingediend om te voorkomen dat gehuwden, of samenwonenden, die van één uitkering moeten leven, onder het voor hen geldende, sociale minimum komen. Op deze wijze word zowel tegemoet gekomen aan de noodzaak van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, als aan eisen van rechtvaardigheid en draagkracht.

Dit jaar zullen ook voorstellen ingediend worden om ons stelsel van ziektekostenverzekering te vereenvoudigen en daarbinnen de solidariteit tussen groepen met een verschillend ziekterisico beter te regelen. Zo worden de contouren zichtbaar van een sociaal verzekeringsstelsel dat weer houdbaar zal zijn.

Terwille van de beteugeling van de overheidsuitgaven en het op peil houden van de werkgelegenheid, zal ook volgend jaar van hen die werkzaam zijn in de collectieve sector, een bijdrage moeten worden gevraagd. Daarbij wordt er naar gestreefd nieuwe bruto-kortingen op de salarissen te voorkomen. Met de centrales van overheidspersoneel kon overeenstemming worden bereikt over een geschillenregeling.

Ook worden voorstellen tot herziening van het overlegstelsel voorbereid. De regering hoopt U binnenkort een wetsvoorstel tot regeling van het stakingsrecht van ambtenaren voor te leggen.

De overheid heeft de plicht zorgvuldig om te gaan met de haar toevertrouwde middelen. Ook is kritische toetsing van omvang en werking van het overheidsapparaat nodig. Het komt er daarbij op aan, dat regering en volksvertegenwoordiging taken en verantwoordelijkheden aan lagere overheden overdragen, dan wel deze aan de samenleving overlaten en eigen nieuwe taken slechts in zelfbeperking aanvaarden.

Omvangrijke programma’s van nieuwbouw, woningverbetering en stadsvernieuwing worden, ondanks de zware budgettaire lasten, tot stand gebracht. Deze programma’s profiteren weliswaar van een gunstiger ontwikkeling van de bouwkosten, maar helaas raakt de hoge rentestand het nog niet mogelijk over te schakelen naar minder huurverhoging. Zelfs bij stijgende huren nemen de overheidsuitgaven voor de volkshuisvesting nog steeds aanzienlijk toe. Ook bij de bescherming en de verbetering van ons milieu gaat de overheid tot de grens van haar financiële kunnen.

Dat is noodzakelijk opdat meer mensen ook in de toekomst in een schoner milieu kunnen leven.

De verantwoordelijkheid van de overheid voor welzijn en volksgezondheid wordt deze jaren herijkt. Het kabinet is bezig met een herwaarderen van onze verzorgingsstaat. Bij de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening gaat het er allereerst om deze zo in te richten dat er minder druk ontstaat op ziekenhuizen, verpleeghuizen en bejaardenoorden.

De zorg op maat, dicht bij huis, moet daarom voorrang krijgen: dan zal er ook minder behoefte zijn aan steeds meer en kostbaarder medische voorzieningen. Burger en samenleving zullen meer ruimte krijgen om – ook via hun gemeente en provincie – invloed uit te oefenen op de aangeboden welzijnsvoorzieningen en weer zelf een grotere eigen verantwoordelijkheid te dragen. Daarop zijn de te behandelen wetsontwerpen gericht.

De laatste jaren zijn met betrekking tot andere overheidstaken grote zorgen naar voren gekomen.

Het gaat daarbij met name om de veiligheid van de burger en het functioneren van de rechtsstaat. De criminaliteit moet worden teruggedrongen. Daarvoor zijn nodig een goed toegeruste politie en rechterlijke macht, en voldoende mogelijkheden om straffen ten uitvoer te leggen. De capaciteit van het gevangeniswezen zal worden uitgebreid.

Bij alles wat de overheid doet om de veiligheid van de burger te vergroten en diens vertrouwen in de rechtsorde te behouden, ontkomt zij niet aan het stellen van prioriteiten.

Het behoud en de verbetering van de rechtsstaat vergen, naast duidelijker en scherper optreden tegen criminaliteit en vandalisme, goede wetgeving. De ware vrijheid luistert naar wetten. Maar dan moeten die wetten wel van wezeniijk belang zijn, niet onnodig ingewikkeld en in de praktijk te handhaven. In feite komt het er dus op neer, dat wij tegeiijk ons stelsel van wetten moeten toetsen op wat overbodig is – de zogenaamde deregulering – en, daar waar nodig, nieuwe wetten maken.

Tevens dienen wij de naleving van de wet weer cen groter gewicht toe te kennen.

Tot de zorgen om de rechtsstaat hoort vandaag helaas ook de zorg om uitingen van discriminatie naar herkomst, huidskleur of ras. Daar moeten wij ons duidelijk tegenover opstellen. Politie en Openbaar Ministerie zullen actief blijven optreden. Het terugdringen van achterstanden van minderheden krijgt het komend jaar een bijzonder accent door de indiening van het wetsontwerp tot het verlenen van kiesrecht aan niet-Nederlandse ingezetenen.

Bij de inspanningen om in ons land inhoud te geven aan cen rechtvaardiger en veiliger wereld, wisselen licht en schaduw elkaar af; maar er is meer om dankbaar voor te zijn. Dat is een stimulans te meer onze internationale verplichtingen – ons samenleven en samenwerken met andere volkeren – goed in het oog te houden. Allereerst geldt dit binnen het Koninkrijk zelf, waar de regering haar volle medewerking zal blijven verlenen aan de uitwerking van de resultaten van de Rondetafelconferentie met de Nederlandse Antillen.

Tezamen met de andere lid-staten van de Europese Gemeenschap werken wij aan een Europa dat geloofwaardig is voor zijn burgers. Aan dit streven zal ook de 40-jarige Benelux-samenwerking bijdragen. Het gaat om een Europa zonder grensbelemmeringen, met een echt vrij verkeer van personen, goederen en diensten; een Europa waarin ook de wil heerst nieuwe technologieën gezamenlijk te ontwikkelen en toe te passen.

Slechts zo zal het kunnen komen tot een krachtige Gemeenschap, straks uitgebreid met Spanje en Portugal.

Onder dreiging van toenemend protectionisme biijft de ontwikkeling van de wereldeconomie grote inspanning vragen. Met name de internationale schuldenproblematiek, verscherpt door de voortdurend hoge rente, is ontwrichtend voor een aantal landen. Hoewel er lichtpunten in de derde wereld te zien zijn, blijven armoede, honger en een groot gebrek aan werkgelegenheid, toch kenmerkend voor de situatie in tal van ontwikkelingslanden, vooral in die met de laagste inkomens.

Wij zullen onze beste krachten en mogelijkheden blijven inzetten voor een duurzame oplossing. Daarom blijft de hulpinspanning anderhalf procent van het netto nationaal inkomen. Dit komt in de allereerste plaats ten goede aan de ontwikkelingslanden, maar levert op langere termijn ook een bijdrage aan onze eigen welvaart.

Om de vrijheid te behouden en de vrede te bewaren blijft een geloofwaardige en samenhangende westelijke defensie onmisbaar. In de Defensienota is uiteengezet hoe onze krijgsmacht hieraan de komende tien jaar zal bijdragen. Tegeiijk dienen de pogingen van ons bondgenootschap om te komen tot wezenlijke ontspanning en beteugeling van de wapenwedloop, te worden voortgezet, zeker nu de verhoudingen tussen Oost en West zo kil zijn en vervuld van wantrouwen.

Naast de wapenbeheersing zullen menselijke, culturele en economische contacten de ontspanning moeten bevorderen.

Met het besluit inzake eventuele plaatsing van kruisvluchtwapens op Nederlands grondgebied, heeft het kabinet een uiterste poging willen doen om wapenbeheersing een kans te geven, zonder de solidariteit met bet bondgenootschap te beschadigen. Helaas zijn er tot nu toe geen aanwijzingen dat de Sovjet-Unie de verdere uitbreiding van haar SS 20-arsenalen zal staken, dan wel bereid is, naar de onderhandelingstafel terug te keren.

Leden der Staten-Generaal,

Langzaam maar zeker geraken wij met economie en werkgelegenheid uit het slop. Dat rechtvaardigt een voortgaan op de ingeslagen weg. De regering is daartoe vastbesloten. Van de kwaliteit van ons leven en werken kunnen wij iets goeds maken. Dat vraagt wel bijzondere inspanningen.

Volgend jaar herdenken wij dat ons land veertig jaar geleden werd bevrijd. Dit is reden tot dankbaarheid, maar dat is niet genoeg.

Laten wij ons vrede en vrijheid waardig tonen. Wij moeten oorlog voorkomen, maar vooral ook vrede inhoud geven in ons land en over de grenzen heen. Bij alle verschillen van inzicht is dit onze gezamenlijke opdracht. Daarbij zijn aan U, volksvertegenwoordigers, veel taken en zorgen toevertrouwd.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 20 september 1983

Leden der Staten-Generaal,

Ons land wordt deze jaren zwaar op de proef gesteld. Velen verloren hun baan. Talrijke jongeren konden nog niet aan de slag komen. De steeds grotere financiële tekorten van de overheid konden dat niet verhelpen. Deze hebben slechts geleid tot steeds hogere rentelasten en daarmee weer tot grotere tekorten. Wetvaart en werkgelegenheid van land en burger werden steeds verder aangetast. De begroting die U vandaag wordt aangeboden en het beleid van de regering zijn dan ook allereerst gericht op het doorbreken van deze situatie. Ten behoeve van het herstel zijn aanpassingen nodig. Het kabinet is zich bewust dat sommige daarvan burgers en groepen van burgers zeer pijnlijk treffen door achteruitgang van inkomen, door grote veranderingen in werk- en leefomstandigheden, of door het ontstaan van onzekerheid. Toch wil het kabinet de noodzakelijke ingrepen niet uit de weg gaan. Er staat te veel op het spel. De ontwrichting van welvaart en werkgelegenheid, die de laatste jaren steeds ernstiger werd, moet een halt toegeroepen worden, pas dan kunnen wij samen aan herstel gaan werken. Herstel is mogeiijk. Daarom moeten wij nu doorzetten. Met elkaar kunnen wij de moeilijkheden overwinnen, opdat er weer zekerheid komt voor ouderen en kansen voor jongeren. Het verbeterend internationaal getij stelt ons juist nu in staat een keer ten goede te bewerkstelligen.

De wijzigingen in de sociale zekerheid zijn erop gericht dit stelsel betaalbaar te houden. Om de pijn eerlijk te verdelen is gekozen voor deels een algemene vermindering, deels een bijzondere aanpassing van de hogere uitkeringen. Mede op grond van de adviezen van de Sociaal-Economische Raad en in samenspraak met U, Leden van de Staten-Generaal, zal de komende jaren een vernieuwd, rechtvaardig en betaalbaar stelsel van sociale zekerheid uitgewerkt moeten worden. De voorgestelde maatregelen maken het mogelijk de sociale premies te verlagen ten gunste van werkenden en uitkeringsgerechtigden. Op deze wijze kan het verlies aan koopkracht wat beperkt worden.

Voor de werkenden is het daardoor gemakkelijker af te zien van de prijscompensatie en deze te bestemmen voor herverdeling van werk en voor de versterking van het bedrijf of de instelling, waar men werkt. Zo wordt de vorig najaar met werknemers en werkgevers afgesproken beleidslijn om het arbeidsvoorwaardenoverleg daarop te richten, versterkt. De enorme toevloed van jongeren en vrouwen op de arbeidsmarkt maakt de verdeling van het werk door deeltijdbanen en anderszins tot harde noodzaak. Dat is moeilijk, maar toch moeten wij het werk zo organiseren dat meer mensen kansen krijgen. Dat zijn wij elkaar verplicht.

Inkomensoffers van ambtenaren en van hen die werkzaam zijn bij door de overheid gefinancierde instellingen, zijn mede noodzakelijk om de daar aanwezige werkgelegenheid zo goed mogelijk in stand te houden; tegelijk echter ook om via de herverdeling van de beschikbare werkgelegenheid meer burgers kans op werk en inkomen te geven. Het gaat daarbij om tienduizenden.

De vandaag uitgebrachte werkgelegenheidsnota gaat in op het herstel van economie en werkgelegenheid, op de verdeling van het werk en op de mogelijkheden voor uitkeringsgerechtigden om zinvol werk buitenshuis te verrichten.

Het bedrijfsleven, bestaande en nieuwe bedrijven, met allen die daarin werkzaam zijn, zullen weer het draagvlak moeten worden van groeiende werkgelegenheid en welvaart. Daartoe moeten wij het overheidstekort en de druk van belastingen en premies verminderen. Hiertoe wordt nu een forse aanzet gegeven. Het financieringstekort gaat, zij het bescheiden, dalen. De sociale premiedruk daait aanzienlijk. Ondanks belastingmaatregelen stijgt de totale belastingdruk in de samenleving niet. Zelfs bij de krappe kas van de overheid heeft de regering toch een lastenverlichting voor het bedrijfsleven voorgesteld; voor bedrijven en zelfstandigen. De regering dient vandaag soberder begrotingen in. Om echter te voorkomen dat bij de stijgende rentelast en de scherp gestegen kosten van de werkloosheid ten laste van de rijksbegroting, de overheidstaken te sterk ingekrompen worden, moeten belastingmaatregelen genomen worden. Deze verzwaringen staan dus tegenover verlichtingen. De belastingmaatregelen zijn zo gekozen dat zij duidelijk het zwaarst drukken op de burgers met de hogere inkomens. Op deze wijze worden de lasten van de hogere werkloosheid en de bedragen gemoeid met de lastenverlichting voor het bedrijfsleven naar draagkracht verdeeld, en komt ook volgend jaar geld beschikbaar voor een bijzondere uitkering aan hen die van het minimum rond moeten komen.

Bij het herstel van de werkgelegenheid kan het niet alleen gaan om lastenverlichting en beheersing van kosten. Daarom heeft het kabinet ook een begin gemaakt met de vereenvoudiging van de regelgeving in ons land.

Deze taakstelling heeft niet alleen betekenis voor de economie. Burgers en bedrijven hebben recht op een overheid die sober is in haar regelgeving. Strikt waar het moet, maar niet alomvattend en bureaucratisch. Een overheid die zich onthoudt van wat door anderen minstens zo goed gedaan kan worden. Een overheid die zich beperkingen oplegt, maar helder en strak is daar, waar zij moet optreden, zoals bij de bestrijding van fraude, van handel in drugs en van aantasting van het milieu. Als wij hierin slagen zal de rechtsstaat winnen aan geloofwaardigheid en kracht.

De instandhouding van een krachtige rechtsstaat, voorwaarde voor het behoud van onze democratie, is één van onze eerste opgaven De rechtsstaat kan echter alleen gedijen in een samenleving, waarin alle burgers kans hebben zich te ontplooien, waarin emancipatie gerealiseerd kan worden, waar nationale en groepstradities beleefd kunnen worden en waar groepen met verschillende opvattingen en gebruiken elkaar tolereren en waarderen Het gevoel van onzekerheid en gebrek aan geborgenheid, en soms zelfs een gevoel van stuurloosheid zijn zeker niet alleen te wijten aan de economische teruggang. Daarom is zo belangrijk het weefsel van de samenleving van gezin tot wijk, van eigen vereniging tot rijkgeschakeerde media, waarmee men zich verwant kan weten, waar men zich thuis voelt. Onze rechtsstaat is ook gediend met betere bestuurlijke verhoudingen; met de zeggenschap zo dicht mogelijk bij de burgers. Met het oog hierop zal voortgegaan worden op de moeilijke weg van de decentralisatie.

De kwaliteit van de samenleving moet worden bepaald door de instelling en inspanning van de burger. Dat geldt voor het vraagstuk van de minderheden die hun plaats moeten kunnen vinden in onze samenleving. Dat geldt voor het onderwijs, waar naast de noodzakelijke versobering veel werk wordt verzet voor belangrijke nieuwe plannen met name in het voortgezet onderwijs; het kort middelbaar beroepsonderwijs en het leerlingenstelsel vormen daar een bijzondere uitdaging.

Belangrijke initiatieven op het gebied van volwassenen-educatie en met betrekking tot de toepassing van de informatie-technologie in onderwijs en onderzoek zijn slechts voorbeelden van het feit dat de rol van het onderwijs in de samenleving eerder toe- dan afneemt.

Overziet men de ontwikkeling van de rijksbegroting dan valt op hoe gestaag de inspanningen zijn ten behoeve van de stadsvernieuwing en de verbetering van het milieu. Dit zijn welbewuste prioriteiten. Wij moeten ons dat bij bezuinigingen elders wel realiseren.

Diezelfde kwaliteit van de samenleving komt tot uitdrukking in de volksgezondheid, de bejaardenzorg en in het cultuurbeleid. Ook hier zal de regering in nauwe samenspraak met de Staten-Generaal initiatieven nemen om het met de beschikbare middelen eenvoudiger en beter te doen, ons meer baserend op mogelijkheden en verantwoordelijkheden van de burger zelf. Het gaat daarbij niet in de eerste plaats om een bestuurlijk-technisch vraagstuk; welzijn en welzijnsbeleid moeten immers hun wortels hebben in gespreide verantwoordelijkheid en gerechtigheid.

Uit het aktieprogramma dat het kabinet U vandaag presenteert blijken reeksen van concrete bestuurlijke inspanningen. Hier en nu gaat het om de keus voor een bestuurlijk handelen van een overheid, die zich wil baseren op de kracht van de burgers, op hun saamhorigheid en die de samenleving zo wil inrichten dat, wat zwakker is, niet van de weg geduwd wordt.

Ons land mag zich ook dit jaar weer verheugen in het behoud van vrede. Helaas bieden de ontwikkelingen in de politieke en militaire verhoudingen tussen Oost en West -nog steeds weinig uitzicht op een wezenlijke vermindering van bestaande tegenstellingen.

Een toereikende defensie-inspanning van het westelijk bondgenootschap blijft voor handhaving van vrede en veiligheid noodzakelijk. De prijs die wij in verband daarmede zelf betalen is zeker niet te hoog. In de defensienota zullen de plannen voor onze krijgsmacht voor de komende tien jaar neergelegd worden. Het kabinet blijft bij voortduring binnen en buiten het bondgenootschap hameren op het aambeeld van de wapenbeheersing. Het moet mogelijk zijn de wapenwedloop te doorbreken zonder te grote risico’s te nemen, gegeven onze verantwoordelijkheid, oorlog te voorkomen. De uitvoering van het NAVO-dubbelbesluit van 1979 inzake nucleaire middellange-afstandraketten en de besprekingen daarover in Genève, komen nu in een belangrijke fase. Plaatsing van nieuwe raketten aan NAVO-zijde moet zo enigszins mogelijk worden voorkomen, maar daartegenover moeten de middellange-afstandraketten ter andere zijde ontmanteld worden. Als dit doel niet in één stap bereikt kan worden, dan dient met kracht naar tussenoplossingen te worden gestreefd. De regering wil een samenhangend beleid voeren op het gehele terrein van de nucleaire wapens. Naast de bevordering van de onderhandelingen in Genève, zet zij zich daarom in voor de vermindering van afhankelijkheid van andere kernwapens, met name de korte-afstandwapens.

Om werkelijke resultaten te bereiken bij de wapenbeheersing en bij de terugdringing van de rol van de kernwapens, is samenwerking in bondgenootschappeiijk verband onmisbaar. De talrijke regionale conflicten en oorlogen in de wereld maken het duidelijk hoeveel er nog schort aan de voorwaarden om vrede te bewaren.
Naast de risico’s verbonden aan te veel wapens, levert het contrast met de armoede in zovele landen, een voortdurende aansporing tot wapenbeheersing. Vooral de armste ontwikkelingslanden worden nu al jaren achtereen geteisterd door stagnatie en achteruitgang, hetgeen voor vele miljoenen mensen daar onaanvaardbare armoede met zich brengt. Het moet ons een plicht zijn al het mogeiijke te doen om deze nood te helpen lenigen. Gelukkig heeft een aantal ontwikkelingslanden zich wel met succes uit de stagnatie en onderontwikkeling bevrijd en een zeker groeitempo bereikt. Daarom moeten wij, naast voortgezette steun aan de armste ontwikkelingslanden, economische samenwerking met deze landen bevorderen. Daarmee is niet alleen armoedebestrijding, maar ook herstel van gunstiger economische ontwikkelingen in de wereld en in ons land gediend.

Met betrekking tot de Nederlandse Antillen kunnen wij terugzien op een geslaagde rondetafelconferentie. Het komt nu aan op de uitwerking van de resultaten daarvan.

Voor de Europese Gemeenschap draagt ook ons land een eigen verantwoordelijkheid. Wij moeten ons ten uiterste inspannen deze Gemeenschap, belangrijk voor welvaart en ontplooiing in vrijheid, te bewaren en verder te ontwikkelen. Ook dat vergt aanpassing en vernieuwing. Slechts zo kan het landbouwbeleid zijn goede rol blijven vervullen en kunnen nieuwe taken, waaronder het vervoer beleid, aangepakt worden. Slechts zo kan de Gemeenschap een gezonde financiële basis verschaft worden en betaalbaar blijven. En slechts zo is het mogelijk de toetreding van Spanje en Portugal verantwoord te laten plaatsvinden.

Leden der Staten-Generaal,

Volgend jaar herdenken wij de sterfdag, dát 400 jaar geleden, van Willem de Zwijger, de Vader des Vaderlands. Een lange reeks van generaties heeft sindsdien ons land gebouw tot wat het nu is. Ook in deze generatie worden van alle Nederlanders inspanningen en saamhorigheid gevraagd. Steeds weer moeten wij eigentijds inhoud geven aan onze tradities van vrijheid en van respect voor elkaars normen en waarden behoeden en leven houden. Onze democratie is een groot goed. Krachtens deze democratie zijn aan U Volksvertegenwoordigers, veel taken en zorgen toevertrouwd.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 21 september 1982

Leden der Staten-Generaal,

Een Troonrede, uitgesproken onder verantwoordelijkheid van een demissionair kabinet, kan geen beschrijving bieden van plannen en initiatieven waarmee de regering in het nieuwe parlementaire jaar vorm denkt te geven aan het te voeren beleid. Wel past een beschouwing over de problemen waarin ons land verkeert en een aanduiding van de maatregelen welke, met het oog op de ernst en de omvang van die problemen, naar het oordeel van het kabinet zonder verwijl moeten worden genomen om uitzicht te openen op economisch herstel.

De wereldeconomie vertoont tekenen van een ernstige stagnatie. De produktie groeit niet meer, de wereldhandel nauwelijks. De werkloosheid loopt scherp op. In de Europese Gemeenschap is tien procent van de beroepsbevolking zonder werk.

Nederland deelt in die algemene malaise, maar in ons land wordt het probleem van het tekort aan werkgelegenheid nog verscherpt doordat de beroepsbevolking en daarmede de vraag naar werk hier veel sneller groeit dan elders in West-Europa.

Weliswaar ligt voor het volgend jaar enig herstel in de lijn der verwachting, maar dit zal bij lange na niet voldoende zijn om een einde te maken aan de toeneming van de werkloosheid. Het ziet er naar uit dat het herstel van de werkgelegenheid nog vele jaren zal vergen. Het zal zaak zijn gedurende een reeks van jaren met volharding en geduld een beleid te voeren, gericht op het inperken van de collectieve uitgaven en daarmee op het beteugelen van de voortdurende stijging van collectieve lasten en het verminderen van het financieringstekort van de overheid. Anders raakt het bedrijfsleven steeds meer in de verdrukking.

Zonder herleving van de bedrijvigheid, zich uitend in investeringen, kan er geen duurzaam herstel van werkgelegenheid komen. Het kabinet heeft besloten de lasten die op de bedrijven drukken met één miljard gulden te verminderen. De Maatschappij voor Industriële Projekten, opgericht om de industrialisatie van ons land te versnellen, zal hopeiijk over enkele maanden van start kunnen gaan. Dezer dagen heeft U nota’s ontvangen die een nieuw beleid in het vooruitzicht stellen ter aanmoediging van het midden- en kleinbedrijf. Sommige van de daarin beschreven maatregelen komen ook de land- en tuinbouw ten goede.

In de regeringsverklaring heeft het interimkabinet aangekondigd dat het de indiening in september zou bevorderen van een volwaardige begroting, ofschoon de vorming van een nieuw kabinet dan intussen ter hand zou zijn genomen. Sedertdien is het nog duidelijker geworden dat een solide begroting voor 1983 niet mag uitblijven.

Als het financieringstekort van de overheid niet met krachtige hand wordt aangepakt, zullen de overheidsfinanciën onbeheersbaar worden.

Mocht het tekort op het huishoudboekje van de overheid op het huidige peil blijven, dan zal het rijk binnen korte tijd van elke vijf gulden die het te besteden heeft er één moeten uitgeven ter betaling van de rente op de staatsschuld.

Dat zou onvermijdelijk ten koste gaan van uitgaven ten behoeve van collectieve voorzieningen. Bovendien maakt de overheid door steeds meer op de kapitaalmarkt te lenen het voor de bedrijven steeds moeilijker aan middelen te komen om te investeren.

De ontwerp-begroting die U heden wordt aangeboden bevat dan ook ingrijpende maatregeten. Die zijn nu nodig om een financiële ontreddering straks te voorkomen.

Het kabinet heeft de nodige besparing op de collectieve uitgaven zoveel mogelijk gezocht buiten de overheidsinvesteringen, zulks om een directe aantasting van werkgelegenheid te vermijden.

Zo is op het totale budget voor volkshuisvesting en stadsvernieuwing niet bezuinigd. Binnen die begroting is voor de stadsvernieuwing meer geld beschikbaar gesteld.

De nodige bezuinigingen zijn vooral gevonden in de inkomens die uit gemeenschapsmiddelen worden betaald. Volgens de nu bekende gegevens dienen naar het oordeel van het kabinet de inkomens in de collectieve sector in 1983 te worden gehandhaafd op het peil dat eind 1982 zal zijn bereikt.

Op de organisaties van werkgevers en werknemers doet de regering een klemmend beroep om een overeenkomstige matiging te betrachten.

Mocht dit beroep niet in voldoende mate worden gevolgd, dan zal het kabinet ter zake zijn eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Degenen die voor hun levensonderhoud echt op één minimuminkomen zijn aangewezen zullen in 1983 een tegemoetkoming ontvangen die hun koopkracht zover mogelijk veilig stelt.

Onze zieke economie kan nict bij toverslag weer op de been worden gebracht. Genezing is zeker mogelijk, maar vergt vertrouwen en zal geruime tijd duren. Nationale remedies zijn ontoereikend. Daarom is erjuist nu alle reden om de samenwerking in de Europese Gemeenschap te verdiepen.

Zolang zich echter nog geen structureel herstel voordoet, moeten we ons tot het uiterste inspannen om de werkloosheid, met al het persoonlijk leed en maatschappelijk onheil dat daardoor wordt veroorzaakt, zoveel mogelijk in te perken. In het bijzonder geldt dit voor de werkloosheid onder jongeren.

Aanpassingen in het onderwijs, met name de invoering van kort middelbaar beroepsonderwijs, kunnen ertoe bijdragen dat meer jonge mensen een opleiding krijgen die hun een betere kans biedt op een plaats in het arbeidsbestel.

Het kabinet wil in het komend overieg met de organisaties van werkgevers en werknemers bespreken hoe het arbeidsvoorwaardenbeleid dienstbaar kan worden gemaakt aan de bestrijding van de werkloosheid. . Dat gesprek zal onder meer moeten gaan over de mogelijkheden het beschikbare werk over meer mensen te verdelen.

Zonder een grondige herziening wordt ons stelsel van sociale zekerbeid onbetaalbaar en zouden ook de wezenlijke verworvenheden ervan in gevaar kunnen komen. Daarop afgestemde adviesaanvragen aan de Sociaal-Economische Raad en aan de Emancipatieraad zijn in voorbereiding.

Ook ter beteugeling van de kosten van de gezondheidszorg zijn structurele ingrepen nodig. Het gaat er hierbij niet alléén om de voortgaande stijging van de premies tot staan te brengen. Het gaat er ook om een herschikking van de uitgaven mogelijk te maken ten behoeve van de zorg buiten de ziekenhuizen en betere voorzieningen voor zwakzinnigen en geestelijk gestoorde mensen. Daarop gerichte voorstellen heeft het kabinet ontwikkeld.

Tot een herschikking van overheidsuitgaven noopt ook de verandering in het leeftijdspatroon van onze bevolking: minder kinderen, meer bejaarden. De voorzieningen voor bejaarden zullen uitgebreid moeten worden. Ook voor onze medeburgers die tot de culturele minderheden behoren, zal meer gedaan moeten worden.

De bescherming van de natuur en het milieu zal eveneens meer kosten vergen en ook daarvoor moeten door besparingen elders gelden worden vrijgemaakt. De begroting voorziet in extra uitgaven voor het bestrijden van bodemverontreiniging. De uitvoering van het op milieubehoud en veiligheid gerichte Oosterscheldeproject vindt onverminderd voortgang.

Nederland is een rechtsstaat. Dat betekent dat de bestuurders en de burgers zich hebben te schikken naar de rechtsregels die onze democratie heeft voortgebracht. Eigenmachtig optreden kan niet worden geduld, zeker niet wanneer dat met geweldpleging vergezeld gaat.

De reorganisatie van de politie moet spoedig haar beslag krijgen. De regering bereidt een wetsontwerp voor om, in afwachting van die reorganisatie, de toeneming van het aantal politiekorpsen te beletten.

Tot de kenmerken van de rechtsstaat behoort voorts dat de burger zonder nodeloze belemmering recht kan verkrijgen. De organen van rechtspraak en rechtshandhaving raken evenwel overbelast.

Bij het maken van wettelijke regelingen en het beschikbaar stellen van rechtsmiddelen, zal hiermee, ter wille van de kwaliteit van de rechtsbedeling, meer dan tot dusver rekening gehouden moeten worden.

De reorganisatie van de rijksdienst, gericht op de verbetering van de kwaliteit van het bestuur, vindt gestage voortgang. Het kabinet zal U binnenkort een aantal gedachten ontvouwen over de decentralisatie van overheidstaken.

De regering hecht grote waarde aan het behoud van een intensieve samenwerking binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en in het bijzonder tussen de Verenigde Staten en de Europese bondgenoten. In het nabije verleden hebben zich verschillen van inzicht ontwikkeld, met name over het verrichten van technologisch hoogwaardige leveranties aan de Soviet-Unie. Die meningsverschillen kunnen en moeten in een geest van wederzijds respect worden opgelost.

Zij mogen geen afbreuk doen aan het besef dat de democratieën ter weerszijden van de Atlantische Oceaan wezenlijke waarden gemeenschappelijk hebben en ter veiligstelling daarvan op elkaar aangewezen blijven.

Bij de viering van twee eeuwen verbondenheid met de Verenigde Staten is hieraan terecht veel aandacht besteed.

Kan West-Europa zich erover verheugen in vrede en vrijheid te leven, elders in de wereld worden veel mensen door oorlog en geweld getrofren. Vooral de toestand in het Midden-Oosten blijft zorgwekkend.

De bewoners van Libanon betalen wel een heel zware tol. Nederland draagt naar vermogen bij tot het tegengaan van geweld in het Midden-Oosten. Nederlandse militairen dienen zowel in de Sinai-woestijn als in Libanon.

Binnen het beraad van de Europese Tien tracht Nederland een politieke oplossing naderbij te brengen. Het vooruitzicht daarop is onlangs verbeterd, dank zij het recente initiatief van de President van de Verenigde Staten en het bemoedigende antwoord daarop gegeven door de Arabische topconferentie te Fez.

Niet alleen doordat oorlogsgeweld ons bespaard is gebleven zijn wij bevoorrecht. Wij zijn ook een welvarend land, ondanks de economische moeilijkheden die wij nu doormaken.

Tal van ontwikkelingslanden, die het toch al zwaar te verduren hadden, worden door de teruggang in de wereldeconomie onevenredig zwaar getroffen.

Bijna een kwart van de bevolking van onze aarde kan niet of nauwelijks voorzien in zijn allereerste levensbehoeften. In die schrijnende nood te helpen voorzien blijft de regering als een zaak van hoge prioriteit beschouwen. Onze inspanning ten behoeve van ontwikkelingssamenwerking blijft op een peil van tenminste anderhalf procent van het netto nationaal inkomen gehandhaafd. Een rechtvaardiger wereldeconomische ordening tot stand te brengen blijft geboden.

Om vrede en veiligheld te bewaren is een deugdelijke defensie nodig. Maar het is ook een gebiedende noodzaak te blijven werken aan tweezijdige wapenbeheersing en ontwapening.

Van vitaal belang zijn de onderhandelingen in Genève tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie over het verminderen van de nucleaire bewapening in Europa en daarbuiten. Hoe die onderhandelingen te doen slagen moet de maatstaf van het beleid zijn.

Het kabinet wil onze krijgsmacht zo goed mogelijk inrichten en toerusten ook voor het verrichten van vredesoperaties, bij voorkeur onder het gezag van de Verenigde Naties.

Leden der Staten-Generaal,

Onze samenleving kan door de toenemende werkloosheid onder spanning komen te staan. Van de werkenden wordt een steeds hogere bijdrage verwacht aan de voorziening in het levensonderhoud van de werklozen. Van de langdurig werklozen wordt gevraagd solidair te blijven met een samenleving die hen niet in staat stelt zich volledig te ontplooien.

Meer dan voorheen wordt nu een wissel getrokken op het besef van de burgers en hun organisaties verantwoordelijk te zijn voor elkaar. Verantwoordelijkheidszin en saamhorigheidsbesef te wekken ligt buiten de macht van de overheid. Die moeten komen uit de burgers zelf. De geschiedenis leert echter dat het Nederlandse volk juist in tijd van tegenspoed die kwaliteiten weet te tonen.

Door het vertrouwen dat de burgers U hebben geschonken draagt U, volksvertegenwoordigers, een bijzondere verantwoordelijkheid voor het welzijn van ons land. De problemen, waarvoor Nederland thans gesteld is, te helpen overwinnen is een veeleisende taak.

U moge die taak vervullen in het vertrouwen dat velen U wijsheid toewensen en om zegen voor U bidden.

Hiermee open ik de zitting van de Staten-Generaal.

Troonrede 15 september 1981

Leden van de Staten-Generaal,

De omstandigheden waaronder deze Troonrede is opgesteld zijn hoogst uitzonderlijk. Pas enkele dagen geleden is het kabinet, dat sinds de verkiezingen van mei de lopende staatszaken behartigde, teruggetreden en opgevolgd door een nieuw kabinet, van een andere politieke samenstelling.

Het onlangs aangetreden kabinet heeft nauwelijks tijd gehad voor beraad over het te voeren beleid. Een uiteenzetting van dat beleid zal eerst over enige weken in de regeringsverklaring kunnen worden gegeven Daarom zal deze Troonrede beknopt en sober zijn.

Vandaag wordt, ter voldoening aan de voorschriften van de Grondwet, de begroting 1982 aan de Tweede Kamer aangeboden. De begrotingsontwerpen en de memories van toelichting daarop zijn opgesteld onder de verantwoordeiijkheid van het vorige kabinet. De regering betuigt haar erkentelijkheid daarvoor aan hen die tot dat kabinet behoorden. De tijd heeft ontbroken om die ontwerpen en de toelichtingen te toetsen aan het regeerakkoord van het nieuwe kabinet. Voorzover deze staatsstukken als uitkomst van die toetsing belangrijke wijzigingen behoeven, zal daarvan in de regeringsverklaring mededeling worden gedaan.

Van de maatschappelijke problemen die zich in ons land voordoen is de werkloosheid het meest verontrustend, in het bijzonder die onder jongeren. De economische neergang heeft in alle landen van de Europese Gemeenschap de werkloosheid scherp doen stijgen. Daar komt bij dat in ons land het aantal mannen en vrouwen dat zich jaarlijks aanmeldt op de arbeidsmarkt naar verhouding veel groter is dan elders in West-Europa. Dat stelt ons in de jaren tachtig voor een bijzonder zware opgave.

Te zwaarder zal die opgave zijn doordat van ons bedrijfsleven grote delen in ernstige moeilijkheden zijn geraakt. Met name de industrie staat er, globaal Bespoken slecht voor en ook de toestand van het midden- en kleinbedrijf is verre van rooskleurig.

Gelukkig vast er een herwaardering waar te nemen voor deze vormen van bedrijvigheid, mede door toedoen van een baanbrekende studie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.

Ons bedrijfsleven moet weer vitaliteit krijgen. Een nieuw industrieel elan is nodig. Het is gewenst het produktief investeren aan te moedigen.

Het kabinet zal zo spoedig mogeiijk een meerjarenplan voor de werkgelegenheid opstellen. Daarvoor zal de nodige financiële ruimte worden vrijgemaakt. Het financieringstekort van de overheid moet, juist ter wille van de werkgelegenheid, in de eerstkomende jaren worden verkleind. De druk van belastingen en premies, waarvan het regeerakkoord een nadere omschrijving geeft, mag niet zwaarder rneer worden.

Voor het welslagen van het te voeren beleid is een goed overleg nodig met de organisaties van werkgevers en werknemers, mede met het oog op de noodzaak van een jarenlange matiging van lonen en andere inkomens. In het regeerakkoord zijn afspraken vastgelegd om de laagste inkomens te beschermen.

Duurzaam economisch herstel moet hoofddoel van het beleid zijn: ter wille van de; werkgelegenheid, maar ook omdat de hoge uitgaven die in ons land van gemeenschapswege worden gedaan niet in stand gehouden kunnen worden wanneer door een neergang van de economie het nationaal inkomen ineenschrompelt.

Ook over een aantal andere belangrijke onderwerpen zal de regeringsverklaring beleidsvoornemens ontvouwen. Daartoe behoren het bevorderen van de woningbouw en de stadsvernieuwing, de bescherming van het milieu, het bewaren van onze rechtsstaat.

Door de komst in ons midden van grote aantallen personen van andere taal en cultuur is de Nederlandse samenleving geschakeerder geworden en gecompliceerder. Helaas blijkt niet zelden van een tekort aan verdraagzaamheid en begrip. Daarnaast dienen zich niet te onderschatten problemen aan in het onderwijs, en ook met de huisvesting en de tewerkstelling van mensen die van buiten Nederland komen. Het ontwikkelen van een alomvattend beleid ten aanzien van de minderheden is een belangrijke overheidstaak geworden.

De wetsontwerpen tot algehele herziening van de Grondwet zijn inmiddels ter behandeling in tweede lezing bij de Tweede Kamer ingediend. De regering vertrouwt erop dat deze herziening spoedig haar beslag zal krijgen.

De regering hoopt dat spoedig de voorwaarden vervuld zullen zijn voor de hervatting van het overleg over de toekomstige verhoudingen tussen de Nederlandse Antillen, de eilanden van de Nederlandse Antillen en Nederland.

Het behoud van internationale vrede en veiligheid is in de letterlijke zin een levensbelang voor ons allen. De regering zal in bondgenootschappeiijk verband een evenwichtig veiligheidsbeleid voeren. Dat betekent: zorgen voor een deugdelijke defensie en tegelijk werken aan beheersing en beperking van de bewapening, in het bijzonder van de nucleaire bewapening in Oost en West.

Een vermindering van de spanning tussen. Oost en West zal de meeste ontwikkelingslanden ten goede komen en de totstandkoming van een rechtvaardiger wereldeconomische ordening naderbij brengen. Nederland zal, ondanks de economisch ongunstige tijden, zijn bijdrage voor ontwikkelingssamenwerking ten minste handhaven op het tot dusver aangehouden peil.

Leden van de Staten-Generaal,

Deze Troonrede kan zo kort na de kabinetswisseling geen opsomming bieden van concrete plannen voor de nabije toekomst. Van wezenlijk belang is het echter dat wij allen de uitdaging onderkennen waarvoor ons land nu staat. Ingrijpende veranderingen zijn nodig voor economisch herstel. Dan komt de ontwikkeling van de werkgelegenheid weer in het goede spoor en kunnen onze collectieve voorzieningen in stand blijven.

Dat zal een zware opgave zijn, maar wel een die uitvoerbaar is. Als iedere burger zich daarvoor wil inspannen en bereid is de daartoe nodige offers naar draagkracht te brengen, is er goede reden om de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.

Van U, volksvertegenwoordigers, zal in het komende parlementaire jaar veel volharding en toewijding worden gevergd voor het volvoeren van Uw taak.

U moge die taak vervullen in het vertrouwen dat velen U wijsheid toewensen en om zegen voor U bidden.

Hiermee open ik de nieuwe zitting van de Staten-Generaal.

Troonrede 16 september 1980

Leden van de Staten-Generaal,

,,Onder een economisch ongunstig gesternte hervat U vandaag Uw werkzaamheid”, zo sprak mijn Moeder tot U bij de opening van het vorige parlementaire jaar. Helaas is er thans nog meer reden zulk een uitspraak te doen.

In het voorbije jaar heeft opnieuw een golf van prijsstijgingen voor olie en andere energiedragers, de wereld overspoeld. Die stijgingen werken door in de prijzen van andere invoergoederen. De wereldhandel hapert. Alom in Europa neemt de werkloosheid toe, versnelt de inflatie en verslechtert de betalingsbalans.

Economische groei heeft ons land ook voor het komende jaar niet of nauwelijks te verwachten. Financiële armslag om de economie op te stuwen hebben we niet. Nederland komt klem te zitten. Aan de ene kant geen werkelijke toeneming meer van de nationale middelen, aan de andere kant aldoor oplopende aanspraken op die middelen, zowel voor collectieve als voor particuliere uitgaven. Het is onmogelijk al die wensen in te willigen. Tenzij we de noodsprong zouden maken naar een nog groter financieringstekort. Maar dat zou ertoe leiden dat de staat gaandeweg zoveel rente opzijn schulden moet betalen dat wezenlijke overheidstaken niet meer kunnen worden uitgevoerd. Bovendien zou het rijk dan, pogend het hoge tekort te financieren, de rentestand opdrijven, dus het investeren in bedrijven en woningen verder bemoeilijken, tot schade vooral van de werkgelegenheld. Het financieringstekort moet veeleer worden verminderd en daarop is de ontwerpbegroting dan ook gericht.

Hoe moeten de beschikbare middelen worden verdeeld tussen de collectieve en de particuliere sector en vervolgens binnen elke van die sectoren? Met de vragen die hieruit voortvloeien heeft de regering geworsteld.

Het beslag dat de overheid en de sociale voorzieningen, waaronder de gezondheidszorg, leggen op het nationaal inkomen is sinds 1950 meer dan verdubbeld. In de jaren zeventig zijn de kosten van die voorzieningen zeer sterk gestegen. Een voortzetting van die ontwikkeling in de jaren tachtig zou onze economie ontwrichten.

Daarom heeft het kabinet onlangs de Sociaal-Economische Raad gevraagd advies uit te brengen over een aantal besparingen, bij elkaar ten bedrage van ruim 800 miljoen gulden in 1981; dit is ongeveer één procent van het totaal van de jaarlijkse uitgaven voor sociale zekerheid. De regering wil, ook nu, geen afbreuk doen aan ons stelsel van sociale zekerheid. Maar dat stelsel is slechts te handhaven bij een doelmatig beheer en op voorwaarde dat het alleen werkt voor degenen voor wie het is bedoeld. Het mag er niet toe leiden dat mensen die kunnen werken wegblijven van de arbeidsmarkt.

Besparingen op de rijksbegroting heeft de regering, in het bijzonder met bet oog op de werkgelegenheid, meer gezocht in de salarissen dan in de materiële overheidsbestedingen. Op één punt worden die bestedingen zelfs tot boven de meerjarenramingen verhoogd en wel ten behoeve van de woningbouw. De neergang van de bouwnijverheid is een voorwerp van grote zorg, zowel uit een oogpunt van volkshuisvesting als van werkgelegenheid. Daarom is ook voor het komend jaar het programma voor de bouw van woningwetwoningen met bijna tien duizend opgevoerd. Ook voor het verbeteren van woningwetwoningen zijn meer middelen vrij gemaakt. Een degelijke volkshuisvesting kan overigens op den duur niet verzekerd worden door subsidies uit de staatskas. De burgers zullen bereid moeten zijn een groter aandeel van hun inkomsten te besteden aan het wonen. Gedurende een reeks van jaren zijn de huren achtergebleven bij de bouwkosten. Het is in het belang van de woningbouw de daardoor ontstane toestand weer gezond te maken.

In de particuliere sector gaat het vooral om de hoogte van het inkomenspeil. Allereerst omdat de loonkosten in belangrijke mate medebepalend zijn voor de produktiekosten van de bedrijven en daarmee voor hun concurrentiepositie. Veel ondernemingen, ook in het midden- en kleinbedrijf, kunnen het hoofd niet of nauwelijks meer boven water houden, laat staan dat zij nog bij machte zouden zijn investeringen tot vervanging of uitbreiding te doen. Elke sluiting of inkrimping toe te schrijven aan de hoogte van de loonkosten zou overigens onjuist zijn. Het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de plaats en de toekomst van onze industrie toont dat aan. Daaruit spreekt ook de noodzaak vormen van nijverheid die niet levensvatbaar meer zijn prijs te geven en nieuwe activiteiten te ontplooien, mede met behulp van toegepast wetenschappelijk onderzoek.

De hoogte van de lonen is niet alléén van belang voor de particuliere bedrijvigheid en dus voor de werkgelegenheid daar. Wanneer werknemers en werkgevers afspraken maken over het inkomen uit arbeid in het bedrijfsleven, nemen zij beslissingen die vér reikende gevolgen hebben voor de rijksbegroting en ook voor de toepassing van het stelsel van sociale zekerheid. Zestig procent van de uitgaven op de rijksbegroting staat immers in rechtstreeks verband met de lonen in de particuliere sector. Voorts is er de koppeling met de sociale uitkeringen. Daarom heeft een tekort aan matiging in de particuliere sector ook daarbuiten ingrijpende gevoigen. Het kabinet doet dan ook een klemmend beroep op de werknemers en de werkgevers een uiterste matiging te betrachten. Wordt dit beroep beantwoord, dan hoeft de overheid minder sociale premies en belastingen te heffen. Verder komt er dan in de rijksbegroting meer ruimte voor de strijd tegen de werkloosheid. In de noodzakelijke matiging zullen allen moeten delen, maar wel naar de maat van hun draagkracht. Dit zijn de intenties waarmee het kabinet in de komende weken in gesprek wil treden met de Stichting van de Arbeid.

Al krijgt ook Nederland zijn deel te verwerken van de economische teruggang die tal van landen treft, wij zijn in de wereld nog steeds een welvarende natie. Deze positie te behouden is niet alleen in ons eigen belang, maar ook in dat van de landen waarop wij onze ontwikkelingshulp richten. Als wij onze betalingsbalans weten te herstellen kunnen wij onze leningen en schenkingen aan landen van de derde wereld handhaven. Het is onze plicht de ontwikkelingssamenwerking ook in een voor ons moeilijker tijd vol te houden. De regering blijft in de Verenigde Naties, in de Europese Gemeenschap en waar het maar dienstig is de noodklok luiden voor de honderden miljoenen die zelfs nog het allernodigste ontberen. Hierbij gaat het niet alleen om het ter beschikking stellen van geld of goederen, maar vooral om het herzien, ondanks alle weerstand daartegen, van de economische orde in de wereld. Het rapport van de Commissie Brandt mag niet veronachtzaamd worden.

Van grote betekenis voor de toekomstige verhoudingen binnen het Koninkrijk is het dat zo spoedig mogelijk een conferentie zal worden belegd, naar aanleiding van het rapport van de Koninkrijkswerkgroep, over nieuwe vormen van samenwerking tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en de eilanden van de Nederlandse Antillen.

Binnenkort wordt Nederland voorzitter van de Europese Ministerraad. De Gemeenschap maakt een periode van tegenspoed door. Dat mag geen ontmoediging oproepen maar moet de gezamenlijke inspanning juist verhevigen. In de Europese Gemeenschap zullen wij op 1 januari a.s. Griekenland verwelkomen als tiende lid-Staat. Dat zal overigens het probleem verscherpen dat er binnen de kring van de verbondenen verschillen in welvaart bestaan die de integratie belemmeren.

Ook binnen de grenzen van ons eigen land zijn er te grote verschillen in welvaart en welzijn. Een uiteenzetting van het in de komende jaren te voeren regionaal beleid zal het kabinet U binnenkort aanbieden.

Een toenemende zorg wordt het aan degenen die behoren tot culturele minderheden huisvesting te verschaffen en werk, geschikt onderwijs en aangepaste welzijnsvoorzieningen. U zult wetsvoorstellen ontvangen om de weg te effenen voor het geven van onderwijs aan deze mensen ook in hun eigen taal en met inachtneming van hun eigen cultuur. De aanwezigheid in ons midden van een groter aantal inwoners dan ooit tevoren met een ons vreemde cultuur stelt ons voor de opgave te tonen dat wij zelf de verdraagzaamheid bezitten voor het ontbreken waarvan we andere landen gekapitteld hebben.

Aan verdraagzaamheid en onderling respect mankeert het in onze samenleving, niet alleen in de verstandhouding met mensen die van elders zijn gekomen. Daarbij komt dat soms ter discussie wordt gesteld in hoever men zich heeft te gedragen naar voorschriften en beslissingen die tot stand zijn gekomen volgens de regels van onze democratie. Onze democratische rechtsstaat kan een stootje velen. Maar wil hij levenskrachtig blijven, dan is tweeërlei nodig. De wet moet haar gezag mede ontlenen aan haar inhoud, aan een herkenbare afweging van de verschillende belangen. Anderzijds moet ieder zich schikken in de uitkomsten van democratische besluitvorming. Dat uitspraken van de rechter worden geëerbiedigd is voor onze rechtsstaat wezenlijk.

Hoeveel onzekerheid toekomststudies ook in zich bergen, een aantal ontwikkelingen tekent zich voor de jaren tachtig duidelijk af. Daartoe behoort dat het kunnen beschikken over en omgaan met informatie in snel toenemende mate aan betekenis wint. Dat zal in de samenieving grote gevolgen krijgen. Welk beleid het kabinet op dit gebied denkt te voeren wordt U dezer dagen in een nota uiteengezet.

Een geheel andersoortige, maar evenzeer belangrijke ontwikkeling die zich voltrekt betreft de maatschappelijke positie van de vrouw. Veel is er op dit gebied al verbeterd, maar voltooid is de emancipatie nog niet. De laatste hand wordt gelegd aan een voorontwerp van wet tegen achterstelling op grond van geslacht; het zal spoedig openbaar worden gemaakt.

Van het geven van een opsomming van alle belangrijke voorstellen die in het parlementaire jaar van regeringswege zullen worden gedaan, in wetsvorm of anderszins, ziet de regering in deze Troonrede af. Zij volstaat ermee nog slechts melding te maken van twee grootse projekten van wetgeving. Het ene is de algehele herziening van de Grondwet die haar voltooiing nadert. Het andere is de schepping van een nieuw Burgerlijk Wetboek. Het omvangrijkste deel daarvan, het vermogensrecht, bereikt in dit zittingsjaar de fase van de indiening van wetsontwerpen tot invoering.

Een volledig beeld van het te voeren beleid geven U het ontwerp van de rijksbegroting en de toelichtingen daarop. Die beschrijven nader hoe de regering zich wil kwijten van haar taken ter behartiging van het weizijn van allen die ons land bewonen. Daarbij gaat het onder meer om een zorgvuldige inrichting van ons land, om de vernieuwing van steden, om de zorg voor een ordelijk en veilig verkeer, om de bevordering van een lonende land- en tuinbouw. Het gaat ook om de zorg voor een zo zuiver mogelijk milieu. De eeuwen door hebben mensen met vlijt en vernuft de aarde bewerkt en haar aanzien veranderd. Met dezelfde vindingrijkheid en toewijding moeten wij nu de door ons zelf gemaakte milieuproblemen de baas kunnen worden.

Nederland heeft het voorrecht een vrij land te zijn. Die vrijheid te verzekeren is ons een prijs waard. In het Atlantisch bondgenootschap blijft ons land een passende bijdrage leveren aan het behoud van vrede en veiligbeid in de wereld. Samen met de bondgenoten moeten de inspanningen, gericht op evenwichtige wapenbeheersing en ontwapening, worden voortgezet.

Leden van de Staten-Generaal,

In het jaar dat voor U ligt moeten ingrijpende beslissingen worden genomen en pijnlijke keuzen gemaakt om te bewerkstelligen dat Nederland zijn economische problemen te boven komt. Wij kunnen het tij keren, mits het besef van saamhorigheid sterker blijkt dan de gerichtheid op eigenbelang, mits onverschilligheid wijkt voor verantwoordelijkheidszin. Het Nederlandse volk heeft eerder getoond op zijn best te zijn wanneer het echt moeilijk wordt. Dat zal het, vertrouwt de regering, opnieuw bewijzen.

Van U als volksvertegenwoordigers zal veel toewijding en werkkracht worden gevraagd. U mag erop vertrouwen dat velen U wijsheid toewensen en om zegen voor U bidden.

Hiermee verklaar ik de zitting der Staten-Generaal geopend.

Inhuldigingsrede 30 april 1980

Leden van de Staten-Generaal,

Al wat ons volk ervaart als juist, rechtvaardig, nationaal, wordt in ons staatsbestel getoetst aan Uw vertrouwen. Vertrouwen van volk en parlement is ook de grondslag van de constitutionele monarchie. Niet macht, persoonlijke wil of aanspraak op erfelijk gezag, maar slechts de wil de gemeenschap te dienen, kan inhoud geven aan het hedendaagse koningschap.

In die geest zijn wij bijeengekomen om aan elkaar in oude woorden, beloften af te leggen.

Het Nederlandse volk zal ik zweren, dat ik de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven; Gij, vertegenwoordigers van ons volk, ontvangt mij thans als Koning.

Deze plechtige ontmoeting ontleent haar betekenis mede aan het Statuut voor het Koninkrijk. Mijn eed zal dan ook naar de geest van het Statuut, tevens het volk der Nederiandse Antillen gelden. Het verheugt mij, dat afgevaardigden ook uit dit deel van het Koninkrijk hiervan getuigen zijn. In onze wederzijdse beloften ligt echter meer besloten. Daarin schuilt alles wat een goed Koning en een goede en getrouwe Staten-Generaal schuldig zijn te doen.

Met het vaste voornemen dit ‘alles’ letterlijk te nemen, sta ik voor U, bereid en open.

een nieuwe vorstin, een nieuw werkpaleis; Paleis Noordeinde te ‘s-Gravenhage

Dit ambt is niet verworven. Het is een functie waar geen mens om vragen zou. Waarvan wel zichtbaar is de uiterlijke glans, maar veelal niet de last en zelfbeperking zonder onderbreken. Toch sta ik hier, wel voorbereid, maar ook onwetend waarheen de weg ons voert.

U vraag ik om Uw steun en in U het Nederlandse volk om zijn vertrouwen.

Voor de vervulling van de mij opgelegde taken beloof ik U de volle inzet, volgens de hoge eisen van het ambt.

Ik ken mijn opdracht: te handelen buiten eigen voorkeur en te staan boven partij- en groepsbelangen.

Die opdracht wil ik vervullen naar plicht en geweten, vanuit het vast geloof dat God mijn leven leidt.

Lieve Moeder,

Wanneer iets mij in Uw rede bij Uw inhuldiging als Koningin Juliana heel bijzonder heeft getroffen, dan is het wel de zin waarin U met nadruk vaststelde dat voor een Koningin haar taak als Moeder even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw.

Niet alleen voor mij, voor ons Uw dochters, maar voor het hele Nederlandse volk bent U een moeder geweest! Wijsheid, vredelievendheid en Godsvertrouwen waren de fundamenten, waarop U ons land 32 jaar lang heeft gediend.

Hoe U Uw taak als Koningin heeft opgevat – vol plichtsbetrachting en diep-menselijke belangstelling – heb ik van dichtbij mogen meemaken. Uw onwankelbaar geloof was U een sterke steun, wanneer tegenslagen U niet bespaard bleven. Steeds was U geduldig, mild, aanvaardend en in Uw gróte hart werd veel bewaard. U wist Uw opdracht inhoud te geven in bescheidenheid en met volledige wegcijfering van Uzelf.

Vandaag weet ik mij de tolk van alle Nederlanders in en buiten het Koninkrijk, die U willen danken voor de bijzondere wijze, waarop U zich gedurend zoveel jaren aan ons aller belang heeft gewijd.

Met name noem ik de bewoners van de Nederlandse Antillen, wier land onder Uw Regering een nieuwe plaats heeft ingenomen in het Koninkrijk. Ook hun warme genegenheid heeft U ervaren -en beantwoord.

Lieve Moeder, vandaag is Uw geboortedag. Uit diepe, diepe dankbaarheid voor alles wat wij van U ontvingen,, zal deze dag – ook in de toekomst verbonden blijven met Uw wijsheid, Uw medeleven, Uw Moederliefde, want deze dag zal blijven: Koninginnedag!

Als ouders heeft U beiden, Vader en Moeder, in verbondenheid Uw kinderen op weg geholpen. In de oorlogsjaren hebben wij onze Vader veel moeten missen, maar zijn grootse inspanning voor het Vaderland – toen en nadien – zal, naast ons familieverband, onze allesoverheersende dankbare herinnering blijven.

De functie, lieve Moeder, die U vandaag aan mij heeft overgedragen, is eenzaam genoemd. Hoe eenzaam kunt alleen U weten.

Maar evenmin als U ben ik alleen.

Ik besef hoe gelukkig ik ben dat naast mij mijn man staat die mij steunt, aanvult en corrigeert. Zijn talenten zal hij blijven geven aan zijn veelzijdig werk in en voor Nederiand.

Ongetwijfeld zal mijn nieuwe taak meer vragen van ons samen en ook van onze kinderen, maar wij zijn bereid die offers in de persoonlijke sfeer te brengen, naar de maat van onze mogelijkheden en beperkingen. Daarbij mogen wij gelukkig ook rekenen op de steun van mijn zuster Margriet en haar man.

Ons staan grote voorbeelden voor ogen: mijn Grootmoeder, die zich op haar eigen sterke wijze heeft ingezet om van en voor haar volk te zijn; mijn Moeder met haar zeer menselijke vertolking van het ambt.

Deze voorbeelden inspireren mij. Navolgen kan ik ze niet. Maar wel wil ik graag proberen de aansluiting op het verleden te vinden in de nieuwe tijd vol eisen en behoeften.

Leden van de Staten-Generaal,

Als vandaag de dag iets zeker is, dan is het een gevoel van onzekerheid – een voorgevoel dat de toekomst niet eenvoudig ontwikkeling en groei van het bestaande kan zijn.

Verandering is er altijd geweest, maar de snelheid waarmee de waarden van gisteren vandaag al weer ouderwets of overbodig lijken, raakt aan ons evenwicht. Het is alsof de tijd ontbreekt zich ergens thuis te voelen.

Daar komt nog bij de dreiging die ons voortbestaan onzeker maakt. Zelfs wie zich daaraan wil onttrekken en voor zichzelf bewust een eiland heeft gemaakt, kan zich niet veilig weten. Niemand is immers veilig bij de wetenschap dat voor het eerst de mens in staat is tot zelf vernietiging op wereldschaal. Angst daarvoor kan ons denken verlammen en ons teneer slaan.

Maar in moedeloosheid mogen wij niet berusten. Alle krachten moeten worden ingezet, opdat de mensheid kan beheersen hetgeen zij zelf heeft uitgedacht en heeft tot stand gebracht. Voor vrede moeten wij ons inspannen. Want vrede immers geeft perspectief aan al wat leeft of leven zal. Wie bouwt, die wil een plan, wie vaart een goed kompas.

Verandering moet – denken wij – vooruitgang zijn: vooruitgang in gelijke kansen, welzijn, en geluk. Daarvoor is nodig dat veel wordt beproefd – met alle fantasie die in ons is – dat veel wordt uitgedacht, ontdekt – met risico’s desnoods – in samendenken en in samen-doen.

Voor iets zo veelomvattend heeft niemand hét recept, maar bij het zoeken naar oplossingen, is fundamenteel dat wij gemeenschap blijven en dat bewijzen door inspanning-in-saamhorigheid en zelfbeperking-in-vrijheid. Want kracht en prestatie hebben de menselijke dimensie nodig van solidariteit.

In de geschiedenis heeft ons volk bewezen groot te zijn. Niet in aantal of in grondgebied, maar in oervaderlandse eigenschappen van energie, vindingrijkheid en verdraagzaamheid.

Elkaar hebben wij de vrijheid gegund te denken en te spreken naar eigen inzicht en overtuiging. Bij grote communicatie en mobiliteit op een klein en dichtbevolkt gebied diende verdraagzaamheid telkens opnieuw verworven en bevestigd te worden. En dat betekende en betekent: bereidheid tot luisteren, inschikkelijkheid, gemeenschapszin. Zo groeit samenwerking vanuit de bevolking en wordt de Nederlander van vandaag niet meer alleen bestuurd, maar stuurt ook zijn bestuurders. Vrije ontplooiing van een ieder vóóronderstelt dat wij ook elkaar daartoe de ruimte gunnen – en geven. Alleen in bescheidenheid en in eerbiediging van grenzen ontstaat die ruimte voor de vrijheid van de één en van de ander.

In een vrije en veelvormige gemeenschap als de onze is het onontkoombaar dat tegenstellingen ontstaan en ook tot uiting komen. Maar voor de oplossing is onontbeerlijk de tegenstander niet te zien als vijand, doch als drager van een andere mening.

Zoals de weegschaal niet mag doorslaan tussen mensen, zo dient de vrije samenleving – waar de sterken voor zichzelf zorgen – haar evenwicht te vinden door zorg voor zwakkeren, minderheden, hen, die vergeten en alleen zijn.

Het deelgenootschap gaat nog verder. Wij danken veel van wat ons volk bezit – in materieel opzicht en vooral aan geestelijke waarden – aan onze ouders en voorouders; daarop moeten wij zuinig zijn terwille van onze kinderen en kindskinderen. Het besef dat mensen elkaar nodig hebben, is ons ingeboren. Eeuwenlang hebben vervolgden in ons land een vluchthaven gevonden. Nederlanders hebben van oudsher actief zich op de wereld gericht. De laatste jaren heeft deze belangstelling voor de wereld meer algemeen diepgang gekregen in de verbondenheid met de mensen in ontwikkelingslanden.In onze samenwerking met deze landen groeit het besef dat wij moeten bijdragen tot wezenlijke veranderingen. Zulke veranderingen aan te durven vraagt moed.De moed om te aanvaarden – met alle consequenties van dien – dat ons bestel niet meer is los te zien van de noden in de wereld. Maar de bereidheid ruim te denken over rechtvaardigheid en vreedzaam samenleven vindt steeds zijn fundament en uitgangspunt in eigen land.

Leden van de Staten-Generaal,

Soberheid, eenvoud, toewijding hebben de Regering van mijn Moeder gekenmerkt.

Met eerbied en dankbaarheid voor dat voorbeeld wil ik trachten mijn opdracht te vervullen in de nieuwe tijd. In de bestemming van mijn leven staat deze opdracht voorop. Hiervoor wil ik ten dienste staan om Uw vertrouwen waard te zijn. Wanneer ik dadelijk de eed op de Grondwet aan het Nederlandse volk zal afleggen, is het niet uit eigen kracht dat ik de taak die mij is toegedacht, begin.

In mijn geloof hoop ik die kracht te vinden, Zo liggen mijn allerdiepste wortels in ons volkslied:

‘Mijn schild ende betrouwen zijt Gij O God, mijn, Heer!’

Ik zweer aan het Nederlandse volk, dat ik de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven. Ik zweer dat ik de onafhankelijkheid en het grondgebied van de Staat met al Mijn vermogens zalverdedigen en bewaren; dat ik de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle Mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten te Mijner beschikking stellen, zoals een goed Koning schuldig is te doen.

Zo waarlijk helpe Mij God almachtig!

Abdicatierede 29 april 1980

Toespraak van Hare Majesteit Koningin Juliana ter gelegenheid

van haar Abdicatie in het Koninklijk Paleis op de Dam te

Amsterdam op 30 april 1980.

Ik heet U allen welkom, zeer geachte aanwezigen, lieve familie en bovenal onze dochter Beatrix.

Ik treed af, en zij treedt aan. Zij neemt mijn taak, het Koningschap, over, een taak, die ik noem: mooi, en zwaar. Zij is daartoe bereid, zij is daartoe ook uitnemend voorbereid. Het is beter voor het Koninkrijk en voor ons allen, Nederlanders, dat een frisse, nieuwe kracht mijn plaats gaat innemen. Ik ben blij met mijn opvolgster. Zij zal het goed doen. Dat zij deze overdracht ook innerlijk aanvaardt, stemt mij diep dankbaar jegens haar.

Binnen het kader van haar grondwettelijke mogelijkheden zal Koningin Beatrix haar eigen stijl ontplooien. Zij zal daarenboven veel moeten, en ook kunnen, opbrengen op de haar aangewezen plaats.

Zij begint evenwel haar regeringsperiode in een heel moeilijk tijdsgewricht. Om de naaste en de verdere toekomst tegemoet te zien kost iedereen, daartoe geroepen, moed en veel verbeeldingskracht, vooral door de beperktheid van onze mogelijkheden in de internationale samenleving. De problemen en de zorgen zijn groot. De komende jaren lijken van beslissend belang te worden voor de mensheid.

God zegene onze dochter op haar verdere levenspad.

Bewust hebben wij, haar ouders, haar een naam gegeven, die een wens inhoudt, en die betekent: “Zij, die gelukkig maakt”. Moge deze wens ruim bewaarheid worden, dan zal zij daardoor ook zelf geluk ervaren.

Bij al mijn goede wensen voor haarzelf en haar taakvervulling zeg ik haar nu:

begin er aan.

Mag ik nu de Directeur van het Kabinet verzoeken de acte van abdicatie voor te lezen.

29 april 1980

Troonrede 18 september 1979

Leden van de Staten-Generaal,

In de jaren tachtig, aan de vooravond waarvan wij nu staan, zullen zich waarschijnlijk ingrijpende veranderingen voltrekken in de internationale en de nationale samenleving.

Het proces van internationale arbeidsverdeling en verschuiving van produkties naar andere landen is in volle gang. Ook ontwikkelingslanden raken in dit proces betrokken. Zij klimmen daardoor op naar een minder ongunstige positie. Deze ontwikkeling is gewenst, maar stelt een nieuwe uitdaging aan onze veerkracht en vindingrijkheid. Immers, wij zouden toch al te maken krijgen met een slechts geringe economische groei. Er zal veel minder te verdelen zijn dan in de uitbundige jaren zestig en zelfs minder dan in het nabije verleden. Te meer dient zich dit vooruitzicht aan door het snel schaarser en dus duurder worden van energie Onder die omstandigheden zullen wij tevreden moeten zijn met de hoge welvaart die ons land al is ten deel gevallen. De geringe toeneming die nog

binnen het bereik ligt, zal vooral besteed moeten worden voor het scheppen van betere inkomensverhoudingen. Zo is er reden meer te betalen voor zwaar of onaangenaam werk en ook omgekeerd. Onze welvaart bestaat niet alleen uit de particuliere inkomens, maar ook uit de talrijke voorzieningen die de burgers van ons land van gemeenschapswege ten dienste staan. Willen we de totaliteit van die voorzieningen en ook de werkgelegenheid op peil houden, dan is matiging van de particuliere inkomens noodzakelijk. Blijft die matiging uit, dan betalen de gemeenschapsvoorzieningen het gelag ofwel de werkgelegenheid of misschien zelfs beide.

In het komende tijdvak valt er niet meer te ontkomen aan een keuze tussen enerzijds verhoging van uitgaven als, bij voorbeeld, voor woningbouw en stadsvernieuwing, onderwijs en milieu en anderzijds nog verdere verhoging van de particuliere consumptie.

In 1980 zullen bijna tienduizend woningwetwoningen meer in het bouwprogramma worden opgenomen dan in de meerjarencijfers was voorzien. Deze en andere inspanningen leggen een zware last op de rijksbegroting. De belastingplannen voor het komende jaar zijn echter zo ingericht dat de koopkracht van al degenen die van cen bescheiden inkomen moeten leven wordt ontzien. Om die koopkracht te behouden is geen reële loonsverhoging nodig. De regering stelt met bezorgdheid vast dat het deel van de bevolking dat deelneemt aan het arbeidsbestel, steeds kleiner wordt. Verdere maatregelen om de werking van de arbeidsmarkt te verbeteren zijn in voorbereiding. Vermenselijking van de arbeidsomstandigheden zal bestaande weerzin tegen het verrichten van beschikbare arbeid verminderen. Ook is het nodig in ons stelsel van sociale zekerheid, met behoud van de wezenlijke verworvenheden daarvan, correcties aan te brengen om te bewerkstelligen dat het alleen werkt voor wie en voorzover het is bedoeld.

De werkgelegenheid in de marktsector staat onder zware druk. De drastische stijging van de energieprijzen vormt een ernstige bedreiging. Nederland zal om een levensvatbare bedrijvigheid te behouden een aantal produkties geleidelijk moeten opgeven en veel meer aan innovatie moeten doen dan tot dusver. Binnenkort ontvangt U een daarop gericht beleidsplan. De invoering van micro-electronica in industrie en dienstverlening kan ingrijpende gevolgen krijgen. Een diepgaande bestudering daarvan is door het kabinet op gang gebracht. Het kabinet heeft een omvangrijk arbeidsplaatsenplan gemaakt. Bij de overheid zal een regeling voor vrijwillige vervroegde uittreding worden ingevoerd. Buiten de marktsector zullen tien- tot vijftienduizend arbeidsplaatsen voor werkzoekenden ter beschikking komen.

De toeneming van het energieverbruik moet door besparingen sterk worden getemperd. Dezer dagen krijgt U het eerste deel van de nota Energiebeleid. Daarin worden verstrekkende maatregelen aangekondigd. De aardgasprijzen moeten worden verhoogd. Verder moet ons land minder afhankelijk worden van de invoer van olie. Dat vergt, naast besparing, het benutten van andersoortige energie. De beslissing over het al dan niet in ruimere mate toepassen van kernenergie in ons land, zal met de grootste zorgvuldigheid worden voorbereid. De komende maatschappelijke discussie staat hierbij centraal.

Dat het gebruik van kernenergie huiver wekt komt mede doordat ons land zo dicht bevolkt is. Dit stelt hoge eisen aan de zorg voor mens en milieu en aan de inrichting van de ruimte. U hebt al nota’s ontvangen over de Waddenzee, over de landelijke gebieden en over de toekomstige structuur van verkeer en vervoer. Het kabinet acht duidelijkheid geboden over de toekomst van de Markerwaard. Het zal zijn voorlopig oordeel hierover binnenkort formuleren. Ook zal het kabinet in de komende maanden zijn oordeel kenbaar maken over de toekomstige behoefte aan luchthavens in ons land. Landbouwgrond is schaars geworden en de structuur van de bedrijven moet worden versterkt. Op til is de indiening van een wetsontwerp dat, mede ter beteugeling van de prijzen, een stelsel invoert van landbouwkundige toetsing bij overdracht van landbouwgronden.

In alle hoog geïndustrialiseerde landen wordt het leefmilieu bedreigt. Het moet ons een deel van onze welvaart waard zijn, die bedreiging af te wenden. Voorstellen voor nieuwe wetgeving omtrent milieugevaarlijke stoffen en bodembescherming zullen het volgend jaar worden ingediend. Ons land is vol, ten dele overvol. Dat wreckt zich ook in het wegverkeer. Het aantal slachtoffers van verkeersongevallen daalt gelukkig, maar is nog onaanvaardbaar hoog. Het kabinet zal U straks een Tweede Meerjarenplan Personenvervoer aanbieden dat voor het eerste traject van de jaren tachtig onder meer aangeeft, wat er kan worden gedaan ten behoeve van het openbaar vervoer en de wegenbouw. Intussen vindt het opheffen van gevaarlijke knopen in het wegverkeer voortgang. In de Nederlandse samenleving neemt het aantal mensen van vreemde taal en cultuur snel toe. Vooral in de grote steden schept dat problemen. Het gaat om goede huisvesting voor buitenlandse werknemens en vele anderen, om aangepast onderwijs en om blijvende werkgelegenheid. Maar er is ook een geestelijke opgave: in het leven van alle dag de verdraagzaamheid te betrachten die we anderen plegen voor te houden. De rijksbegroting voor het komende jaar getuigt van de prioriteit die de regering aan het beleid ten aanzien van de minderheden toekent.

De maatschappij zo in te richten dat een ieder een eerlijke kans op persoonlijke ontplooiing krijgt, is overigens niet een taak die alleen betrekking heeft op mensen van vreemde herkomst. In de jaren tachtig zal de vraag van vrouwen om een plaats in het arbeidsbestel veel groter worden. Mede daarom wil het kabinet deeltijdarbeid bevorderen. Het wil ook de mogelijkheden van opleiding en bijscholing verruimen. Voorts zal het de weg effenen naar de oprichting van een open universiteit.

Onze wetgeving bevat nog een aantal bepalingen die onderscheid maken tussen mannen en vrouwen en ook tussen gehuwden en ongehuwden. Tot het wegnemen van ongerechtvaardigde verschillen zullen nadere initiatieven worden genomen. Ook aan de achterstelling van het buiten het huwelijk geboren kind zal een einde worden gemaakt.

Recht doen aan de waardigheid van de mens houdt meer in dan zorg dragen voor zijn welzijn. Daartoe is het ook nodig ieder in staat te stellen, persoonlijke verantwoordelijkheid te dragen voor eigen welzijn en dat van anderen. Het besef van die verantwoordelijkheid verschraalt wanneer te gemakkelijk en uitsluitend de gemeenschap wordt aangewezen om in tekorten aan welzijn te voorzien. Bij het dragen van persoonlijke verantwoordelijkheid horen inspraak en medezeggenschap. De ontwikkeling daarvan zal zieh voortzetten, vooral nu meer vorming en onderwijs steeds meer burgers gaan bereiken. Het kabinet neemt in die ontwikkeling een actief aandeel. Zo zal in het komende parlementaire jaar een aanvang worden gemaakt met decentralisatie van de maatschappelijke dienstverlening. Ook zal het kabinet dan zijn standpunt bepalen over het democratisch en doelmatig functioneren van gesubsidieerde instellingen.

Om haar groeiende taken naar behoren te kunnen vervullen heeft de overheid steeds meer informatie nodig., De bewerking van de vele gegevens door computers houdt gevaren in voor de persoonlijke levenssfeer van de burgers. Door middel van nadere regels zal de wet die levenssfeer moeten veiligstellen.

In onze hoogst ingewikkelde samenleving raakt menige burger op zoek naar zijn recht het spoor bijster. Onze wetgeving is weliswaar vrijgevig in het aanreiken van middelen tot rechtsbescherming, ook tegen de overheid, maar de rechtzoekende weet er vaak geen raad mce. Dat maakt de verlening van rechtshulp steeds belangrijker. Een voorontwerp van wet daaromtrent is in aantocht. In grote delen van de wereld ontberen mensen zelfs nog wat nodig is om in leven te kunnen blijven. Dienstvaardigheid vooral jegens de armste landen behoort voorrang te behouden, ook in de minder overvloedige jaren die voor ons liggen. Onlangs is gebleken, hoezeer het lot van de vluchtelingen in Zuid-Oost-Azië ons allen beroert. De regering biedt een helpende hand bij het lenigen van hun nood, door mensen op te nemen in ons land en door het verstrekken van financiële hulp. De onderlinge afhankelijkheid van de staten zal, zowel binnen Europa als daarbuiten, bij voortduring toenemen. In de jaren tachtig zal de Europese Gemeenschap door de toetreding van eerst Griekenland en later Portugal en Spanje worden verruimd. Het thans rechtstreeks gekozen Europese Parlement behoort meer zeggenschap te krijgen. Het aantal echte democratiedn in de wereld is klein. In tal van landen vinden schendingen plaats van de rechten van de mens en is van werkelijke vrijheid tot persoonlijke ontplooiing nauwelijks sprake. Ook uit ons buitenlands beleid blijkt dat wij daarin niet willen berusten.

Van vitale betekenis is de zorg voor internationals vrede en veiligheid in het kader van het Atlantisch Bondgenootschap en van de Verenigde Naties. Bij het nemen van beslissingen over modernisering van tactische nucleaire wapens, waarvoor de Alliantie binnen afzienbare tijd wordt geplaatst, zal het kabinet in zijn streven de afhankelijkheid van kernwapens te verminderen, grote aandacht schenken aan wapenbeheersing.

Veel respect heeft de regering voor de plichtsbetrachting waarmee onze militairen hun vredestaak in Libanon vervullen.

Over de mogelijkheden tot herziening van de verhoudingen tussen de Nederlandse Antillen, de eilanden van de Nederlandse Antillen en Nederland zal de Koninkrijkswerkgroep naar verwach-

ting in het komende jaar rapport uitbrengen.

Ook zal in dat jaar de indiening van de reeks van wetsontwerpen tot herziening van de Grondwet worden voltooid.

Leden van de Staten-Generaal,

Onder een economisch ongunstig gesternte hervat U vandaag Uw werkzaamheden. Zware beslissingen moeten worden genomen. De regering biedt U in de toelichtingen op de heden in te dienen begroting een samenstel van plannen aan waarmee gepoogd wordt het hoofd te bieden aan de problemen van nu en van de naderende toekomst. Het is echter niet alleen de overheid die geroepen is om die problemen op te lossen. Zij is daartoe alleen ook niet in staat. De burgers van ons land zullen hiertoe ook moeten bijdragen.

De regering vertrouwt erop dat het overleg met U, de volksvertegenwoordiging, zal worden gevoerd in een geest van verantwoordelijkheid en van saamhorigheid vooral met de zwaksten in ons eigen land en over onze grenzen.

Van Uw inzicht en volharding zal veel worden gevraagd. Moge dat werk worden gedaan in het vertrouwen dat velen U wijsheid toewensen en om zegen voor U bidden.

Hiermee verklaar ik de zitting der Staten-Generaal geopend.

Troonrede 19 september 1978

Leden van de Staten-Generaal,

Regering en volksvertegenwoordiging staan voor ingrijpende beslissingen op economisch en sociaal gebied. Deze kunnen geen uitstel meer lijden. De werkloosheid heeft heel veel mensen getroffen. Hun aantal dreigt nog groter te worden. De Nota Bestek’ 81 toont de ernst van de economische situatie en bevat een beleidsplan. Volgens sommigen is het te drastisch, volgens anderen niet kordaat genoeg. De regering hoopt op cen openhartige en onbevooroordeelde gedachtenwisseling over hetgeen ons allen nu te doen staat.

Het kabinet richt zijn beleid vooral op een duurzaam herstel van de werkgelegenheid. Hiertoe moet de inflatie beteugeld worden en de groei van de collectieve uitgaven gematigd, mede om ruimte te maken voor verbetering van de rendementen van onze bedrijven. In samenspraak met U en met de organisaties van werknemers en werkgevers wil het kabinet deze grote problemen aanpakken. Dat overleg kan alleen met begrip voor elkaars verlangens en eerbiediging van elkaars verantwoordelijkheden tot een goed einde worden gebracht.

De regering heeft de begroting zo opgesteld dat de gemeenschapsvoorzieningen op peil kunnen blijven. Aanzienlijke bedragen zijn bovendien uitgetrokken om de arbeidsmarkt beter te doen functioneren en om onze energiepositie in de toekomst te versterken. Toch verandert de druk van belastingen en sociale premies, vrijwel niet. Handhaving van de koopkracht voor het merendeel van de bevolking heeft een belangrijke plaats in het beleid. Door een wijziging aan de voet van de tarieven van de loon- en inkomstenbelasting krijgen de lagere inkomens bijzondere aandacht. Ook overigens stelt de regering zich een rechtvaardige verdeling van lasten ten doel. De omvang van de belastingmaatregelen wordt tot het uiterste beperkt. Alleen de belasting op overdracht van onroerend goed wordt verhoogd en de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting wordt aan de inflatie aangepast. Het kabinet wil niet tornen aan de inflatiecorrectie in de loon- en inkomstenbelasting.

Met handhaving van extra bijdragen aan de sociale fondsen zal het mogelijk zijn af te zien van verzwaring van de sociale premies. Voorwaarde daartoe is dat de in Bestek ’81 aangekondigde voornemens op het terrein van de sociale voorzieningen worden uitgevoerd.

Met de voorstellen die U heden bereiken gaat de regering tot de grens van een nog verantwoord te achten financieringstekort. Komen er ernstige tegenvallers, dan zullen in 1979 nadere beslissingen niet kunnen uitblijven. De stijging van de inkomens moet worden gematigd, maar dat mag niet beperkt blijven tot enkele groepen. Spoedig zal de regering de Sociaal-Economische Raad advies vragen over een raamwet voor een samenhangend inkomensbeleid. Zij zal de Raad ook advies vragen over mogelijkheden om meer invloed te krijgen op de inkomensontwikkeling in sectoren die met gemeenschapsgelden worden gefinancierd.

Dezer dagen wordt een commissie ingesteld om een studie te maken van de ontwikkeling van het incidentele loon en van de mogelijkheden tot beheersing daarvan. Binnenkort zult U het wetsontwerp ontvangen over het collectieve deel van de vermogensaanwasdeling.

Het prijsbeleid blijft, ook wat de overheidstarieven betreft, gericht op bestrijding van de inflatie. Om de inkomens van kleine zelfstandigen te beschermen tegen de inflatie wil de regering de tijdelijke zelfstandigenaftrek in de inkomstenbelasting ook in 1979 handhaven. De gehuwde vrouw die als zelfstandige werkt of met haar echtgenoot meewerkt in het bedrijf zal in geval van arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 januari aanstaande aanspraak kunnen maken op een uitkering.

Op de arbeidsmarkt bestaan, ondanks omvangrijke werkloosheid, ook tekorten. Dit stelt zware eisen aan het beleid. Uitbreiding van de mogelijkheden tot scholing zal moeten bijdragen tot een doeltreffender arbeidsbemiddeling. Ook door een betere verdeling van het beschikbare werk te stimuleren wil het kabinet meer kansen geven aan hen die werk zoeken. Bestek ’81 laat ruimte voor een belangrijke uitbreiding van de werkgelegenheid bij de overheid en in de met gemeenschapsgelden gefinancierde dienstverlening.

In de nabije toekomst zal ons land meer energie moeten invoeren dan het uitvoert en dus afhankelijker worden van het buitenland. Om het daaraan verbonden risico te beperken is het beleid gericht op zuiniger verbruik, op invoer van kolen en gas en op ontwikkeling van nieuwe energiebronnen. Over de toepassing van kernenergie zullen, na maatschappelijke discussie hierover, nadere beslissingen moeten worden genomen.

In de internationale arbeidsverdeling voltrekken zich belangrijke veranderingen. Het in stand houden van bedrijven die geen perspectief meer hebben zou die veranderingen miskennen. Daarom wil het kabinet geleidelijk overgaan van steun aan zwakke bedrijven naar stimulering van bedrijfstakken die zijn opgewassen tegen de internationale concurrentie. De industrieel ontwikkelde landen staan voor de noodzaak zich toe te leggen op technologisch hoogwaardige goederen en diensten. Allereerst ligt hier een taak voor de ondernemingen zelf. Het kabinet rekent het evenwel tot zijn verantwoordelijkheid ons bedrijfsleven daarbij te helpen. In het kader van het wetenschapsbeleid worden onder meer voorstellen voorbereid om de in ons land beschikbare mogelijkheden tot het verrichten van onderzoek beter aan te wenden.

De groei van de internationale handel is na de energiecrisis traag en onregelmatig gebleven. In samenwerking met andere landen spant de regering zich in om het daaruit voortspruitende gevaar van protectionisme af te wenden. De versterking van het exportbeleid zal met dit streven in overeenstemming moeten zijn. Gelukkig heeft het internationals overleg over een betere coördinatie van het financiële en economische beleid aan betekenis gewonnen. Bijzondere aandacht verdient de uitwerking van de besluiten van de Europese Raad in Bremen. Het scheppen van een Europese zone van monetaire stabiliteit zal een bijdrage kunnen leveren tot een evenwichtiger ontwikkeling van de wereldhandel.

Het komende jaar zal van groot belang zijn voor de Europese Gemeenschap. De rechtstreekse verkiezingen voor het Europese Parlement zullen eindelijk een brug slaan tussen de instellingen van de gemeenschappen en de burgers. De beoogde toetreding van Griekenland, Spanje en Portugal maakt het nodig de besluitvaardigheid van deze instellingen te vergroten. Ter versterking van de economische en monetaire samenwerking zullen volgend jaar concrete besluiten moeten worden genomen. Dit geldt evenzeer voor de totstandkoming van een Europees visserijbeleid dat ook aan het belang van de Nederlandse vissers recht zal doen.

Ter wille van vrede en veiligheid zal de defensieinspanning zich blijven richten op de gezamenlijke verdediging van het Noordatlantisch gebied. U worden plannen aangeboden om de kwaliteit van de Nederlandse bijdrage in de komende tien jaren op peil te houden. De regering blijft ijveren voor wapenbeheersing en ontspanning. In de toelichting op de begroting wordt aan het benauwende vraagstuk van de kernbewapening uitvoerige aandacht geschonken. De regering blijft zich inzetten voor de eerbiediging van de rechten van de mens. Van het beleid dat zij hiertoe voorstaat zal zij U binnenkort een uiteenzetting doen toekomen.

Het nieuws, dat ons gisteren bereikte over de uitkomst van de conferentie in Camp David, heeft de hoop doen herleven op vrede in het zo zwaar beproefde Midden-Oosten.

De hulpverlening aan de Derde Wereld blijft voor ons land een taak van de hoogste orde. Aan de ontwikkelingshulp wordt dan ook niet getornd. Maatregelen zijn genomen om de hulp sneller en doeltreffender te kunnen geven, in het bijzonder aan de armste landen en bevolkingsgroepen.

Van niet minder betekenis dan de hulpverlening zijn de betrekkingen tussen de arme en rijke landen op het gebied van handel, investeringen en kapitaalverkeer. Over het door ons land en door de Europese Gemeenschap te voeren beleid zullen U nota’s worden aangeboden.

De regering streeft naar de spoedige instelling van de werkgroep van deskundigen die de toekomstige relaties tussen de Nederlandse Antillen, de eilanden van de Nederlandse Antillen en Nederland zal onderzoeken.

De regering werkt voort aan een sluitend stelsel van wetgeving ter bescherming van het milieu. De Wet algemene bepalingen milieuhygiëne zal worden uitgebouwd tot een kaderwet. In het komend jaar zal U een ontwerp van Wet op de bodembescherming worden aangeboden. Met wetgeving over milieugevaarlijke stoffen zal een begin worden gemaakt. Vervuiling door bedrijven zal worden bestreden met behulp van een nieuw programma voor financiële steunverlening. De verontreiniging van de Rijn blijft zorgen baren. De regering stelt alles in het werk om het Zoutverdrag door alle oeverstaten bekrachtigd te krijgen. Een Wet op de waterhuishouding is in voorbereiding.

De laatstejaren neemt het woningtekort toe, vooral in en nabij de grote steden in het westen. Ondanks de omvangrijke financidle steun is de woningproduktie vertraagd, onder meer door een tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Het kabinet zal binnen het kader van een weloverwogen ruimtelijke ordening al het mogelijke doen om het hele woningbouwprogramma tot uitvoering te brengen. Stadsvernieuwing is voor de bewoonbaarheid van onze steden van grote waarde en raakt het welzijn van heel veel mensen. Dit blijft dan ook een hoofdonderwerp van beleid.

De regering zal een voorstel tot wijziging van de Onteigeningswet bij U indienen en de toekenning van een voorkeursrecht aan gemeenten bevorderen. In het belang van de ondernemers in de landen tuinbouw beoogt zij een spoedige invoering van een landbouwkundige toetsing van de overdracht van gronden.

Vooral terwille van de verkeersveiligheid zal het treffen van voorzieningen op punten waar het wegennet regelmatig overbelast is, worden versneld. De beperking van de groei van de rijksbegroting dwingt tot vertraging van de aanleg van wegen in gebieden waar het verkeer geen stagnatie ondervindt.Op basis van het aan te bieden Structuurschema Verkeer en Vervoer zal in dit zittingsjaar overleg met U kunnen plaatsvinden over het verkeers- en vervoersbeleid op lange termijn.

Aan de wetsontwerpen Voorzieningen Gezondheidszorg en Tarieven Gezondheidszorg zal een zodanige vorm worden gegeven, dat het samenspel tussen particulier initiatief en overheid zo goed mogelijk kan verlopen. De kwaliteit van de opleidingen wordt verbeterd en de opzet ervan wordt doelmatiger gemaakt.

De regering hoopt op een goed overleg met de Staten-Generaal over de ontwerp-Kaderwet specifiek welzijn, waarin het streven naar decentralisatie gestalte krijgt. Zij zal de zienswijze van de Harmonisatieraad Welzijnsbeleid vragen over harmonisatie van de wetgeving op dit terrein.

Wetsontwerpen tot verlaging van de leeftijd van meerderjarigheid zullen U spoedig bereiken. Binnenkort worden wetsvoorstellen ingediend voor verdergaande gelijkberechtiging van de vrouw in het familierecht en bij de arbeid. Ook op het gebied van onderwijs en opleidingen worden voorstellen voorbereid om haar meer mogelijkheden te bieden. De regering erkent hoe belangrijk onderricht en vorming zijn voor het verminderen van maatschappelijke achterstanden. Daarom zal ook het onderwijs aan anderstalige kinderen worden verbeterd.

Bij het kleuter- en lager onderwijs moet het opleiden van leerkrachten worden aangepast aan de vermindering van het aantal leerlingen in de komende jaren. Deeltijdarbeid zal ook hier worden bevorderd.

In samenwerking met de universiteiten en hogescholen is goede voortgang geboekt bij de planning van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. Voor het eerst sinds jaren zal u weer een Algemeen Financieel Schema worden aangeboden, waarin de verwachte taken en middelen van de instellingen voor de jaren 1980 tot en met 1983 zijn beschreven.

Te zorgen voor veiligheid voor de burgers is een hoofdtaak van de regering. Om de politie in staat te stellen te voldoen aan het toenemend beroep dat op haar wordt gedaan, zal in de komende jaren de sterkte van de korpsen worden verhoogd en zullen hun organisatie en werkwijze worden verbeterd. Nadere voorstellen tot hervorming van het binnenlands bestuur kunnen binnenkort worden verwacht.

De regering vertrouwt dat met de parlementaire behandeling van wetsontwerpen tot grondwetsherziening in deze zittingsperiode goede voortgang kan worden gemaakt.

Leden van de Staten-Generaal,

In het hart van de regeringsverklaring stond het begrip verantwoordelijkheid. In het zicht van de ernstige problemen waarvoor ons land staat doet de regering, opnieuw, cen beroep op iedereen om als verantwoordelijke burgers versoberingen te aanvaarden en matiging te betrachten. Het besef dat de economische positie van ons land zorgwekkend is, leeft nog onvoldoende. Maar even belangrijk als de verbreiding van dat besef is de bereidheid om te delen in de offers die nodig zijn, in het bijzonder om ook op langere termijn werkgelegenheid veilig te stellen.

De wereld is echter groter dan Nederland en bij de noden die elders moeten worden gelenigd vallen onze eigen zorgen bijna in het niet. De regering vertrouwt erop dat we, in het bewustzijn daarvan, bereid zullen blijven ons te gedragen in overeenstemming ook met die verantwoordelijkheid.

In het nieuwe zittingsjaar zal van regering en Staten-Generaal veel inspanning worden gevergd.

Moge dat werk worden gedaan in het vertrouwen dat velen U wijsheid toewensen en om zegen voor u bidden. Hiermee open ik de nieuwe zitting van de Staten-Generaal.

Troonrede 20 september 1977

Leden van de Staten-Generaal,

De lange duur van de kabinetsformatie, na een verkiezingsuitslag die toch door velen als duidelijk is ervaren, wekt onder de huidige omstandigheden begrijpelijke bezorgdheid. In afwachting van de totstandkoming van een nieuw kabinet is het niet mogelijk U nieuwe plannen voor te leggen betreffende het in de komende jaren te voeren beleid. 

Wel past een uiteenzetting van hetgeen het demissionaire kabinet in het belang van het Koninkrijk thans noodzakelijk acht. De regering beseft dat daarmede onzekerheden blijven bestaan omtrent tal van vragen – over werk, inkomen en welzijn die bij de mensen leven.

Na een duidelijke opleving in 1976 vertoont de wereldeconomie opnieuw tekenen van stagnatie. In verscheidene landen neemt de werkloosheid weer toe en wordt de eerder verwachte economische groei, ondanks de afnemende inflatie, niet verwezenlijkt. 

Onmiskenbaar ondervindt onze uitvoer daarvan de weerslag, hetgeen nog wordt versterkt door de opgetreden waardestijging van onze munt. Ook in ons land ontwikkelt de werkloosheid zich sedert enkele maanden weer ongunstig.

Deze nieuwe terugval is des te ernstiger omdat na de diepe inzinking in 1974 en 1975 het economisch herstel nog lang niet was voltooid. Het eerder ontwikkelde beleid gericht op het overwinnen van structurele onevenwichtigheden in onze economie, zal moeten worden voortgezet en versterkt. 

Maar zelfs dan blijven in de eerst komende jaren de vooruitzichten somber voor velen die willen werken, maar daartoe niet de kans krijgen. De bestrijding van de werkloosheid zal ons aller inspanning en vindingrijkheid vergen.

Op korte termijn rust voor het verdere verloop van de wereldhandel een bijzondere verantwoordelijkheid op de landen met een sterke betalingsbalans. Ook ons land zal belangrijke maatregelen moeten nemen om de afzet te bevorderen. Anders zal het niet mogelijk zijn de beschikbare produktiecapaciteit weer volledig te benutten, de investeringen aan te wakkeren en de stijgende werkloosheid een halt toe te roepen. 

Onmisbaar daarvoor is het beperkt houden van kostenstijgingen. Dit moet in de huidige situatie ondersteund worden door verlichting van lasten en andere tijdelijke maatregelen ter vergroting van de bestedingen, zonder daarbij de grenzen van een verantwoord financieringstekort te overschrijden.

In de begroting van uitgaven en middelen voor 1978 is tegen deze achtergrond de structureel noodzakelijk te achten verhoging van belastingen tot minder dan de helft teruggebracht. Gezien zijn demissionaire karakter heeft het kabinet zich ervan onthouden nieuwe plannen te ontwikkelen voor het in de komende jaren te voeren uitgavenbeleid en zijn de beleidslijnen gevolgd die in de afgelopen jaren zijn getrokken. 

Aansluiting is gezocht bij de vorig jaar gemaakte afspraken. Zo voorziet de begroting weer in het besteden van 1 1/2 % van ons nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp.

De toelichtingen op de U heden aan te bieden begroting voor 1978 beperken zich goeddeels tot een beschrijving van het tot op heden gevoerde beleid.

De regering volstaat thans met het voorstellen van enkele belastingmaatregelen, waarvan de voorbereiding om redenen van technische aard moeilijk langer kan worden uitgesteld. Tot die voorstellen behoort het overbrengen van gas, olie en kolen, mede met het oog op een zuiniger energieverbruik, van het lage naar het algemene BTW-tarief, evenals enige verhoging van de belasting op sigaretten.

De inflatiecorrectie op de tarieven van de loon- en inkomstenbelasting wordt op 80% bepaald. Enkele eerder genomen tijdelijke maatregelen in de sfeer van de belastingen, die ten doel hebben lasten evenwichtig te verdelen en de economische activiteit te bevorderen, zullen naar het oordeel van de regering ook volgend jaar van kracht kunnen blijven. 

Ondanks de vooronderstelde terughoudendheid bij verhoging van inkomens lijkt handhaving van de koopkracht van de modale werknemer niet onmogelijk met behulp van nog te nemen belastingmaatregelen en door de stijging van sociale premies tot het uiterste te beperken. \

De vandaag beschikbaar komende cijfers over de ontwikkeling van de economie versterken de verwachting dat de werkloosheid zal toenemen. Dit vergt op korte termijn een nieuw pakket van stimuleringsmaatregelen. Over de samenstelling daarvan en over zijn uitwerking op de inkomensverdeling zal intensief overleg met de vakbeweging en de werkgeversorganisaties dienen plaats te vinden. 

In dit overleg zal met name ook de vraag aan de orde moeten komen, hoe een kader en een vertrouwenssfeer kunnen worden geschapen waarin afspraken over arbeidsplaatsen kunnen worden gemaakt. Het is niet in de laatste plaats met het oog hierop dat spoedige totstandkoming van een nieuw kabinet geboden is.

De regering heeft de afgelopen maanden haar standpunten moeten en willen bepalen in het internationale overleg. In het kader van de wereldhandelsconferentie in Genève is zij opgekomen voor het behoud van de vrijheid in de wereldhandel juist nu vele landen met economische problemen hebben te kampen.

Verder acht zij het van het grootste belang dat spoedig een begin wordt gemaakt met het door de Amerikaanse president voorgestelde overleg over de gevaren verbonden aan het gebruik van kernenergie in alle fasen tegen te gaan.

Het uitblijven van oplossingen in het zuiden van Afrika leidt tot steeds grotere tegenstellingen. De onafhankelijkheid van Namibië, de totstandkoming van een meerderheidsregering in Rhodesië en de toenemende spanningen in Zuid-Afrika vragen snelle beslissingen om een einde te maken aan onaanvaardbare discriminatie en om een uitbreiding van het geweld te voorkomen. Daarom acht de regering besluitvorming van de Veiligheidsraad die ook economische dwangmaatregelen omvat gerechtvaardigd. 

Tezamen met onder meer de partners in de Europese politieke samenwerking zal Nederland zich inspannen voor een vruchtbare Oost-West-dialoog tijdens het overleg in Belgrado inzake de toepassing van de Slotakte van Helsinki. Daarbij zal het uitgangspunt moeten zijn dat alle bepalingen van de Akte moeten worden gerespecteerd. De regering hoopt dat het mogelijk zal zijn op deze grondslag te komen tot een ontspanning in de verhoudingen tussen Oost en West, die kan bij dragen tot de zo bitter noodzakelijke afremming van de bewapeningswedloop.

Het karakter van de economische moeilijkheden in de westerse wereld doet vermoeden, dat op langer zicht aanpassingen van onze maatschappelijke structuur, nationaal en internationaal, nodig zullen blijken. 

Terugkeer naar de snelle economische groei van de achterliggende decennia ligt niet in de lijn der verwachtingen. Voor grote aantallen van onze medeburgers lijkt deelneming in het arbeidsproces op de vertrouwde wijze niet te verwerkelijken. Gedachten over de verdeling van beschikbaar werk zullen gestalte moeten krijgen. 

Voor een heroriëntering van onze economische ontwikkeling op een zuinig omgaan met grondstoffen en energie en op behoud en verbetering van het milieu zijn de afgelopen jaren belangrijke aanzetten gegeven. 

Onverschillig of het nieuwe kabinet getrokken beleidslijnen doortrekt, zullen op een breed terrein van onderwijs en welzijn, van volksgezondheid en milieubeheer, van bestuur en rechtsbedeling ingrijpende beslissingen genomen moeten worden. In de achter ons liggende periode zijn immers op al deze terreinen veranderingen op gang gekomen, die om uitwerking en voltooiing vragen.

De regering is bezorgd over bepaalde ontwikkelingen binnen de Zuidmolukse bevolkingsgroep en rondom de positie van deze groep in de samenleving. Alleen met erkenning van de verantwoordelijkheid van de overheid en van alle medeburgers, die zich hierbij betrokken weten, is het mogelijk te komen tot verdieping en verbreding van het zo noodzakelijke contact. Laat er wederzijdse verdraagzaamheid zijn en respect voor de beginselen van de rechtsstaat.

Een nota waarin lijnen voor het beleid op langere termijn worden geschetst, zal U spoedig worden aangeboden.

Leden der Staten-Generaal,

Op tal van gebieden zijn voorstellen bij U aanhangig. Over de afhandeling daarvan zal in gemeen overleg moeten worden beslist. Vaststaat, dat veel inspanning van U zal worden gevraagd. 

U zult ongetwijfeld een belangrijk wetgevend program te behandelen krijgen, waarbij al Uw aandacht zal zijn vereist voor het nemen van ernstige beslissingen om onze economische en maatschappelijke moeilijkheden het hoofd te bieden.

Gesteld tegenover zo grote en verantwoordelijke taken die ons wachten, spreek ik de hoop uit dat wij allen tot de vervulling daarvan de kracht zullen ontvangen. 

Hiermee verklaar ik de zitting der Staten-Generaal geopend.