Troonrede 21 september 1993

Leden van de Staten-Generaal,

Verbondenheid tussen mensen en aandacht voor het kwetsbare; in dit teken stond het leven van Koning Boudewijn, van wie wij dit jaar afscheid hebben moeten nemen. Zijn boodschap was er een van bemoediging en hoop, en zijn oproep was voor het kwetsbare op te komen. Dat sprak ons allen bijzonder aan. In de wereld om ons heen is de verbondenheid tussen mensen vaak moeilijk terug te vinden.

Binnen de landen, maar ook tussen de landen, zien wij overal het gevaar van een neerwaartse spiraal van steeds minder samenwerking, en de dreiging van ‘eigen volk eerst’ in al haar verschijningsvormen. Wij hebben de plicht daartegen stelling te nemen, ieder naar eigen vermogen. Verbondenheid en inzet beginnen dicht bij huis.

Voor het eerst sinds heel lang stijgt nu ook in Nederland de werkloosheid weer. De situatie is alarmerend. Werk staat dan ook centraal in de voorstellen die de regering vandaag aan U, volksvertegenwoordigers, en aan de samenleving voorlegt. Voor meer werk is een stevig economisch fundament nodig. De investeringen in spoorverbindingen, in wegen en vaarwegen zullen sterk opgevoerd worden. Dat zal de goede positie van Nederland als vestigingsplaats versterken. Onderzoek en ontwikkeling van nieuwe technieken zullen fiscaal gestimuleerd worden; dat bevordert groei en werk.

Investeren in eigen land wordt bevorderd door een grotere ondernemingsvrijstelling in de vermogensbelasting. Maar alleen met investeren in infrastructuur en bedrijven komen wij er niet.

Er moet ook meer gebeuren aan scholing, vooral voor diegenen die moeilijk aan de slag komen. Het leerlingstelsel wordt fors uitgebreid en datzelfde geldt voor werkervaringsplaatsen en banenpools voor met name oudere langdurig werklozen. Met het Jeugdwerkgarantieplan wordt ook voortgegaan. Het zal nu eveneens openstaan voor alle allochtone jongeren. Het is immers beter te werken dan een uitkering te ontvangen. Voor alle burgers staat tegenover het recht op voorzieningen de plicht zich voor werk te scholen.

Investeren is nodig, scholing is nodig; maar er is meer te doen. Overheid en sociale partners mogen er niet in berusten dat zoveel mensen met weinig opleiding en werkervaring of met beperkte mogelijkheden niet aan de slag komen. leder moet zich inspannen, maar dan moet er ook wél een kans op werk zijn. Voor velen is die kans er niet, zolang in tal van bedrijven en instellingen de laagste loonschaal aanzienlijk hoger ligt dan het wettelijk minimumloon. Aan de Sociaal-Economische Raad zal daarom advies gevraagd worden over de mogelijkheid te allen tijde – ongeacht het in CAO’s bepaalde – ook een aantal werknemers tegen het wettelijk minimumloon in dienst te nemen. Het is belangrijk dat eenvoudig werk afgesplitst wordt en dat mensen de mogelijkheid krijgen tegen het minimumloon werkervaring op te doen. Het doorbreken van de starheid van de arbeidsmarkt vraagt voorts om meer deeltijdbanen en verlenging van bedrijfstijd. Daarom is het nodig de regels voor de arbeidstijden te versoepelen. Herziening van het ontslagrecht en meer mogelijkheden voor uitzendbureaus kunnen voor ondernemingen de drempel verlagen om personeel in dienst te nemen. Het algemeen verbindend verklaren van CAO’s schiet zijn doel voorbij voor zover dat het deelnemen aan betaalde arbeid schaadt. Een nadere afweging is dus geboden.

Naast al deze structurele verbeteringen met het oog op meer werk, is het dringend noodzakelijk het loonkostenpeil beter in de hand te houden. Ruim een jaar geleden adviseerde de Sociaal-Economische Raad dat voortaan de lonen niet verhoogd, maar de lasten beheerst moeten worden. Dat advies is door de regering gevolgd. Nadat vervolgens onze concurrentiepositie daarenboven schade ondervond van muntontwaarding in andere Europese landen, is in 1993 in goed overleg tussen regering en sociale partners gekozen voor loonkostenmatiging. Deze kwam echter te traag op gang en bovendien nam de internationale concurrentie – ook uit Azië – verder toe. Algemene salarisverhogingen zijn daarom – na wat er in 1993 gebeurd is – volgend jaar niet verantwoord. De regering spreekt de hoop uit dat de sociale partners voor werk zullen kiezen en de noodzaak van een échte pas op de plaats zullen onderschrijven. Zonodig zal dit bij wet geregeld moeten worden. Dit betekent niet dat salarisverbeteringen zoals periodieken en hogere betaling bij betere geschooldheid geen doorgang mogen vinden. Voor het goed functioneren van de arbeidsmarkt zijn deze juist wél nodig. In het verlengde van de algemene inkomensmatiging zal volgend jaar de zogenaamde inflatiecorrectie niet worden toegepast, overigens op een wijze dat dit slechts effect heeft op het inkomen boven de eerste schijf. Voorgesteld wordt het arbeidskostenforfait aanzienlijk te verhogen. Zo zal voor werkenden in plaats van een algemene loonsverhoging het grotere arbeidskostenforfait ervoor zorgen dat werken meer loont. Alles bijeen is er dan sprake van enige verlaging van de loon- en inkomstenbelasting. Een deel van de hogere inkomsten uit benzine- en dieselaccijns zal hiervoor worden gebruikt. Daarnaast worden ook andere lastenverlichtende maatregelen met het oog op investeren en groei in ons land hieruit betaald. Bij dit geheel is bijzondere aandacht gegeven aan het midden- en kleinbedrijf.

De benzine- en dieselaccijns zullen na de voorgenomen verhogingen in Duitsland en Nederland op ongeveer hetzelfde niveau liggen.

In de afgelopen jaren is met wisselend succes begonnen aan het herijken van ons stelsel van sociale zekerheid en sociale voorzieningen. Kernpunt is steeds weer dat het beter is mensen te activeren tot werk dan hun tekort aan inkomen aan te vullen; juist om de voorzieningen in stand te houden voor hen die erop aangewezen zijn.

Als vervolg op eerdere voorstellen tot wijziging van de Wet op de arbeidsongeschiktheid, de Ziektewet en de Nabestaandenwet worden nu voorstellen gedaan voor de Werkloosheidswet en de Algemene Bijstandswet. Bij de uitvoering van de bijstand zullen de gemeenten een grotere beleidsverantwoordelijkheid krijgen, opdat uitkeringen meer op maat zullen zijn. Bovendien zullen de gemeenten fraude en oneigenlijk gebruik veel actiever gaan bestrijden. Koppeling van bestanden om gegevens te kunnen vergelijken en de toepassing van administratieve sancties zullen hieraan dienstbaar zijn.

Het devies moet steeds zijn: meer werk, en bestrijding van fraude en oneigenlijk gebruik. Dat is ook de rode draad in het recent verschenen rapport van de parlementaire enquêtecommissie inzake de sociale zekerheid. Nu niet omzien met verwijten, maar aan de slag met veranderingen; die boodschap verdient waardering en vraagt om actie ter bescherming van diegenen die het echt nodig hebben. Het economisch klimaat is nog steeds guur. Toch zijn er ook bemoedigende ontwikkelingen. Ondanks de scherpe daling van de groei en van de belastingopbrengst is het tekort van de overheid teruggebracht, zij het nog niet tot het niveau dat in het regeerakkoord voor 1994 ten doel gesteld werd. De norm van 3% van het nationaal produkt die wij onszelf daarna in het Verdrag van Maastricht opgelegd hebben, moet echter over enige jaren bereikt kunnen worden. De rente, zo belangrijk voor bedri’ven en voor investeringen, is sterk gedaald. Door een jarenlang volgehouden beleid van ombuigingen is Nederland financieel meer solide, al noopt de hoge staatsschuld tot voortgaande soberheid in de overheidsuitgaven. Bij de volkshuisvesting zullen overheveling van verantwoordelijkheden naar gemeenten en woningbouwcorporaties, alsmede de verbetering van financidle verhoudingen het mogelijk maken om na 1994 een punt te zetten achter algemene objectsubsidies in de sociale woningbouw. De stadsvernieuwing zal wél worden voortgezet en er kunnen nu ook middelen worden aangewend voor het benutten van duurdere locaties, die uit een oogpunt van ruimtelijke ordening en milieubeleid de voorkeur verdienen.

Ook bij het openbaar vervoer gaan meer investeringen gepaard met minder subsidies. Met decentralisatie naar de vervoerregio’s en met meer zelfstandige bedrijfsvoering door de spoorwegen wordt goede voortgang gemaakt.

De kwaliteit van ons land is nauw verbonden met een actief voortzetten van het milieubeleid. Veel is de afgelopen jaren bereikt: schonere produktie op geschikte plaatsen met betere verwerking van het afval. Het gaat om betrokkenheid en om nieuwe technieken. Milieubeleid is succesvoller naarmate het beter begrepen en breder gedragen wordt. Zo krijgt het in de praktijk gestalte. Heffingen en herschikking van ons fiscaal stelsel zijn daarbij instrumenten om het beleid te ondersteunen.

De evaluatie van het eerste Nationaal Milieubeleidsplan zal laten zien hoeveel er bereikt is en wat ons in het tweede nog te doen staat. Ons land is te mooi om te bederven; daarom streven we naar behoud en ontwikkeling van natuur en landschap, en zorgvuldigheid bij produktie en consumptie. Op dat punt is met bedrijfstakken en doelgroepen een goede samenwerking tot stand gekomen. Op die weg zal worden voortgegaan bij het investeren in duurzame ontwikkeling. Bemoedigend is ook dat verbetering van de verkeersveiligheid mogelijk blijkt. Het menselijk verdriet als gevolg van verkeersongevallen motiveert om door te gaan met de aanscherping van het beleid.

In deze kabinetsperiode is aanzienlijke voortgang gemaakt met de decentralisatie, allereerst naar provincies en gemeenten. Dat proces in de regio’s is nu zo ver voortgeschreden dat het moet komen tot verbetering van de ‘Wet gemeenschappelijke regelingen’ en tot ordening van de gebiedsindeling. Daarnaast wordt aan zeven grootstedelijke gebieden de mogelijkheid geboden een stap verder te gaan. Te beginnen met Rotterdam en omstreken kan gekozen worden voor een eigen grootstedelijke provincie, die dan afgesplitst wordt van Zuid-Holland. Elk van de grootstedelijke gebieden zal op termijn een keus doen of men inderdaad zo ver wil gaan, dan wel er de voorkeur aan geeft tot een andere vorm van toereikende samenwerking te komen.

Behalve aan territorials decentralisatie is er de laatste jaren veel gebeurd aan functionele decentralisatie om burgers en organisaties meer ruimte te geven voor eigen verantwoordelijkheid. Zo zullen het komende jaar decentralisatie en deregulering van het onderwijs nader gestalte krijgen. Scholen zullen hun werk daardoor beter en meer zelf kunnen doen. Goed onderwijs moet het hebben van gemotiveerde onderwijsgevenden. Daarom komen er dan ook meer financiële middelen en krijgen schoolbesturen en schoolleiding meer beleidsverantwoordelijkheid.

Doelmatigheid in het onderwijs vereist een betere verwijzing na de basisvorming, en in het hoger onderwijs de juiste student op de juiste plaats. Dat is te meer van belang daar de komende jaren hogere eisen zullen worden gesteld aan de studievoortgang.

Bij het herijken van onze verzorgingsstaat staan steeds centraal het activeren van burgers en het zorgvuldig beheren van de middelen die de overheid zijn toevertrouwd. Tegelijk wil en moet de overheid schild voor de zwakken zijn en is een verantwoordelijke samenleving nodig om te voorkomen dat mensen van de weg raken of blijvend in een isolement terechtkomen. Het gaat immers om verbondenheid tussen mensen en om opkomen voor het kwetsbare. Daarom moeten behouden blijven: de oudedagsvoorziening voor allen, een bijstand die de armoede weert, een gezondheidszorg die voor ieder betaalbaar blijft. Daarom ook moet voorzien worden in veel meer kansen op werk voor lagergeschoolden. Op de arbeidsmarkt mag het immers niet alleen om de sterken, maar moet het ook om de zwakken gaan. Zelfs dan zullen er in onze samenleving altijd mensen zijn die nooit hebben kunnen werken of uitgeschakeld zullen blijven. Zij hebben er evenzeer recht op in onze verbondenheid te delen.

Een overheid die zuinig moet zijn en dan ter wille van de kwaliteit van de samenleving toch nog veel belastingen en premies van de burgers moet vragen, is gehouden de strijd aan te binden met fraude en oneigenlijk gebruik van voorzieningen. Dat heeft in deze kabinetsperiode dan ook steeds meer gestalte gekregen. Met het terugdringen van veelvoorkomende misdrijven werd reeds eerder een aanvang gemaakt. De betere preventie en de nieuwe vormen van het zogenaamde lik-op-stuk-beleid blijken succes te hebben. De invoering van de identificatieplicht zal tot verdere verbetering leiden.

Na vele jaren van discussie wordt in deze kabinetsperiode door de inspanningen van velen één politie tot stand gebracht. Geloofwaardig en effectief optreden vroeg en vraagt om uitbreiding van de celcapaciteit. Deze komt er dan ook. Maar dit kan niet liet enige antwoord zijn op crimineel gedrag. De zorgelijke ontwikkeling van de misdaad onder jongeren eist een bredere aanpak. Nog dit jaar zal met een experiment worden begonnen waarin jeugdige delinquenten door een strak regime en intensieve begeleiding worden voorbereid op terugkeer in de samenleving. De afgelopen jaren zijn op het terrein van de wetgeving en de versterking van de gehele justitiële keten belangrijke inspanningen verricht en veranderingen in gang gezet. Al met al is er bij de bestrijding van fraude en criminaliteit een omslag in denken en handelen. Er is echter nog veel te doen.

Bestuur en wetgever kunnen met al deze inspanningen ten bate van de burger alleen geloofwaardig blijven als zij voldoende aandacht geven aan de integriteit van het bestuur. Nederland is gelukkig nog geen land van corruptie en gebruik van publiek geld ten eigen bate, en dat moet zo blijven.

Dit najaar zal de Tweede Kamer de balans opmaken van de bestuurlijke en staatkundige vernieuwing, opdat er daadwerkelijke verbetering bereikt wordt. De regering ziet daarnaar uit en heeft haar zienswijze en alle aan haar gevraagde opvattingen daarom tijdig en concreet gegeven.

Bestuurlijke en staatkundige vernieuwing staan ook centraal bij de Toekomstconferentie die thans in en tussen de verschillende delen van het Koninkrijk plaatsvindt. Het Statuut is toe aan renovatie. De jaren negentig stellen ons voor andere problemen dan die van een generatie geleden. Samen antwoord vinden op vragen van goed en verantwoordelijk bestuur, dat is wat er in het belang van alle burgers van het Koninkrijk moet gebeuren.

De stroom van asielzoekers naar ons land is recentelijk toegenomen. Wie recht heeft op asiel moet hier kunnen blijven. Wie dat niet heeft, moet – juist om de werkelijk vervolgden te beschermen – de toegang worden geweigerd. Te lange onduidelijkheid daarover is in strijd met zorgvuldigheid, niet in de laatste plaats tegenover de betrokkenen zelf. Een nieuwe Vreemdelingenwet is daarom nodig gebleken. De criteria voor gezinshereniging werden al eerder dit jaar verduidelijkt.

Is men echter tot ons land toegelaten, dan moet het komen tot spoedige inburgering. Daarom zullen nieuwkomers opgevangen worden en wegwijs gemaakt, waardoor zij snel op eigen benen kunnen staan. Het gaat om elementaire vaardigheden: het leren van Nederlands en van de in onze samenleving geldende regels, waarden, normen en omgangsvormen. Dat vraagt allereerst om inspanningen van de betrokkenen zelf. Het vraagt echter ook om inspanningen van allen in onze samenleving. Daarbij gaat het om méér dan tolerantie, om de ander werkelijk te waarderen. Onze maatschappij moet als kenmerk hebben: vervulling van eigen plichten en respect voor anderen. Wij moeten werken aan een samenleving die talenten benut en daarmee verrijkt wordt.

De belangrijke stroom mensen uit het buitenland, volwassenen en kinderen, eerste en tweede generatie, heeft hoe dan ook een aantal veranderingen in onze samenleving tot gevolg. Meer woningen zijn nodig en zullen gebouwd worden. Er zijn steeds meer jongeren, van wie vele beginnen met een achterstand. Dat vergt veel van het onderwijs en vereist scholing gericht op arbeid. Er zijn meer banen nodig voor laaggeschoolde nieuwkomers op de arbeidsmarkt. Op de gezondheidszorg zal vaker een beroep gedaan worden, maar tegelijk zullen daar ook vele nieuwe medeburgers aan de slag kunnen.

Bij de gezondheidszorg staat de inhoud van de zorg en van het werk voorop. Een voor ieder toegankelijk en betaalbaar stelsel van gezondheidszorg vraagt om vele gemotiveerde werkers. Zorgvuldig omgaan met medische consumptie en voorzieningen is geboden. Beroepsbeoefenaren en verzekeringsmaatschappijen hebben de plicht daaraan alles te doen, en van de burgers mogen meer eigen bijdragen en hogere eigen risico’s gevraagd worden.

Een Nederland dat zichzelf sterk en geloofwaardig toont, dat blijft onze gemeenschappelijke opgave; vorig jaar was dit het thema van de Troonrede. Alleen zo kunnen wij onze opdracht om samen te werken met andere landen en volkeren waarmaken. Er is geen alternatief. In Europa ligt onze toekomst, en ons Europa zal op zijn beurt moeten samenwerken met andere continenten. Dat is niet altijd eenvoudig.

Onze boeren en tuinders ondervinden binnen en buiten Europa scherpe concurrentie. Toch is een open Europa en een internationaal handelsakkoord geboden. De regering wil met allen die werkzaam zijn in landbouw en visserij zorgvuldig naar oplossingen zoeken, of het nu de milieu- of de internationale problematiek betreft.

Datzelfde geldt voor al die bedrijven en werkers die bij verkeer en vervoer op de weg en op het water betrokken zijn. Ook voor hen is het economisch klimaat moeilijk. Dat vraagt om een beleidsaanpak te zamen met de regering, maar dan wel zó dat de gekozen oplossingen ook in het Europa van morgen houdbaar zijn.

Na het verdwijnen van de militaire dreiging van het communisme zijn de verhoudingen op het Europese continent gewijzigd. Onze krijgsmacht is dan ook definitief op weg naar een nieuwe bijdrage aan vrede en veiligheid. Aan U, leden van de Staten-Generaal, zal worden gevraagd in te stemmen met een herziening van de Grondwet, die het mogelijk maakt dat de Nederlandse strijdkrachten over een aantal jaren zullen bestaan uit mannen en vrouwen die op grond van een eigen keuze daar een functie vervullen. Een deel van het huidige defensiepersoneel zal in onze samenleving ander werk moeten gaan doen. Een aantal van hen zal elders bij de overheid aan de slag kunnen, bijvoorbeeld bij de bestrijding van de criminaliteit of in het gevangeniswezen.

Het belang van de vredesoperaties van de Verenigde Naties is sterk toegenomen. Onze militairen, zowel dienstplichtigen als beroeps, doen – van Cambodja tot Bosnië – veel belangrijk werk, dikwijls onder zeer moeilijke omstandigheden. Een woord van waardering en dank aan allen die zich hiervoor inzetten, is op zijn plaats.

Ondanks die inzet is het pijnlijk dat Europa zich zo machteloos toont waar het veiligheid en vrede in ons werelddeel betreft. Ook daarom is het goed dat de strijdkrachten in Europa steeds meer samenwerken. Dit kan de voorwaarden scheppen voor doeltreffend en geloofwaardig optreden in de toekomst. Het Verdrag van Maastricht opent het perspectief voor een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid: een sterk en besluitvaardig Europa dat de vrede daadwerkelijk dient en daarmee wezenlijk bijdraagt aan het Atlantisch Bondgenootschap.

Het Verdrag van Maastricht is nu door de parlementen van alle lidstaten aanvaard, maar het echte werk moet nog beginnen. Eén Europa, met behoud van eigen identiteit van de lidstaten bij alle verscheidenheid van cultuur en tradities. Eén Europa, dat economisch herstel stimuleert, met veel investeringen, maar tegelijk met een zorgvuldig uitgavenbeheer. Eén Europa, dat samenwerkt in de internationale organisaties en consequent zijn bijdrage levert aan de mondiale milieu- en ontwikkelingsinspanning.

Ook Nederland ziet toekomst in Europa, maar dan wel een Europa dat zich niet tot een fort ontwikkelt. Integendeel, ons land wil handel en samenwerking met andere continenten, en wij willen dat in het bijzonder met Midden- en Oost-Europa. Voor succesvolle internationale samenwerking kan culturele uitwisseling niet gemist worden. Een bloeiend kunstleven in ons eigen land is daartoe de beste voorwaarde.

Leden van de Staten-Generaal,

De beleidsnota die U ter zake van ontwikkelingssamenwerking enkele jaren geleden werd aangeboden, droeg de titel ‘Een wereld van verschil’. De nota die U thans wordt aangeboden heet ‘Een wereld in geschil’. Dat is veelzeggend. Internationale samenwerking is geboden. Dat vraagt niet alleen om een bredere norm voor internationale samenwerking, het vraagt ook om een hernieuwde en vergrote inspanning om conflicten op te lossen en te voorkomen, opdat deze eeuw niet eindigt zoals ze begon, namelijk in verdeeldheid.

Bij alle zorgen past respect en dankbaarheid voor de doorbraak naar vrede in het Midden-Oosten, een teken van hoop en bemoediging.

Verbondenheid tussen mensen en voor het kwetsbare opkomen, daar gaat het om. De regering is dankbaar voor de medewerking die zij deze kabinetsperiode van U, volksvertegenwoordigers, kreeg. Het was niet altijd gemakkelijk, maar het was wel altijd de moeite waard. De regering hoopt en vertrouwt ook dit jaar op Uw medewerking. Er is nog veel werk te doen en er is geen tijd te verliezen.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 15 september 1992

Leden van de Staten-Generaal,

Beelden van geweld, honger, racisme en verwaarlozing van het milieu bereiken ons iedere dag. Zij laten ons niet onberoerd. Ons antwoord moet tweeledig zijn: hulp en internationale actie, maar ook zorg dragen voor het behoud van onze eigen rechtsstaat en voor de kracht van onze economie. Een Nederland dat zich sterk en geloofwaardig toont; dat is de opdracht.

In het voormalige Joegoslavië gaat de uitbarsting van etnische spanningen gepaard met onnoemelijk leed. Onze regering tracht samen met andere landen de oorlogstoestand te beëindigen en een oplossing van het conflict tot stand te brengen. Daarnaast ziet zij het als haar taak in onze samenleving onderdak te bieden aan vluchtelingen en verdrevenen. Waardering past voor de inspanningen van velen daarbij. Behalve de opvang hier te lande wordt nu ook hulp geboden bij de opvang in kampen ginds. Zo wordt getracht in deze nood de hand te reiken. In Somalië leven vele mensen op de rand van de hongerdood. Afrika bezuiden de Sahara wordt door droogte geteisterd. Duizenden zijn al omgekomen. De vluchtelingenstromen die het gevolg zijn van honger en geweld vormen een extra opgave. Wereldwijd zijn hulpacties op gang gekomen, waaraan ook Nederlandse burgers ruimhartig bijdragen.

Bij veel ellende zijn er ook positieve ontwikkelingen. In Afrika en elders ter wereld groeit het inzicht dat democratie, mensenrechten en duurzame ontwikkeling nauw met elkaar samenhangen. In een toenemend aantal landen worden daaruit ook politieke consequenties getrokken.

In de voormalige Sovjet-Unie en in het uiteengevallen Joegoslavië zijn oude binnengrenzen in korte tijd veranderd in buitengrenzen. Als reactie op een in het verleden vaak afgedwongen eenheid zijn er nu veel meer onafhankelijke landen in Midden- en Oost-Europa. De regering spreekt de wens uit dat landen en volkeren in vrijheid leven, maar ook dat zij over grenzen heen samenwerken. Met het einde van de koude oorlog heeft ook de discussie over veiligheid een andere inhoud gekregen; de massale militaire dreiging heeft plaats gemaakt voor lokale conflicten.

Door het wegvallen van de Oost-West-tegenstelling is de politieke rol van de Verenigde Naties in de beslechting van conflicten toegenomen en wordt op de lidstaten vaker een beroep gedaan om troepen uit te zenden voor vredesoperaties. Zo wordt op basis van het oordeel van de internationals volkerengemeenschap militaire macht ingezet om spanningen niet te laten ontaarden in gewelddadige conflicten, om agressie te beteugelen en om bescherming te bieden bij humanitaire acties.

Ook Nederland levert zijn bijdrage aan de VN-vredesoperaties. Tegelijkertijd weegt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de uitgezonden militairen zwaar. Onze gedachten gaan dan ook uit naar de mannen en vrouwen die onder moeilijke omstandigheden deelnemen aan vredes- en hulpoperaties in verschillende delen van de wereld.

De Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa heeft op voorstel van Nederland besloten dat zij voor vredesoperaties de hulp kan inroepen van de NAVO of de Westeuropese Unie. Ook is het Nederlandse voorstel aanvaard om een hoge commissaris voor nationale minderheden te benoemen. Deze zal als taak hebben in geval van dreigende conflicten bij te dragen aan vreedzame oplossingen, en partijen af te houden van het gebruik van geweld.

Bij een andere wereld hoort een andere defensie. Met behoud van de onmisbare band met de Verenigde Staten en de NAVO zullen de defensieplannen moeten worden herzien. Eind van dit jaar zal de regering u hierover voorstellen doen. Ook de visie van de regering op de toekomst van de dienstplicht zal daarin verwerkt zijn.

Reeds in 1987 werd onder het devies ‘Europa 1992’ afgesproken voor het eind van dit jaar tot één markt te komen. De lidstaten van de Europese Gemeenschap toonden zich sterk. Welvaart en werkgelegenheid namen toe. Het was eveneens van betekenis voor de omwentelingen in Midden- en Oost-Europa; terwijl landen als Oostenrijk, Zweden en Finland nu ook willen toetreden tot de Gemeenschap. Met het Verdrag van Maastricht, dat aan de Staten-Generaal ter goedkeuring is voorgelegd, wordt nu een volgende logische stap gezet. In een Europa zonder grenzen is het belangrijk geleidelijk naar één munt te groeien, tot één doeltreffend milieubeleid te komen en het optreden tegen de georganiseerde criminaliteit te bundelen.

De omvang en welvaart van ons Europa zonder grenzen verplicht tot een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Dat zelfde geldt voor het toelatingsbeleid, zowel met betrekking tot degenen die op grond van gezinshereniging naar ons Europa komen als voor asielzoekers en vluchtelingen. Bij alle noodzaak tot een gemeenschappelijke aanpak van bepaalde vraagstukken is in Maastricht nadrukkelijk afgesproken dat Europese besluitvorming slechts daar van toepassing is waar het echt nodig is. Maar één ding is zeker: in Europa ligt onze toekomst, en daarin zullen wij ons als Nederlanders sterk en geloofwaardig tonen met onze eigen identiteit. Het Verdrag van Maastricht geeft daar ook alle ruimte voor. Aanstaande zondag zal in Frankrijk een referendum worden gehouden. Laat vanuit hier de wens en het vertrouwen uitgesproken worden dat het ‘ja’ zal klinken, opdat Frankrijk en Nederland, ieder met behoud van eigen tradities en waarden, zij aan zij, met de andere lidstaten, Europa verder gestalte zullen geven.

Tijdens het bezoek van de president van Suriname is besloten de bestaande bijzondere banden te verbreden en te verdiepen. Dit is vastgelegd in het Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking. Daarbij is de samenhang tussen enerzijds democratie en rechtsstaat en anderzijds gezonde economische ontwikkeling van wezenlijk belang.

Een sterk Nederland vraagt investeren in werkgelegenheid; alleen dan zijn waardevolle collectieve voorzieningen houdbaar. Dat vergt voortzetting van het herstel van evenwicht in de overheidsfinanciën, en versterking van de structuur van de economie. De hardnekkigheid van de internationals inzinking geeft in ons land des te meer aanleiding om vast te houden aan de uitgezette koers. In overeenstemming met het regeerakkoord wordt het financieringstekort volgend jaar verder teruggebracht. Ondanks enkele belastingverzwaringen daalt de collectievelastendruk als geheel. Deze positieve ontwikkelingen zijn mede mogelijk gemaakt door een even noodzakelijke als stringente uitgavenbeheersing, waarbij ombuigingen onontkoombaar waren en zijn. Het één kan niet zonder het ander. De werkgelegenheid in ons land groeit nog steeds. De doelstelling ‘400.000 mensen meer aan de slag in deze kabinetsperiode’ komt binnen bereik. Toch zijn er nog te weinig mensen met een baan, en te veel met een uitkering. Om de werkgelegenheid verder te laten groeien moet de inflatie worden bestreden. Daarom is voorgesteld de BTW te verlagen, en vinden enkele eerder voorziene lastenverzwarende maatregelen geen doorgang.

De koopkracht wordt beschermd voor hen die op het sociaal minimum aangewezen zijn, terwijl werken toch meer lonend wordt. Zo wordt ook voor de sociale partners de ruimte geschapen en de basis gelegd om in goed overleg de lonen te matigen. Gezien de scherpe internationals concurrentie en de in veel landen stijgende werkloosheid is dit te meer noodzakelijk. Behalve loonmatiging en een beter functioneren van de arbeidsmarkt zijn ook van belang de wetsvoorstellen die betrekking hebben op het verder terugdringen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, en op een betere uitvoering van de sociale zekerheid. Zo kunnen de sociale premies dalen en ook dat is voor de werkgelegenheid belangrijk.

Voor een sterk Nederland en het behoud van onze welvaart zijn industriële activiteiten van vitaal belang. Evenals een goed economisch klimaat en een goed opgeleide beroepsbevolking is een effectief beleid nodig voor de bescherming en versterking van het industriële draagvlak. De ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie zijn hierbij essentieel, voor het midden- en kleinbedrijf niet minder dan voor de grote bedrijven. Aan investeringen in economische infrastructuur zal hoge prioriteit worden gegeven. Ter ondersteuning hiervan wordt de instelling van een Aardgasbatenfonds voorzien.

Dit is onder meer van betekenis voor de ontwikkeling van Nederland als toegangspoort tot Europa. De toekomst van de haven van Rotterdam en van de luchthaven Schiphol vraagt om belangrijke beslissingen. In samenhang hiermee zullen ook nadere voorstellen gedaan worden voor de aansluiting van ons land op het Europese Hogesnelheidsnet en met betrekking tot de Betuwelijn. Het beleid ter zake van de mobiliteit heeft effect. Het privé-autogebruik groeit minder, het gebruik van het openbaar vervoer neemt toe. Een goede voortgang van het infrastructuurplan Rail 21 is daarom van groot belang. Voorstellen om de Nederlandse Spoorwegen grotere zelfstandigheid te geven, zullen U dit najaar bereiken. Om de concurrentiepositie van de zeescheepvaart onder Nederlandse vlag te versterken, heeft de regering besloten tot een gericht pakket van maatregelen.

Voor een sterk Nederland is goed onderwijs van wezenlijk belang. Aan de voorbereiding op leven en werken in onze moderne maatschappij worden hoge eisen gesteld. Het onderwijs moet daarvoor een brede basis leggen. De invoering van basisvorming stelt het onderwijs daartoe beter in staat. Hierbij is ervoor gekozen de uitwerking bij de scholen zelf te laten. Deze moeten ook samenwerken met het oog op de ontplooiing van het broodnodige en gelukkig weer groeiende beroepsonderwijs. Het woord is nu, na een lange politieke en maatschappelijke discussie, aan de scholen.

Het beroep van leraar is voor de samenleving uiterst belangrijk. Het is zorgwekkend dat de begetting van functies in het onderwijs in toenemende mate knelpunten te zien geeft. Voor jongeren is lesgeven te weinig aantrekkelijk. De regering stelde reeds eerder extra middelen voor de salarissen van leerkrachten beschikbaar. De komende jaren wordt opnieuw extra geld uitgetrokken om de arbeidsvoorwaarden in basis- en voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs selectief te verbeteren. Met de betrokkenen zal overleg worden gevoerd over de precieze invulling.

Wetgeving met het doel het hoger onderwijs meer ruimte te geven om zélf dit onderwijs in te richten, is in een vergevorderd stadium. De Adviesraad Onderwijs is gevraagd zijn visie te geven op de samenwerking tussen hogescholen en universiteiten. Met de betrokken instellingen zal reeds dit najaar overleg gepleegd worden.

Naar de regering hoopt zal in 1993 de ‘Algemene Wet Gelijke Behandeling’ in werking treden. Deze wet verbiedt discriminatie en geeft aan mensen die zich gediscrimineerd voelen, de mogelijkheid zich tot een Commissie Gelijke Behandeling te wenden. De uitwerking van artikel 1 van onze Grondwet is van fundamentele betekenis voor allen die hier leven.

Ook voor minderheden is deze wet van groot belang. Voor hen is naast gelijke behandeling onderwijs een essentiële voorwaarde om hun plaats te vinden in onze samenleving. De regering stelt extra geld beschikbaar, opdat meer mensen de cursus ‘Nederlands als tweede taal’ kunnen volgen. Dit is slechts één van de initiatieven die uitnodigen tot eigen inspanning van de minderheden.

Ondanks de forse werkgelegenheidsgroei in de afgelopen jaren is het percentage niet-werkenden onder de minderheden nog altijd driemaal zo hoog als het gemiddelde. De arbeidsvoorzieningsorganisatie schenkt daaraan terecht veel aandacht. Daarenboven vragen initiatieven van het bedrijfsleven teneinde arbeidsdeelname van allochtonen te bevorderen om wettelijke ondersteuning. Behalve van de sociale partners en van de overheid wordt ook van de minderheden zelf en van hun organisaties een actieve bijdrage verwacht.

Succesvolle integratie en verbetering van de kansen van zwakke groepen op de arbeidsmarkt vragen ook om een strak beleid met betrekking tot de toestroom naar ons land. De voorgenomen wijziging van de Wet Arbeid Buitenlandse Werknemers en de daarbij behorende nota over illegale tewerkstelling moeten mede in dit licht worden bezien. De regels voor gezinshereniging vragen om zorgvuldige toepassing en, waar het asielzoekers betreft, is een humaan maar restrictief toelatingsbeleid, met snelle beslissingen ter zake, geboden.

Sociale zekerheid en goede sociale voorzieningen zijn in onze rechtsstaat belangrijk. Het draagvlak hiervoor is bij de bevolking onverminderd aanwezig, maar kan slechts behouden blijven indien ervoor wordt gezorgd dat belastingen en premies correct worden betaald en dat subsidies en uitkeringen op de juiste plaats terechtkomen. Het bestrijden van fraude en oneigenlijk gebruik zal dan ook geintensiveerd worden.

Naast het voorkómen van fraude zullen wij in ons land waakzaam moeten zijn tegen de georganiseerde misdaad. Criminele organisaties vormen een reëel gevaar doordat zij met hun grote financiële en technische mogelijkheden in de samenleving infiltreren. Justitie, politie en openbaar bestuur zullen zich gezamenlijk moeten inspannen om dit kwaad te bestrijden. Bovendien is een goede samenwerking met diensten in het buitenland van groot belang. Met het Verdrag van Schengen wordt de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt. In Maastricht is tot de oprichting van Europol besloten. Dit instituut zal in de Europese Gemeenschap van grote betekenis zijn bij de bestrijding van de georganiseerde internationale criminaliteit.

De reorganisatie van de politie moet in 1993 haar beslag krijgen. De grote inzet van korpsbeheerders en politiemensen heeft het mogelijk gemaakt dat in betrekkelijk korte tijd al veel is bereikt.

Toename van de criminaliteit leidt tot steeds meer overlast voor de burger en gevoelens van onveiligheid. Vooral de stijging van het aantal geweldsdelicten baart zorg. Bij alle aandacht voor de preventie blijft beschikbaarheid van voldoende cellen noodzakelijk. Daarom zal de capaciteit van het gevangeniswezen nog eens extra worden verbeterd en uitgebreid.

Met het proces van vernieuwing van de bestuurlijke organisatie wordt goede voortgang geboekt. Een essentieel onderdeel daarvan vormt een omvangrijk pakket voorstellen voor decentralisatie van taken, verantwoordelijkheden en financiële middelen. Met de gemeenten is daarover inmiddels overeenstemming bereikt.

Op het terrein van de volkshuisvesting krijgen decentralisatie en bestuurlijke vernieuwing verder gestalte. Zo zal een groot aantal gemeenten zijn inspanningen in regionale verbanden gaan bundelen. Verder worden de woningbouwcorporaties onafhankelijker van het Rijk en de gemeenten.

Decentralisatie is ook belangrijk om sociale vernieuwing bestuurlijk inhoud te geven. Bovendien is een aparte stimuleringswet in voorbereiding. De Rijksoverheid blijft impulsen geven aan vernieuwing en kwaliteitsverbetering van het welzijnswerk. De gemeenten geven samen met maatschappelijke organisaties en andere betrokkenen invulling aan de sociale vernieuwing.

Veel vrijwilligers zorgen voor een grote betrokkenheid. Door een betere organisatie en afstemming zien ook jongeren vrijwilligerswerk steeds meer als een zinvolle uitdaging. In welzijnswerk en daarbuiten krijgt de sociale vemieuwing langzaam maar zeker vorm. Zo houdt de arbeidsbemiddeling steeds meer rekening met individuele omstandigheden en zet mensen ertoe aan zich zélf in te spannen; in de gezondheidszorg krijgt eigen verantwoordelijkheid een plaats; onderwijs en volwasseneneducatie bieden niet alleen kansen, maar men wordt er ook op aangesproken deze te benutten. Sociale zekerheid en voorzieningen beschermen niet alleen mensen, maar stimuleren ook, waar mogelijk, tot werk of andere activiteit. 1993 is in Europa uitgeroepen tot het Jaar van de Ouderen. In een speciaal op te richten Nationaal Comité zullen jong en oud samen activiteiten ontplooien om de belangrijke rol van ouderen in onze maatschappij te onderstrepen.

In ons land bestaat brede overeenstemming over de wenselijkheid van een goede gezondheidszorg die voor ieder toegankelijk en betaalbaar blijft. Individuele beroepsbeoefenaars, instellingen en verzekeraars, en ook de burgers dienen eigen verantwoordelijkheden te krijgen en te nemen. Nù investeren in bestuurlijke en financiële vernieuwing betekent op iets langer zicht voldoende ruimte voor zorgvernieuwing, voor uitbreiding waar nodig èn voor een stevig draagvlak. Dat is te meer geboden, gegeven de druk die voortvloeit uit de toenemende vergrijzing en uit ontwikkelingen in de medische technologie zelf. Adviezen van de Gezondheidsraad en van de Commissie-Dunning zullen nu in praktijk gebracht moeten worden.

Daarop zal het komend jaar het overleg, ook met u, volksvertegenwoordigers, in het bijzonder gericht zijn. Zo wil de regering bevorderen dat er bewust keuzen worden gemaakt in de gezondheidszorg. De groei in de vraag noopt ertoe meer nadruk te leggen op preventie, doelmatigheid en op de eigen verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Het bewust kiezen vraagt ook om inhoudelijke verdieping van het publieke debat over ethische vraagstukken in de zorg.

De bereidheid en de wil om te investeren in de toekomst zal ook tot uitdrukking worden gebracht op het gebied van de cultuur: in de zorg voor het cultureel erfgoed en in de ondersteuning van de actuele kunst- en cultuurbeoefening. Bij alle aandacht voor de materiele aspecten van het bestaan, is het voor onze samenleving van vitaal belang ook oog te hebben voor de culturele waarden. De verruiming van het voorstellings- en inlevingsvermogen van kinderen door het lezen van boeken is daarbij evenzeer van betekenis als de confrontatie met de hoogtepunten van de cultuurschepping, bijvoorbeeld in onze musea.

Binnen het budget voor cultuur zal extra aandacht worden geschonken aan architectuur, vormgeving en film: uitingen waarvan grote delen van de bevolking bijna dagelijks kennis nemen.

In het Structuurschema Groene Ruimte worden voorstellen gedaan voor een beter geïntegreerde aanpak van het natuur- en landbouwbeleid. Teneinde sneller over financiële middelen te beschikken om het landelijk gebied zo groen mogelijk te houden en waardevolle natuurgebieden te beschermen, wordt gewerkt aan het oprichten van een Groenfonds.

Een effectief landbouwmilieubeleid vereist een breed draagvlak. Daarom is het verheugend dat agrariërs steeds meer bereid blijken hun verantwoordelijkheid te nemen. Budgetbeheersing en handelspolitieke redenen hebben een aanpassing van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid noodzakelijk gemaakt. Daarbij blijft een redelijke inkomensontwikkeling mogelijk voor hen die in de landbouw werken, terwijl tegelijk een belangrijke bijdrage aan een succesvolle afsluiting van de wereldhandelsbesprekingen is geleverd.

Milieu en ontwikkeling was het thema dat honderd tachtig landen, arm en rijk, enkele maanden geleden bijeenbracht in Rio de Janeiro.

Uitdrukkelijk is daar de samenhang tussen het milieuvraagstuk en ontwikkeling vastgelegd; duurzame groei. De rijke landen moeten daarom zoeken naar andere vormen van produktie en consumptie. Tevens moeten financiële middelen en technieken beschikbaar komen voor de armere landen, opdat daar bij de bestrijding van armoede en de groei naar welvaart met het milieu rekening gehouden gaat worden. Ook voor ons land is duurzame ontwikkeling geen vrijblijvende opdracht. Wij zullen ons aandeel in de wereldwijde belasting van het milieu moeten verminderen. Intussen wordt door bedrijven, burgers en overheid al hard gewerkt om de kwaliteit van het milieu te verbeteren. Producenten accepteren hun eigen verantwoordelijkheid door produkten in het afvalstadium terug te nemen en overbodige verpakkingen terug te dringen. Steeds meer vindt gescheiden inzameling van afval plaats. Op korte terrain zullen de eerste produkten voorzien van een milieukeur verschijnen, en zal een logo worden ingevoerd voor klein chemisch afval. Zo kan de consument rekening houden met milieuaspecten en zelf zijn bijdrage leveren.

De bestuurlijke en financiële situatie in de Nederlandse Antillen en Aruba baart zorg. De Koninkrijksregering is van oordeel dat bij de aanpak daarvan de rijksdelen moeten samenwerken. Veel wordt gevergd van de regeringen van de Nederlandse Antillen en van Aruba om wezenlijke en blijvende verbeteringen tot stand te brengen. Het beleid van Nederland is erop gericht deze inspanningen te steunen.

Leden van de Staten-Generaal,

Internationaal zijn de politieke en economische ontwikkelingen zorgelijk. Dat verscherpt in ons land de noodzaak tot gezamenlijke beleidsinspanningen. Alleen dan kunnen wij de uitdagingen aan waarvoor Nederland zich gesteld ziet.

Van harte wens ik u toe dat Gods zegen op uw werk rust.

Troonrede 17 september 1991

Leden van de Staten-Generaal,

1992 wordt geen gemakkelijk jaar, internationaal noch nationaal. Onze economie krijgt nu te maken met een terugslag zoals die zich eerder in andere landen heeft voorgedaan. Hierdoor dreigt na een aantal goede jaren de werkloosheid weer op te lopen.

Daarom moeten behoud en groei van werkgelegenheid vooropstaan. Dit zowel om ons te weer te stellen tegen de terugslag nu, als om daarna het internationaal economisch herstel zo goed mogelijk te benutten.

Deze koers is te meer geboden omdat in ons land het aantal mensen voor wie werk beschikbaar moet zijn, nog vele jaren duidelijk zal blijven groeien. Meer vrouwen willen tot de arbeidsmarkt toetreden. Meer mensen die nu nog op een uitkering aan gewezen zijn moeten aan de slag. Bovendien neemt de migratie naar ons land toe door de voortgaande gezinshereniging en door degenen die hier asiel zoeken en krijgen.

De bijzondere aandacht die de regering daarom vraagt voor de groei van de werkge legenheid, kan niet los gezien worden van andere belangrijke doeleinden: het in stand houden van het draagvlak voor gemeenschapsvoorzieningen, het behoud en herstel van het milieu en het nakomen van onze internationale verplichtingen. Reeds bij zijn aantreden heeft het kabinet de samenhang in deze doeleinden onderstreept. Doeitreffend beleid vraagt om bestuurlijke en sociale vernieuwing, om een beleid dat zo dicht mogelijk bij de burger staat, om een samenleving die gekenmerkt wordt door persoonlijk beleefde en samen gedeelde verantwoordelijkheid en door een nieuw evenwicht van rechten en plichten.

Werken aan de kwaliteit van het bestaan en investeren in de toekomst is niet eenvoudig. Heel begrijpelijk is immers het verlangen nu niet lastig gevallen te worden met de zorg voor morgen. Heel begrijpelijk is eveneens het verzet tegen verandering van wetten, regelingen en voorzieningen als groepen burgers daarvan ook nadelen zullen ondervinden. Toch wil en kan de regering niet anders dan kiezen voor de toe komst. Dat moet wel een gezamenlijke toekomst zijn, gebaseerd op verbondenheid. Ook in moeilijke tijden moet het kiezen voor duurzame en houdbare ontwikkeling of het nu het milieu of de samenleving betreft – voorop blijven staan, al vraagt dit om pijnlijke keuzen.

Met het oog op de werkgelegenheid en het ook bij lage groei in stand houden van gemeenschapsvoorzieningen moet werk boven inkomen gaan. De regering kiest daarom in 1992 voor een duidelijke lijn voor de inkomens waarvoor zij de verantwoordelijkheid draagt.

Concreet stelt zij voor de uitkeringen met drie procent te verhogen, geen inflatiecorrectie toe te passen voor de hogere inkomens, en de belastingvrije voet te verhogen. Op die wijze stijgt de netto-minimumuitkering – in guldens dus – met meer dan drie procent. Bovendien wordt het arbeidskostenforfait verhoogd. Door deze maatregele wordt het doei van de inkomensmatiging gediend – er blijft immers netto meer over – en wordt een bijdrage geleverd aan het beter functioneren van de arbeidsmarkt: werken loont dan méér.

De verantwoordelijkheid voor de inkomens in de marktsector ligt overigens bij de sociale partners. Echter, ook daar behoort de verantwoordelijkheid voor behoud en groei van werkgelegenheid, alsmede het belang van het milieu en de gemeenschapsvoorzieningen zwaar te wegen. Voor haar eigen werknemers en voor anderen die werken in de collectieve sector stelt de regering een loonstijging voor van eveneens drie procent. Als dit voorbeeld breed navolging krijgt, kunnen werkgelegenheid en solidariteit in 1992 voorrang krijgen en zal het mogelijk zijn de prijsstijging te beperken.

Het beleid van arbeidskostenmatiging kan niet los gezien worden van het totale regeringsbeleid, zoals bij de Tussenbalans is uiteengezet. Bij die gelegenheid is de koers bepaald naar minder overheidssubsidies en soberheid in de overheidsuitgaven. Dit is hard nodig. De staatsschuld neemt nog steeds fors toe. Het voor deze kabinetsperiode gestelde doel dat de staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen niet langer groeit, wordt gelukkig wél bereikt. De rentelasten die over de staatsschuld betaald moeten worden, stijgen echter nog.

De internationale rente-ontwikkeling valt immers tegen en blijft onverminderd hoog, hetgeen betekent dat de ruimte voor andere overheidsuitgaven buitengewoon krap is. Dit te meer omdat ook de internationale ontwikkelingen – de Derde Wereld, Centraal- en Oost-Europa en vredesoperaties – van ons land meer inspanningen vergen. Nationaal moet de rijksoverheid zich bezinnen op haar taken en de daarvoor benodigde middelen.

Zowel om principiële redenen – de politiek dichter bij de burger – als om praktische redenen – het moet doelmatiger – wil de regering tal van taken decentraliseren. Rijk, provincies en gemeenten hebben dit samen ter hand genomen. Wil dit proces van decentralisatie slagen, dan moet het gepaard gaan met minder regelgeving door het Rijk.

In aansluiting hierop wordt hard gewerkt aan een andere vorm van bestuurlijke vernieuwing: Grote Efficiency. De rijksoverheid moet zich richten op kerntaken. Bovendien wordt bezien of bepaalde diensten niet te veel zijn gegroeid en of er dubbel werk wordt verricht. Door deze aanpak van gericht-minder-uitgeven kan bij de taakvervulling door de overheid kwaliteit centraal staan en toch de noodzakelijke soberheid bij het geheel van de rijksuitgaven in acht worden genomen. Alleen zo is het mogelijk de bij het regeerakkoord bewust gekozen prioriteiten te blijven realiseren.

Bestuurlijke vernieuwing en structurele verbeteringen in het maatschappelijk bestel, dat is wat de regering bij U, volksvertegenwoordigers, wil bepleiten.

Het bestuur in stedelijke gebieden moet versterkt worden om ruimtelijke problemen op te lossen en daardoor economische kansen beter te kunnen benutten. Daartoe zal U een voorstel bereiken.

Op het terrein van de herziening van de belastingen acht de regering de voorstellen van de Commissie-Stevens van groot belang. Zij wil advies vragen over de mogelijkheid deze voorstellen op korte termijn integraal in te dienen.

In de gezondheidszorg wordt gestreefd naar een basisvoorziening voor iedereen, met daarbij keuzemogelijkheden waarvoor de burger zich wel of niet wil verzekeren. Het gaat om een voor ieder toegankelijke maar ook betaalbare gezondheidszorg. In de volkshuisvesting vindt in het kader van een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden een belangrijke decentralisatie plaats riaar provincies en gemeenten. Daarnaast zal een besluit tot verzelfstandiging van de woningcorporaties worden afgerond. Naar verwachting kan volgend jaar de zes miljoenste woning in gebruik worden genomen. Het eigen woningbezit stijgt gestaag. De sociale huursector en de individuele huursubsidie worden steeds meer gereserveerd voor hen die er echt op aangewezen zijn.

Het onderwijs heeft een klassieke taak bij het toerusten van de burgers voor het leven. Dit krijgt nu nieuw relief door de grote aantallen landgenoten die niet in Nederland geboren zijn, en hun kinderen.

Basisvorming is belangrijk voor een ieder. Voor degenen die verdere opleiding kunnen volgen, geldt evenzeer het recht op toegang tot dat vervolgonderwijs alsook de plicht daar een goed gebruik van te maken. De kwaliteit moet verder worden verbeterd. In dat verband is het nodig dat ouders van kinderen boven de leerplichtige leeftijd naar de mate van hun inkomen meer meebetalen aan het onderwijs. De regering beseft hoe zwaar het onderwijsveld het in alle geledingen heeft en hecht daarom zowel aan de verbetering van de positie van de leerkrachten als aan het stimuleren van samenwerking en goede afstemming binnen het onderwijs.

Kunst en cultuur gedijen in Nederland. Behoud van ons culturele erfgoed en het ondersteunen van kwalitatief hoogwaardig nieuw aanbod zijn te meer van betekenis om in het integrerend Europa onze eigen identiteit inhoud te geven. Met het oog daarop wordt een cultuurnota voorbereid.

Voor het behoud van de positie van ons land is het ook nodig te investeren in infrastructuur. Een goede, aan internationale eisen aangepaste infrastructuur is immers van levensbelang voor onze economie. Rail 21 is definitief gestart; over de hogesnelheidslijn zullen in het komend jaar besluiten moeten vallen. Ook kunt U de eerste nota over de Betuwelijn verwachten.

Om de te lange planperiode voor nieuwe infrastructuur te stroomlijnen en in te perken, komt er een wetsvoorstel voor een nieuwe Tracéwet, die de lengte van de procedures met de helft bekort, overigens zonder de rechten van de burgers wezenlijk aan te tasten. Dit is allereerst van belang voor grote nieuwe projecten, waarbij voor private financiering meer plaats zal worden ingeruimd, maar evenzeer om knelpunten uit ons wegennet te halen, achterlandverbindingen te verbeteren en gevaarlijke routes aan te passen.

Voor het gewijzigde verkeers- en vervoersbeleid is inmiddels een breder draagvlak ontstaan; de eerste resultaten tekenen zich af. De groei van het openbaar vervoer is onmiskenbaar en de automobiliteit groeit minder hard dan in vorige jaren. Ook is in de eerste helft van dit jaar het aantal verkeersslachtoffers afgenomen, al is elk slachtoffer er één te veel. Het streven is erop gericht in Europees verband te komen tot een regeling voor snelheidsbegrenzers op vrachtwagens en bussen.

Op het terrein van de bestrijding van de criminaliteit blijven extra inspanningen nodig; in het bijzonder de agressieve criminaliteit baart zorg. Maar ook de handhaving van de milieuwetgeving en van de sociale-zekerheidswetgeving vraagt meer inspanningen van Justitie.

Het algemeen wetgevingsbeleid richt zich op een selectieve inzet van wetgeving en op ruimte voor burgers en instellingen om in eigen aangelegenheden zelf aan hun verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven.

Over de mogelijkheden van convenanten als alternatief voor wetgeving zal de regering in het komend jaar haar standpunt bepalen. Om meer politie op straat te kunnen hebben en beter bereikbaar te doen zijn, wil de regering het mogelijk maken dat bij de politie wachtpersoneel met beperkte opleiding kan worden aangesteld. Op het gebied van de jeugdbescherming zijn diverse maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid in voorbereiding. Zo wordt gewerkt aan een reorganisatie waarbij de reclasseringsstichtingen, de instellingen voor voogdij en de raden voor de kinderbescherming betrokken zullen zijn.

De toenemende migratie vraagt om een integrale benadering van de vreemdelingenproblematiek door een internationals aanpak van de migratiestromen, een vereenvoudiging en versnelling van de procedures en een meer consistent handhavingsbeleid. Daartoe zijn voorstellen gedaan. Tegelijkertijd zal de rechtspositie van de legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen worden versterkt.

Al de noodzakelijke voorzieningen en investeringen vragen om een groeiend economisch draagvlak om dit alles te kunnen betalen. De verhouding tussen het aantal werkenden en hen die een uitkering ontvangen is echter uit het lood. Dit is ook een fundamentele overweging die ten grondslag ligt aan de voorstellen om het ziekteverzuim en het beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen terug te dringen. De kern van deze voorstellen is bedrijven en instellingen ertoe te brengen aan arbeidsongeschikten veel meer kansen te geven dan tot nu toe, zonodig in ander werk. Het gaat er dus om meer mensen aan de slag te houden, en nieuwe mogelijkheden te bieden aan die arbeidsongeschikten die nog wel enig werk kunnen verrichten. Dat geldt in het bijzonder voor diegenen die tot hun pensioen nog tientallen jaren te gaan hebben; dit is belangrijk voor de samenleving, maar ook voor vele betrokkenen die zo een betere positie en een beter inkomen zullen verwerven dan wanneer zij blijvend op alleen een uitkering aangewezen zijn. Om dit beleid doeltreffend te maken, is gekozen voor een benadering waarin de uitkering niet alleen aan het laatst verdiende loon maar ook aan de leeftijd gebonden zal zijn. In de toekomst bouwt men boven de voor ieder altijd geldende Algemene Arbeidsongeschiktheidswet meer rechten op naarmate men ouder is.

Dit betekent dat het verschil tussen vroeg-gehandicapten en hen die al arbeidsongeschikt worden nadat zij pas relatief korte tijd gewerkt hebben, beperkt zal zijn. Anderzijds-krijgen ouderen een ultkering waarbij meer rekening gehouden wordt met het verdiende salaris. Bij de uitwerking van deze voorstellen gaat de regering uit van lange overgangstermijnen, waarbij zij die thans vijftig jaar of ouder zijn geen enkel nadeel ondervinden, en zij die nu jonger dan vijftig jaar zijn hun uitkering, althans in guldens, niet achteruit zien gaan.

De soberheid bij de overheidsuitgaven, de inkomensmatiging en het herijken van de sociale zekerheid staan alle drie in het teken van werkgelegenheid voor een groeiende beroepsbevolking en van welvaart, die het draagvlak biedt voor behoud van gemeenschapsvoorzieningen. Deze welvaart moet echter, met het oog op duurzame ontwikkeling, nadrukkelijk getoetst worden aan behoud en herstel van het milieu. In ons land zijn wij volop bezig het Nationaal Milieubeleidsplan zo snel en concreet mogelijk uit te voeren.

Daarbij hoort ook het verbeteren van de handhaafbaarheid van de milieuregelgeving. Mede in het licht van de ontwikkelingen in de Europese Gemeenschap wordt de mogelijkheid van regulerende heffingen zorgvuldig overwogen. De opbrengst zal worden aangewend voor de verlaging van de arbeidskosten. Hopelijk kan hiermee op 1 januari 1993 een aanvang worden gemaakt. Intussen wordt ook hard gewerkt aan het milieubeleid van de Europese Gemeenschap.

De mondiale milieu-uitdaging zal volgend jaar een belangrijke impuls krijgen door de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, die in Brazilië zal plaatsvinden. De Nederlandse regering hoopt dat dan een Wereldklimaatverdrag gereed zal zijn, evenals een verdrag over tropische bossen en biologische diversiteit. Op deze conferentie zullen de geindustrialiseerde landen moeten tonen dat het hun ernst is met hun streven naar duurzame ontwikkeling. Bij deze duurzame ontwikkeling gaat het ook om natuur en natuurbehoud in ons eigen land, waarbij gelukkig steeds meer burgers, verenigingen en organisaties zich betrokken blijken te voelen. De spectaculaire ontwikkeling van de landbouw in de laatste decennia heeft ons voor grote milieuproblemen gesteld, die nu tot een oplossing gebracht moeten worden. Met het bedrijfsleven, dat in dezen voor een zware opgave staat, zal overleg worden gevoerd over de noodzakelijke maatregelen. Gegeven de ernst van de problemen zal wél strikt de hand gehouden moeten worden aan het afgesproken tijdpad. In meer algemene zin staat onze landbouw nog voor forse aanpassingsproblemen. Europese en mondiale ontwikkelingen dwingen hiertoe. De problemen zijn niet gering. De geschiedenis leert echter dat de beste weg is een tijdige gemeenschappelijke aanpak gericht op verandering.

Aan de verdere ontwikkeling van de Europese Gemeenschappen kan Nederland als voorzitter de komende maanden richting helpen geven. Het gaat daarbij om drie aspecten: ten eerste de voltooiing van de interne markt in ruime zin, dus ook met een sociale dimensie; ten tweede het leggen van de fundamenten voor een verdere integratie door middel van de Economische en Monetaire Unie en de Europese Politieke Unie; ten slotte, zorgen dat Europa openstaat naar de wereld buiten de huidige grenzen van de Gemeenschappen. Dit laatste heeft concreet betrekking op de samenwerking met de leden van de Europese Vrijhandelsassociatie en met de nieuwe democratieën op ons continent. Daarnaast is een succesvolle afronding van de internationale handelsbesprekingen, de zogeheten Uruguay-Ronde, van grote betekenis. De verdere economische expansie van ontwikkelingslanden is hiermee gediend, alsmede het proces van economische hervormingen in de landen van Oost-Europa. Bovendien is het van wezenlijk belang voor het mondiaal herstel van de economie. Ontwikkelingssamenwerking is een proces van lange adem. Ondanks teleurstellingen zijn er de afgelopen dertig jaar resultaten geboekt: de kindersterfte is gehalveerd, de gemiddelde levensverwachting is met ruim tien jaar toegenomen en de economische groei resulteerde in inkomensverdubbeling.

Maar dat neemt niet weg dat de kloof tussen Noord en Zuid en de tweedeling in welvaart binnen de landen zijn vergroot. Meer dan een miljard mensen leven nog in absolute armoede. De wereldgemeenschap zal daarom met onverminderde energie door moeten gaan met armoedebestrijding en ontwikkeling. Het niet langer beschikbaar stellen van kapitaalmarktmiddelen maakt op korte termijn de mogelijkheden krapper, doch heeft structureel belangrijke voordelen. Twee begrotingsposten bij Ontwikkelingssamenwerking worden volgend jaar aanzienlijk verhoogd: het budget voor noodhulp en de uitgaven voor milieubeleid in ontwikkelingslanden.

Intussen vraagt naast de Derde Wereld ook de vroegere Tweede Wereld, bij de instorting van het communisme, op geheel nieuwe wijze onze aandacht. In de komende tijd komt het er voor de Sowjet-Unie op aan nieuwe staatkundige structuren inhoud te geven en tevens het hoofd te bieden aan grote economische problemen. Samen met zijn Europese en Atlantische partners wil Nederland aan deze inspanningen zijn bijdrage leveren. Het verlangen van de nieuwe democratieën in Midden- en Oost-Europa om bij de vrije wereld te horen, vraagt om een antwoord. Onze tegemoetkomendheid mag niet beperkt blijven tot financiële inspanningen maar moet ook grotere toegankelijkheid van onze markten inhouden.

Op de NAVO-top in november aanstaande zal het bondgenootschap de besluitvorming over zijn nieuwe politiek-militaire strategic afronden. Ook in de huidige omstandigheden behoudt de NAVO haar essentiële rol voor de veiligheid van haar lidstaten en voor de stabiliteit van Europa in wijdere zin.

Joegoslavië laat zien hoe een moeizaam proces van hervormingen door etnische spanningen en machtsconflicten kan ontsporen. Het is van het grootste belang, dat deze problemen tot een bevredigende oplossing worden gebracht. Daarom ook wordt hier in Den Haag de Joegoslavië-conferentie gehouden.

Met betrekking tot het Israïlisch-Arabisch conflict en de Palestijnse kwestie biedt de aangekondigde vredesconferentie uitzicht op de zo noodzakelijke onderhandelingen tussen de betrokken partijen.

Als huidig voorzitter van de Europese Gemeenschap zal Nederland deelnemen aan de conferentie en zich krachtig inzetten voor deze historische kans op een rechtvaardige vrede. De Golfcrisis heeft pijnlijk duidelijk gemaakt welke gevaren schuilen in overbewapening en ongebreidelde wapenexport. Nederland heeft, samen met de Europese partners, het initiatief genomen om bij de Verenigde Naties een register op te zetten voor de internationale wapenhandel, waardoor bestrijding ervan beter mogelijk wordt.

De uitvoering van de Defensienota is voortvarend ter hand genomen. De gewijzigde internationale politieke verhoudingen hebben niet alleen een lager budget, maar ook een herstructurering en verkleining van de defensie-organisatie mogelijk gemaakt. De gevolgen die deze veranderingen hebben voor het personeel worden opgevangen in een zorgvuldig personeelsbeleid. In het kader van de herstructurering zal een binnenkort in te stellen Adviescommissie onderzoeken of de dienstplicht in zijn huidige vorm kan blijven bestaan.

Tussen de landen en volkeren van Nederland en Suriname bestaat een bijzondere verbondenheid. Surinaamse inspanningen voor herstel van democratie, rechtsstaat en welvaart kunnen dan ook rekenen op Nederlandse steun. Om juist die inspanningen te ondersteunen is de regering bereid besprekingen te voeren over een nauwer samenwerkingsverband indien de Surinaamse regering de wens daartoe uit. Er bestaat tussen de regeringen van de landen van het Koninkrijk overeenstemming over de voortzetting van de koninkrijksbanden en de vernieuwing van het Statuut. Daarbij zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de mogelijkheden tot versterking van de waarborgen voor democratie en rechtsstaat, en zal de samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving worden geintensiveerd.

Leden van de Staten-Generaal,

1992 wordt een moeilijk jaar. Indien men kennis neemt van de zeer ernstige problemen in tal van landen, plaatst dat onze eigen situatie zonder twijfel in een ander licht.

Te meer maakt het de noodzaak helder zelf in ons land de verantwoordelijkheid voor behoud en versterking van democratie en welvaart gestalte te geven door een op de toekomst gericht beleid, ook als dit offers vraagt. Het staat vast dat een aantal beslissingen burgers in hun dagelijkse bestaan zal raken. Dit vraagt in onze democratische rechtsstaat niet alleen om een helder besef van wat moet gebeuren, maar bij de uitvoering ook om zorgvuldig overleg.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 18 september 1990

Leden van de Staten-Generaal,

De inval van Irak in Koeweit is een flagrante schending van de internationale rechtsorde. De regering geeft uitvoering aan de mandatoire maatregelen van de Veiligheidsraad die moeten leiden tot een doeltreffend economisch embargo tegen Irak en heeft ter ondersteuning daarvan twee fregatten van de Koninklijke Marine naar de Golf-regio gezonden.

De regering is zich bewust van de gevaren die aan deze missie verbonden zijn. De handhaving van de internationale rechtsorde weegt echter zwaar. Nederland kan niet afzijdig blijven. De regering voelt zich zeer betrokken bij de veiligheid van de Nederlanders die nog in Irak en Koeweit zijn. Onze gedachten gaan in het bijzonder uit naar hen en hun verwanten.

De crisis in de Golf-regio maakt duidelijk dat er nu – mede dankzij de verbeterde verhoudingen tussen Oost en West – voor de Verenigde Naties mogelijkheden zijn om verantwoordelijkheid te nemen. De inspanning is nu gericht op vrede en het respecteren van de internationale rechtsorde. De rol van de Verenigde Naties is echter evenzeer nodig om gerechtigheid en solidariteit in de wereld te bevorderen. De verantwoordelijkheid voor ontwikkeling en welvaart moet gestalte krijgen binnen de grenzen van een beheersbare groei en het behoud van het milieu.

Kort na de Tweede Wereldoorlog werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens opgesteld. Deze rechten hebben ook vandaag grote betekenis. Onderdrukking, onrecht en gebrek aan tolerantie moeten worden bestreden. Het gaat juist om ontplooiing in vrijheid, met recht op eigen cultuur en overtuiging, ingebed in respect en zorg voor elkaar. Deze idealen moeten ook richtsnoer zijn voor ons eigen land. Sociale en bestuurlijke vernieuwing, alsmede eenwording van Europa zijn daarbij in onze democratie sleutelwoorden. Om deze idealen te verwezenlijken, zoekt de regering samenspraak en samenwerking.

In Europa beleven wij historische tijden. Vanaf 3 oktober zal er weer één Duitsland zijn. De deling van Europa loopt ten einde. Het beleid is erop gericht de democratische en economische ontwikkelingen in Oost-Europa te steunen en aan te moedigen. Met het oog hierop is de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling opgericht. Nederland heeft het initiate genomen tot een Europese samenwerking op energiegebied. Deze kan haar doorwerking hebben op tal van terreinen en in het bijzonder ook een krachtige impuls geven aan het milieubeleid in Europa. Hopelijk wordt nog dit jaar een overeenkomst ondertekend over de vermindering van conventionele strijdkrachten in Europa; daarnaast onderstreept ook de terugtrekking van Sovjet-troepen uit Oosteuropese landen de verheugende verandering.

Europa vraagt om een Europees veiligheidsbeleid. Dit zal echter moeten gebeuren met behoud van de samenwerking in Atlantisch verband, opdat een voortgezette betrokkenheid van Noord-Amerika bij de veiligheid van Europa verzekerd blijft. In de NAVO treedt de militaire functie minder op de voorgrond; haar politieke taak wint in het veranderde Europa daarentegen aan belang. Het gaat daarbij om samenwerking in plaats van confrontatie.

In ons land wordt een herstructurering van de krijgsmacht en een daarmee gepaard gaande vermindering van de personeelssterkte voorbereid. De diensttijd zal met twee maanden worden verkort. Dit geldt voor alle dienstplichtigen die na 29 oktober in werkelijke dienst komen. Verdere integrate van de Europese Gemeenschap is geboden, nu ook met het oog op de situatie in Oost-Europa en de inbedding van het verenigde Duitsland in nieuwe Europese structures.

Nationale bevoegdheden kunnen worden overgedragen aan organen van de Europese Gemeenschap indien daarmee de doelmatigheid van het bestuur gediend is.

Daarbij moet worden gezorgd voor de versterking van de positie van het Europees Parlement, ook in relatie tot de Europese Commissie. Dit zal aan de orde komen in een intergouvernementele conferentie over de Europese Politieke Unie.

De contouren van de interne markt beginnen steeds duidelijker zichtbaar te worden, maar op bepaalde terreinen, zoals transport, milieu en financiële dienstverlening, zal nog een aanzienlijke inspanning worden gevergd.

Bovendien moet het sociaal beleid uitgewerkt worden aan de hand van de vraag of een onderwerp op Europees, dan wel op nationaal niveau moet worden geregeld, en welke rol de sociale partners moeten spelen. Dat de landbouwuitgaven van de Europese Gemeenschap weer sterk gaan groeien is zorgelijk. De ontwikkelingen op de agrarische markten maken voortgaande aanpassing dan ook onontkoombaar; mede om de internationale verhoudingen op het gebied van de handel in landbouwprodukten te verbeteren.

Aanpassing is ook nodig om te komen tot een land- en tuinbouw die uitgeoefend wordt met respect voor het milieu. Op 1 juli van dit jaar is de eerste fase ingegaan van de Economische en Monetaire Unie. Voor een succesvolle Intergouvernementele Conferentie die verder inhoud zal geven aan deze Monetaire Unie zal de regering zich inzetten.

De Europees-politieke samenwerking krijgt steeds meer gestalte. Van daaruit probeert Nederland samen met de andere lidstaten ontwikkelingen buiten de Europese Gemeenschap zo goed mogelijk te ondersteunen. Dat geldt nu heel nadrukkelijk voor Zuid-Afrika, waar de ontwikkelingen bemoedigend en hoopgevend zijn. Voor het eerst is er een echte dialoog ontstaan.

Nederland zal zich blijven inzetten voor de ontwikkelingslanden. Daarbij neemt de bestrijding van armoede een belangrijke plaats in. In de Nota ‘Ontwikkelingssamenwerking in de jaren negentig’ zal tevens aandacht worden gegeven aan initiatieven om te komen tot schuldvermindering. Daarbij blijft de bereidheid van schuldenlanden om hun beleid aan te passen een voorwaarde voor verbetering van hun economische ontwikkeling. In deze nota zal ook de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het milieu een plaats krijgen. Duurzame ontwikkeling vraagt om een nieuwe wereldomvattende strategie gericht op milieubehoud.

Liberalisering van de wereldhandel en een goed multilateraal handelssysteem kunnen een positieve rol vervullen bij bestendige groei van de welvaart in de wereld. Het welslagen van de nieuwe ‘Algemene overeenkomst voor handel en tarieven’ – de zogenaamde Uruguay-ronde – is van mondiale betekenis.

Onze economie toont groeikracht en mogelijkheden, zoals onder meer blijkt uit de toename van de werkgelegenheid en het sterk gestegen aantal vacatures, maar tegelijk zijn er bedreigingen en ernstige problemen. Zowel op het punt van de ontwikkeling van de loonkosten als dat van de resultaten van de ondernemingen is er weer reden tot zorg. Daarbij komt dan nu de crisis in het Midden-Oosten. Waakzaamheid is geboden. De concurrentie uit het buitenland wordt steeds sterker. Dit eist voortdurende aandacht en discipline, van overheid én bedrijfsleven. Dit is ook de kern van de nota ‘Economie met open grenzen’. Het is belangrijk door investeren onze samenleving en economie sterker te maken.

Beheersing van de loonkosten blijft essentieel met het oog op de werkgelegenheid. Dit jaar is met de ontwikkeling van de loonkosten de kritische grens bereikt. Een nieuwe loon-prijsspiraal moet vermeden worden. Beheersing van de loonkosten zal dan ook een van de centrale onderwerpen van overleg met de sociale partners vormen.

De verbetering van de contractlonen van werknemers in de marktsector zal, mits verantwoord, ook in 1991 op overeenkomstige wijze kunnen doorwerken in de inkomens van werkenden in de collectieve sector en van uitkeringsgerechtigden. Er zijn maatregelen getroffen voor een redelijk evenwichtig gespreide koopkrachtontwikkeling. Wel zal deze slechts bescheiden kunnen zijn, aangezien ook een aantal essentiële publieke taken meer aandacht vergt.

Gemeenschapsvoorzieningen ontlenen hun betekenis aan sociale en economische motieven. Door de Europese integratie zal een adequaat aanbod van publieke voorzieningen en infrastructuur steeds meer bepalend zijn voor de internationale concurrentiekracht van de economie. Maar dit moet wel worden afgewogen tegen de lasten die daaruit voor de burgers voortvloeien. Bij deze afweging mag het probleem niet afgewenteld worden op het financieringstekort en de staatsschuld. Jaar in, jaar uit is de staatsschuld in verhouding tot het nationale inkomen toegenomen en daarmee eveneens de renteverplichting van de rijksoverheid. Dat kan niet door blijven gaan. Daarom zal het financieringstekort verder omlaag gebracht worden.

Milieubeleid en economische groei zijn beide van belang en kunnen elkaar ondersteunen. De specifieke ligging van Nederland en de structuur van onze economie noodzaken tot een vérgaand milieubeleid. Met het uitbrengen van het Nationaal Milieubeleidsplan en de aanvulling daarop heeft de regering de lijnen uitgezet. Nu de behandeling hiervan in gemeen overleg met U achter de rug is, kan het komende jaar alle aandacht uitgaan naar de uitvoering. De regering hecht ook aan het versterken van het milieubeleid in Europees verband. Een voorbeeld daarvan is het Rijnactieplan, dat zijn vruchten begint af te werpen.

Door uitvoering van het Natuurbeleidsplan zal de versterking van het natuurbeleid gestalte krijgen. In veel ontwikkelingslanden is er een voortschrijdende degradatie van het milieu. Daarom heeft Nederland, te zamen met andere landen, het initiatief genomen om een milieufaciliteit binnen de Wereldbank op te richten. Veel milieuproblemen vragen een aanpak gericht op de lange termijn. Zo kan het afvalprobleem uiteindelijk alleen maar met hergebruik en preventie worden opgelost.

Een goed beheer van ons land vraagt ook dat we grenzen stellen aan de negatieve effecten van verkeer en vervoer. Het uitgebrachte Structuurschema heeft daartoe de aanzetten gegeven. Nederland heeft zijn welvaart voor een groot deel te danken aan de ligging aan belangrijke verkeersaders. Goede bereikbaarheid is essentieel. Wij staan dus voor de taak intelligente en creatieve oplossingen te vinden. Om economische groei mogelijk te maken en tegelijk het milieu te ontzien, moeten onze vervoermiddelen zo schoon, zuinig, veilig en stil mogelijk zijn. Verbeteringen in de sfeer van het openbaar vervoer, het meer samenrijden in de auto en meer gebruik van de fiets zullen een bijdrage leveren aan het terugdringen van onnodige automobiliteit. Een van de ernstigste effecten van de ongeremde verkeersgroei en het gebrek aan discipline in het verkeer is het aantal doden en gewonden; elk jaar 1500 doden en 50000 gewonden. Het beleid ter verbetering van de verkeersveiligheid zal daarom worden aangescherpt.

De stormen van de afgelopen winter hebben ons herinnerd aan de noodzakelijke aandacht voor onze kust. De regering heeft daarom de nodige middelen vrijgemaakt om de huidige kustlijn in stand te kunnen houden.

Economische groei blijft onmisbaar voor het verwezenlijken van werkgelegenheid voor een jaarlijks toenemende beroepsbevolking. Dit is echter niet voldoende: een maatschappelijk evenwichtige groei is evenzeer noodzakelijk. Te veel burgers zijn financieel afhankelijk van een uitkering. Activerend arbeidsmarktbeleid en sociale vernieuwing moeten deze ontwikkeling keren. In de tripartiete arbeidsvoorziening krijgt de medeverantwoordelijkheid van werknemers en werkgevers gestalte. Aan die medeverantwoordelijkheid zal ook concrete inhoud worden gegeven waar het de arbeidsongeschiktheid betreft. Het spookbeeld van een miljoen arbeidsongeschikten mag immers geen werkelijkheid worden. Het toenemend besef in onze samenleving dat de uitstoot van mensen uit het arbeidsproces niet langer op z’n beloop gelaten kan worden, is verheugend.

Voor de moeilijk plaatsbare werklozen biedt het groter aantal vacatures extra kansen. Deze te benutten is sociaal en economisch van grote betekenis.

De aard en omvang van de werkloosheid onder allochtonen zijn nog steeds dermate zorgwekkend dat maatregelen geboden zijn om de toegankelijkheid van bedrijven en instellingen voor minderheden te vergroten. Concrete gedachten daaromtrent zijn voorgelegd aan de Stichting van de Arbeid. Kennis van de Nederlandse taal is onmisbaar voor het verkrijgen van een zelfstandiger positie in de maatschappij; daarom is het verwerven van die kennis noodzakelijk. Scholing is belangrijk als antwoord op datgene wat de arbeidsmarkt vraagt. In reactie op het rapport van de tijdelijke adviescommissie Onderwijs-Arbeidsmarkt zal de regering spoedig nadere voorstellen doen om vorm te geven aan een gezamenlijke verantwoordelijkheid, ook financieel, van overheid, sociale partners en onderwijsinstellingen.

Het emancipatiebeleid heeft op diverse terreinen vooruitgang laten zien. Steeds meer herintredende vrouwen nemen in het arbeidsproces een gewaardeerde plaats in. Door uitbreiding van kinderopvang en verlofregelingen zal het aantal vrouwen met jonge kinderen dat ouderschapstaken met betaalde arbeid kan combineren verder toenemen. Over de vraag hoe de deelname van vrouwen aan de politiek en het openbaar bestuur verder gestimuleerd kan worden, zal aan de Emancipatieraad advies worden gevraagd.

De regering heeft haar voornemen tot algehele herziening van de huidige Algemene Weduwen- en Wezenwet neergelegd in een voorstel voor een nieuwe Algemene Nabestaandenwet. In het voorstel wordt vorm gegeven aan een betere positie van weduwnaren. Tegelijk wordt rekening gehouden met veranderende omstandigheden waar het betreft de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces.

Sociale en bestuurlijke vernieuwing vullen elkaar aan. De verantwoordelijkheden van overheden, maatschappelijke organisaties en burgers moeten zo met elkaar verbonden worden dat de sociale politiek betere resultaten oplevert. Te veel burgers staan aan de kant en er is te veel verspilling van menselijk talent. De regering wil gemeenten de gelegenheid geven om in goed overleg met maatschappelijke organisaties en de burgers zelf keuzen te doen en aan beleid vorm te geven.

Voorstellen voor een decentralisatie van de Bijzondere Bijstand zijn onlangs bij U ingediend. Hiermee krijgen gemeenten meer mogelijkheden om financiële noodsituaties te bestrijden die het gevolg zijn van individuele omstandigheden. Dat over het kader van sociale vernieuwing met de organisaties van het bijzonder onderwijs overeenstemming is bereikt, is verheugend. Op basis daarvan kunnen deze onderwijsinstellingen op het lokale niveau deelnemen aan dit proces. Goed onderwijs vormt de burger. Opdat ieder zo goed mogelijke kansen krijgt, worden het speciaal onderwijs en het basisonderwijs dichter bij elkaar gebracht en wordt de basisvorming in het voortgezet onderwijs voorgesteld. De motivatie en bekwaamheid van de vrouw en de man voor de klas zijn van doorslaggevend belang voor de kwaliteit van het onderwijs. Daarom zullen maatregelen worden voorgesteld om de positie van het beroep van leraar te verbeteren. Op het terrein van wetenschapsbeoefening acht de regering de vorming van onderzoeksscholen – waar onderzoekers worden opgeleid – van wezenlijk belang.

Dat de bestuurlijke grenzen in ons land niet meer overal toereikend zijn, wordt zichtbaar in de grote stedelijke gebieden. Problemen moeten daar op bovenlokaal niveau aangepakt kunnen worden. Voorstellen om hiertoe bestuurlijke voorzieningen te treffen, zullen U binnenkort bereiken.

De organisatie van de rijksoverheid zal worden doorgelicht. Om kwaliteit en doelmatigheid te verhogen, zal de overheid alleen moeten doen wat echt nodig is, en dubbel werk moeten vermijden.

Met de nieuw af te sluiten bestuursaccoorden wordt de goede relatie tussen het Rijk en de gemeenten voortgezet. De regering hoopt dat ook met de provincies een bestuursaccoord tot stand kan worden gebracht.

Met de vakorganisaties van overheidspersoneel werd voor de periode van 1 januari 1990 tot april 1991 een overeenkomst gesloten over het pakket van arbeidsvoorwaarden. De kern van het nieuwe overlegstelsel is het vereiste dat zonder overeenstemming met de vakorganisaties geen wijziging van arbeidsvoorwaarden mogelijk is. De regering is vastbesloten verder te gaan op de weg naar decentralisatie en marktconforme arbeidsverhoudingen.

Wetgeving, bestuur en rechtspraak zijn nodig voor een evenwichtige behartiging van algemene belangen en voor een eerlijke beslechting van geschillen.

De ontwikkeling van onze samenleving heeft op het terrein van de rechtshandhaving echter tot een paradoxale situatie geleid. Terwijl aan de ene kant voor steeds meer aspecten van het maatschappelijk leven om regels wordt gevraagd, blijkt aan de andere kant dat de samenleving zich steeds minder aan regels wenst te houden. Mede daardoor raken de instellingen van rechtshandhaving en rechtspraak overbelast. De regering zal zich inspannen om het functioneren van ons rechtsstelsel te verbeteren en criminaliteit tegen te gaan. Een goed functionerende politie is voor de handhaving van de rechtsorde onontbeerlijk. De reorganisatie van het politiebestel is daarop gericht. Versterking van het Openbaar Ministerie en een ingrijpende reorganisatie van de rechterlijke macht zullen een betere taakvervulling van deze organen mogelijk moeten maken. Nog deze maand zult U een nota over het gehele justitiebeleid ontvangen, waarin een plan van aanpak wordt geschetst. In de wetgeving zal meer accent worden gelegd op de gezamenlijke inspanning van overheid en samenleving. In het algemene wetgevingsbeleid zal bijzondere aandacht worden besteed aan de handhaafbaarheid, alsmede aan de tijdige en juiste uitvoering van verdragen en van het recht van de Europese Gemeenschap.

Het opkomen voor mensen met een kwetsbare positie is een belangrijk onderdeel van het wetgevingsbeleid. Een voorbeeld daarvan is het wetsvoorstel om ongelijke behandeling tegen te gaan. Een ander voorbeeld is het wetsvoorstel ter versterking van de rechten van patiënten en proefpersonen. Door ontwikkelingen in verschillende delen van de wereld neemt de stroom van asielzoekers toe. Met zorg voor het behoud van de waarborgen waaraan wij hechten, zullen voorstellen worden ontwikkeld voor versnelling van de procedures in asielzaken.

Wanneer mensen in onze samenleving zijn ingeburgerd, vormt het verkrijgen van het Nederlanderschap een passende bevestiging daarvan. De regering zal een goed gebruik van de mogelijkheden daartoe bevorderen. De toename van onze bevolking, ook door gezinshereniging, asielverlening en andere vormen van migratie, leidt ertoe dat ons land rond de jaarwisseling 15 miljoen inwoners zal hebben. Dat is eerder dan verwacht. Deze ontwikkeling stelt nieuwe eisen op het gebied van onderwijs, arbeidsmarktbeleid en tal van voorzieningen. Het is belangrijk dat een ieder zich niet alleen inwoner maar ook mede-burger weet en voelt. Dat vraagt enerzijds om tolerantie, anderzijds ook om het aanspreken op plichten.

In de gezondheidszorg is steeds meer mogelijk. Daardoor dringt zich de vraag op of alles wat kan, ook moet en mag. Dat is een discussie die niet alleen aan medici of ethici moet worden overgelaten, maar die maatschappelijk zal moeten worden gevoerd. Daarom is de Adviescommissie Keuzen in de Zorg geïnstalleerd. Bevorderd wordt dat het financieringsstelsel voor de zorgsector per 1 januari 1991 zijn volgende fase ingaat. Dit betreft een operatie die het beeld van de gezondheidszorg de komende jaren zal veranderen.

Voor ons allen is het een uitdaging de ouderen blijvend te betrekken bij de maatschappelijke ontwikkeling. Wij kunnen hun bijdrage daaraan niet missen. Daarmee moet rekening gehouden worden bij het beleid ten aanzien van het wonen, het inkomen, de gezondheidszorg en hun actieve deelname aan de samenleving.

Naast aandacht voor nieuwe culturele ontwikkelingen is eerbied voor ons cultureel erfgoed een ereplicht. Daarom wordt een ‘Deltaplan voor het Cultuurbehoud’ ontwikkeld.

In de ‘Nota volkshuisvesting in de jaren negentig’ wordt aandacht besteed aan vergroting van verantwoordelijkheden van gemeenten en woningcorporaties om de voorraad betaalbare woningen en de financiële middelen zo goed mogelijk in te zetten voor de huishoudens met lagere inkomens. Het beleid inzake de stadsvernieuwing blijft gericht op het wegwerken van achterstanden. In 1991 zullen – mede op basis van een evaluatie van hetgeen tot op heden is bereikt – voorstellen worden gedaan voor het beleid in de toekomst.

Nederland is bereid de constitutionele band met de Nederlandse Antillen en Aruba voort te zetten en deze relatie nieuwe impulsen te geven. Dat betreft allereerst het bestendigen van een constitutionele orde die gebaseerd is op de beginselen van vrijheid, recht en democratie; daarnaast een heroriëntatie van het hulpbeleid gericht op meer eigen verantwoordelijkheid voor budget en economie.

Leden van de Staten-Generaal,

Bestuurlijke en sociale vernieuwing zullen in het komende jaar veel van Uw aandacht vergen, ter versterking van de kwaliteit van en de saamhorigheid in onze samenleving. Ook de internationale ontwikkelingen die aanleiding geven tot hoop en tot vrees zullen belangrijke beslissingen van U blijven vragen.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 19 september 1989

Leden van de Staten-Generaal,

Na de vervroegde verkiezingen is op 14 september de nieuw gekozen Tweede Kamer bijeengekomen. Met de vorming van een nieuw kabinet is een aanvang gemaakt. Deze uiteenzetting van het regeringsbeleid zal dus sober zijn.

In verscheidene delen van de wereld is er sprake van een streven naar meer vrijheid en een democratische rechtsorde. Steeds wijder wordt erkend dat deze ontwikkeling ook de beste basis biedt voor een rechtvaardige en welvarende samenleving.

Zo doen zich in een aantal Oosteuropese landen bemoedigende veranderingen voor. Deze verdienen onze steun en sympathie, in woord en daad, opdat de kille scheiding door het IJzeren Gordijn steeds meer plaats maakt voor samenwerking en goed nabuurschap.

De NAVO heeft afgelopen voorjaar haar veertigjarig bestaan herdacht. Ook de komende jaren zal het bondgenootschap onmisbaar blijven om vrede en veiligheid in ons werelddeel te waarborgen.

Op het gunstige klimaat van de wapenbeheersing wil Nederland met zijn Atlantische partners actief blijven inspelen om tot verdere akkoorden te komen. Van bijzonder belang in dit verband zijn de onderhandelingen over conventionele strijdkrachten. Deze besprekingen bieden de gelegenheid grote onevenwichtigheden, die al zo lang een schaduw werpen over ons continent, om te zetten in een duurzaam evenwicht en te komen tot een geringere bewapening.

Met betrekking tot het veiligheidsvraagstuk zal de voortschrijdende eenwording West-Europa beter in staat stellen meer verantwoordelijkheden te dragen voor politieke en economische stabiliteit, zowel in de eigen regio als elders in de wereld. Voor zover het integratieproces de economie betreft, is de eerste opdracht de voltooiing van de Interne Markt. Hiermee worden goede vorderingen gemaakt. De regering ziet de verwezenlijking van een Economische en Monetaire Unie, waarvan de eerste fase thans in voorbereiding is, als een vervolg op de totstandkoming van de Interne Markt.

Bij het gestalte geven aan de sociale en culturele identiteit van Europa gaat het om éénheid in verscheidenheid. Met het voortgaan van de integratie is het echter wel belangrijk alleen datgene op Gemeenschapsniveau te regelen wat niet aan de individuele lidstaten kan worden overgelaten.

De interne versterking van de Gemeenschap zal niet ten koste mogen gaan van de openheid naar buiten. Integendeel, de toegankelijkheid moet vergroot worden, in het bijzonder tegenover de ontwikkelingslanden. De eigen verantwoordelijkheid van deze landen voor het op gang brengen van groei en ontwikkeling vormt het uitgangspunt van de strijd tegen armoede en achterstand. Niettemin hebben de rijke landen de plicht de inspanningen van de ontwikkelingslanden te steunen, zowel direct als met behulp van multilaterale organisaties. De problemen die veel ontwikkelingslanden hebben met hun buitenlandse schuld, vormen een bron van aanhoudende zorg. Nederland streeft ernaar deze problemen tot een oplossing te brengen door samenwerking in het kader van het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank. Voorts kunnen industrielanden belangrijk bijdragen aan de oplossing van het schuldenvraagstuk, door hun grenzen verder open te stellen voor buitenlandse handel en door voorwaarden te scheppen voor een voorspoedige economische groei en voor een duurzame verlaging van de rente.

Het is verheugend dat de betrekkingen met Suriname in belangrijke mate zijn genormaliseerd, zodat de ontwikkelingsrelatie kan worden hersteld.

Onze wereld wordt zich steeds duidelijker bewust van gemeenschappelijke zorgen; het grensoverschrijdende en vaak wereldomspannende karakter van het milieuvraagstuk is daarvan een voorbeeld. Nederland, dat zelf duidelijk te kampen heeft met milieuvervuiling en voor oplossingen veelal sterk afhankelijk is van het buitenland, zal de internationals aanpak van de problemen blijven stimuleren, zowel in Europees als in mondiaal verband. De conferentie van Den Haag dit voorjaar en de ministersconferentie dit najaar in Noordwijk, die gewijd zal zijn aan de problemen van atmosferische vervuiling en klimaatsverandering, geven hieraan concrete uiting.

Het in mei uitgebrachte Nationaal Milieubeleidsplan bevat behalve een langeretermijnstrategie voor herstel van het ecologisch evenwicht en voor een duurzame ontwikkeling, ook een uitgewerkt activiteitenprogramma voor een gefntensiveerd milieubeheer voor de periode tot en met 1994. De urgentie van de milieuproblematiek bracht mee dat met de voorbereiding van de uitvoering reeds een begin moest worden gemaakt. De regering heeft de afgelopen maanden een aantal wetsvoorstellen en beleidsnota’s ingediend die de slagvaardigheid en effectiviteit van het milieubeheer op een hoger niveau moeten brengen. Versterking van de samenwerking tussen overheid en sectoren die verantwoordelijk zijn voor bepaalde vormen van vervuiling, is een belangrijke voorwaarde voor een doeltreffende aanpak. Aanpassingen van produktie-processen en consumptie-patronen zullen nodig zijn; ze doen een groot beroep op technologische creativiteit en bereidheid tot verandering in gedrag.

In het verkeer neemt de spanning tussen mobiliteit en milieu toe. De afgelopen maanden bleek dat weer herhaaldelijk. Aan de groei van het verkeer moeten grenzen gesteld worden. Tegelijk beseffen we hoe belangrijk het voor de welvaart is dat ons land hoofdingang van Europa blijft en zijn distributiefunctie kan blijven vervullen.

De regering heeft ingrijpende voorstellen gedaan om dit dilemma het hoofd te bieden. Het nieuwe kabinet moet kiezen met welke middelen het de belasting van het milieu door de auto kan verminderen en hoe er voldoende ruimte gegeven kan worden aan het zakelijke en het goederenverkeer. Pijnloze oplossingen zijn overigens niet voorhanden.

Twintig iaar geleden is de zorg voor de waterkwaliteit wettelijk geregeld. Met een actief milieubeleid werd toen een begin gemaakt. We kunnen nu zeggen dat de vervuiler niet voor niets heeft moeten betalen; de waterzuivering heeft heilzame gevolgen gehad. In andere opzichten zijn de problemen echter sterk onderschat: ze zijn nog steeds zo groot dat ze met nieuw elan moeten worden aangepakt. De onlangs verschenen Nota Waterhuishouding geeft de weg daarvoor aan. Het komende jaar zullen de voornemens die zijn neergelegd in de Structuurnota Landbouw en het Natuurbeleidsplan, kunnen worden uitgewerkt. Hoofddoelstelling van de Structuurnota Landbouw is het bevorderen van een concurrerende, veilige en duurzame landbouw. Uitgangspunt is dat de landbouw een economische activiteit is die moet plaatsvinden met respect voor de instandhouding van het milieu als natuurlijke hulpbron. Het Natuurbeleidsplan heeft ten doel natuurlijke en landschappelijke waarden duurzaam te behouden, te herstellen en te ontwikkelen.

De geïndustrialiseerde wereld beleeft momenteel het zevende jaar van toenemende economische activiteit. In de naoorlogse periode is de duur van deze bloei alleen vergelijkbaar met de periode van economische voorspoed in de jaren zestig. Er zonder meer van uitgaan dat deze groei zich zal voortzetten, houdt echter grote risico’s in.

In de afgelopen periode heeft Nederland op het punt van de ontwikkeling van de economie en de bedrijfsinvesteringen weer de aansluiting gevonden bij de andere Europese landen. Op een aantal terreinen doet ons land het zelfs beter. Vooral de groei van de werkgelegenheid in ons land is hoog; 500 000 mensen méér vonden daardoor werk. Dat is 2 procent per jaar in de periode 1984-1989. Voortzetting van deze groei is van groot belang.

De komende jaren zullen de kansen op werk voor langdurig werklozen – in het bijzonder uit etnische minderheden – én herintredende vrouwen verbeterd moeten worden. Een actief arbeidsmarktbeleid, bestaande uit scholing en het opdoen van werkervaring, verdient onverminderd voortzetting. De inspanningen zullen dichter bij de praktijk gebracht worden, indien het voorstel Arbeidsvoorzienings-wet wordt aangenomen.

Ook in 1990 is een gematigde loonkostenontwikkeling van cruciaal belang voor voortzetting van de economische groei en herstel van de werkgelegenheid. Alleen een gematigde loonontwikkeling maakt een gelijkwaardiger inkomensontwikkeling voor onderscheiden groepen burgers verantwoord; dit zowel uit een oogpunt van werkgelegenheid als van de ontwikkeling van de collectieve uitgaven. Om die reden is spoedig overleg vereist tussen overheid en sociale partners over de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden en de bestrijding van de werkloosheid in de komende jaren.

In afwachting van nieuwe regelgeving – onder verantwoordelijkheid van een volgend kabinet – gaat de regering thans uit van een verhoging van minimumloon en sociale uitkeringen met 1 procent per 1 januari aanstaande, volgens de nu geldende Wet Aanpassingsmechanismen.

De regering is ernstig bezorgd over de toename van het aantal personen dat wegens arbeidsongeschiktheid niet meer aan het arbeidsproces kan deelnemen. Zonder verdere maatregelen moet verwacht worden dat het aantal arbeidsongeschikten blijft stijgen. Sociaal en economisch gezien is dit niet aanvaardbaar. De collectieve-lastendruk is de afgelopen kabinetsperiode licht gedaald ten opzichte van het feitelijk niveau in 1986. Er werd een begin gemaakt met het verlagen van belasting- en premietarieven. De wetswijzigingen naar aanleiding van de voorstellen van de Commissie-Oort worden inmiddels verwerkt in de loon- en inkomstenbelasting. In de periode van 1983 tot 1990 kon in het bijzonder het marginale tarief van belastingen en premies voor het overgrote deel van de burgers duidelijk dalen. Dit is mede van belang voor het goed functioneren van de arbeidsmarkt en het matigen van de loonkosten.

Naar verwachting komt het financieringstekort in 1990 uit op 5 procent van het nationaal inkomen. Ten opzichte van het tekort in 1983 is er sprake van een halvering. Hierbij mag niet vergeten worden dat in deze periode de aardgasbaten sterk zijn afgenomen. De terugdringing van het financieringstekort is mede mogelijk geworden doordat het aandeel van de uitgaven in het nationaal inkomen zowel van het Rijk als van de gehele collectieve sector – is gedaald. Niettemin zijn, vergeleken bij de andere landen van de Europese Gemeenschap, onze collectieve uitgaven, ons financieringstekort en onze staatsschuld nog steeds erg hoog. Het blijft daarom noodzakelijk waakzaam te zijn bij de verdere beheersing van de overheidsuitgaven, mede in het kader van Europa 1992.

Economische vernieuwing en bestrijding van de werkloosheid, vooral onder jongeren, vragen om hoge deelname aan onderwijs en scholing. Hierdoor komen ook de maatschappelijke en culturele taken van het onderwijs beter tot hun recht. De volwassenen-educatie is een middel om bij te blijven in de snel veranderende samenleving. In toenemende mate versterkt deze scholing bovendien haar bijdrage aan het verhogen van kansen op de arbeidsmarkt.

Wil ons land zijn welvaart op peil kunnen houden, dan zullen wij moeten investeren in een hoog opleidingsniveau met daaraan gekoppeld een sterk onderzoekbestel. Daarnaast roepen de snelle ontwikkelingen in wetenschap en techniek ethische vragen op, die zorgvuldige behandeling vereisen. De nota over het wetenschapsbeleid in de iaren negentig zet daarvoor de noodzakelijke lijnen uit. Om op de langere termijn een goed en voor iedereen betaalbaar stelsel van gezondheidszorg te garanderen, wordt een tweede stap voorbereid in het vernieuwingsproces van de structuur en financiering ervan. Besluitvorming hierover is voorzien in het voorjaar van 1990. Belangrijk daarbij is vooral de overheveling van huisartsenhulp naar de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, waardoor iedereen voor de kosten van deze hulp verzekerd zal zijn.

Vanaf 1990 wordt niet alleen van mannen maar ook van vrouwen die dan achttien worden, verwacht dat zij een zelfstandig bestaan opbouwen. Het is de taak van de samenleving dit ook inderdaad mogelijk te maken. Dit vergt activiteiten op het terrein van scholing en bemiddeling gericht op kansrijke sectoren, verdere stimulering van positieve actie en verruiming van de mogelijkheid om betaald werk en verzorgende taken te combineren.

Ten behoeve van de zorg voor en de dienstverlening aan mensen met een handicap en ouderen wordt in 1990 een extra bedrag ter beschikking gesteld. Voor een deel zal dit besteed kunnen worden aan verlaging van de werkdruk in de instellingen. Daarnaast wordt voortgegaan met het verminderen van de achterstand, opdat de wachtlijsten korter worden.

Recent heeft de regering een advies over het minderhedenbeleid ontvangen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De regering bereidt een voorlopig standpunt voor, waarin het accent zal liggen op effectiever onderwijs aan en gerichte scholing van allochtone leerlingen, alsmede op een krachtige bestrijding van de langdurige werkloosheid onder deze groepen.

Het mediabeleid staat sterk in de belangstelling. Wijziging van de omstandigheden, bijvoorbeeld door de Europese integratie op economisch en cultureel gebied, roept de vraag op of aanpassing van de wet niet noodzakelijk is. Een eerste antwoord in de vorm van twee wijzigingsvoorstellen van de Mediawet heeft de regering reeds gegeven.

De kwaliteit van de wetgeving behoeft toenemende aandacht van alle betrokkenen. Dit geldt niet alleen voor de eisen die uit het internationale en het communautaire recht voortvloeien, maar in het bijzonder ook voor de effectiviteit en handhaafbaarheid, eenvoud en onderlinge afstemming. Vanuit het nieuwe Directoraat-Generaal Wetgeving bij het Ministerie van Justitie zal de afzonderlijke ministeries daartoe ondersteuning worden geboden.

Bij de criminaliteits-bestrijding beginnen zich resultaten af te tekenen. Toch zullen bijzondere inspanningen nodig blijven om de omvang van de criminaliteit verder terug te dringen. De sterkte en de uitrusting van de diensten en organen die met opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten belast zijn, zullen daarom ook in de komende jaren veel aandacht belioeven. De afgelopen jaren hebben verschillende vormen van criminaliteits-preventie hun waarde voor de praktijk bewezen. Het is voor de bestrijding van de criminaliteit van groot belang dat de overheden, het bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen en individuele burgers, elk binnen de eigen omgeving, zo weinig mogelijk gelegenheid bieden voor het plegen van misdrijven.

De relatie tussen het Rijk en de andere overheden is – mede door de bestuursakkoorden – sterk verbeterd. Ook in de komende jaren verdient de relatie tussen de verschillende overheden aandacht. De positie van de grootstedelijke gebieden in de randstad is van groot belang, niet alleen door de zich daar concentrerende problemen, maar ook vanwege de aanwezige economische potenties. Een voorlopige reactie van de regering op de eerder dit jaar uitgebrachte adviezen van de Commissie-Montijn en de Raad voor het Binnenlands Bestuur is inmiddels verschenen. Alvorens een definitief standpunt te bepalen, wordt overleg gepleegd met de betrokken overheden.

De naderende voltooiing van de zogenaamde ‘afslankings-operatie’ kan als een belangrijke fase in het proces van sanering van de overheidsorganisatie worden beschouwd. De stelselmatige verbetering van de kwaliteit en de doelmatigheid van het overheidsapparaat zal de komende jaren echter – mede gezien de positie van de overheid op de arbeidsmarkt – verder gestalte moeten krijgen.

Op de Nederlandse Antillen wordt gewerkt aan versterking van de economie en gezocht naar een nieuwe evenwichtige vormgeving van de staatkundige structuur. Op Aruba worden nadere gedachten gevormd over de toekomstige relatie met Nederland.

Leden van de Staten-Generaal,

Op weg naar het laatste decennium van deze eeuw rust op U een bijzondere verantwoordelijkheid. Er is veel tot stand gebracht, maar er zullen nog belangrijke keuzen moeten worden gedaan ter verankering van het recht van een ieder op een goed milieu, en ter bevordering van de democratische en sociale rechtsorde, nationaal, Europees en mondiaal.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 20 september 1988

Leden van de Staten-Generaal,

Meer dan ooit is dit jaar gebleken dat de Europese Gemeenschap vastbesloten is om binnen afzienbare tijd de onderlinge grenzen af te schaffen. Onze economie zal daarmee nieuwe kansen krijgen. Of we die zullen benutten, hangt grotendeels af van onszelf. Een goed opgeleide en gemotiveerde beroepsbevolking en een moderne uitrusting van onze bedrijven zullen onmisbaar blijken. Daarvoor is in de afgelopen jaren al een stevige grondslag gelegd. Door de kostenmatiging, die de sociale partners samen met de overheid hebben betracht, is er veel tot stand gebracht.

Al is de werkloosheid nog te hoog, de economie is weer gaan groeien, en daarmee is ook het fundament voor onze collectieve voorzieningen versterkt. De werkgelegenheid is weer gaan stijgen. Vergeleken met het dieptepunt van vier jaar geleden hebben vandaag de dag tenminste driehonderdvijftig duizend meer mannen en vrouwen een baan. De investeringen, die de groeikracht van de bedrijven bevorderen, liggen liefst een derde hoger dan enkele jaren geleden.

Er zijn de afgelopen jaren offers gebracht, maar er is ook veel bereikt. Daarom wil de regering het beleid van kostenmatiging volgend jaar voortzetten en dit de sociale partners ook mogelijk maken. Daartoe wordt een belangrijk deel van de weer stijgende belastingopbrengsten aangewend om het algemene BTW-tarief te veriagen met anderhalf procent, en voedings- en geneesmiddelen over te brengen naar het lage tarief. Zo kan de lichte prijsstijging, die nu vanuit het buitenland op ons afkomt, verminderd worden. Daarnaast kunnen de sociale premies omlaag; immers, door de stijgende werkgelegenheid brengen nu meer mensen te zamen het benodigde bedrag op voor uitkeringen. De regering verwacht dat de dalende belastingtarieven en sociale premies ervoor kunnen zorgen dat het matigingsbeleid met behoud van koopkracht, voortgezet kan worden. Tegelijk wordt stap voor stap het financieringstekort – de nieuwe schulden die de overheid jaar op jaar maakt – teruggedrongen. Intussen drukt de rentelast van de in het verleden gemaakte schulden zwaar op de begroting.

Al met al kan negentien negenentachtig een voorspoedig jaar worden met stijgende werkgelegenheid, ondersteund door het matigingsbeleid, waarvoor niet meer die ingrijpende saneringen en offers nodig zijn die in de eerste helft van de jaren tachtig onvermijdelijk waren. Gelet op deze ontwikkeling mogen wij het volgend jaar met een zeker vertrouwen tegemoet zien.

Toch is er geen aanleiding voor tevredenheid. De werkloosheid dreigt immers, zonder extra inspanningen, op een te hoog niveau te blijven steken. Het vraagstuk van de werkloosheid is zeker niet alleen een probleem van aantallen, dat afdoende met cijfermatige taakstellingen bestreden zou kunnen worden. Van elke drie werklozen die bij de arbeidsbureaus zijn ingeschreven, is er één niet volledig of niet direct beschikbaar voor arbeid. Bovendien is gebleken dat velen die wél beschikbaar zijn, niet geschikt zijn voor banen die worden aangeboden, omdat zij geen toereikende opleiding, of een gebrek aan ervaring hebben. Zo dreigt de verwarrende situatie dat bij het herstel van de economic zich meer mensen melden op de arbeidsmarkt, omdat er groeiende kansen op een baan zijn, terwijl tegelijkertijd de werkloosheid op een onaanvaardbaar hoog niveau blijft. Dit vraagt een vernieuwing van het arbeidsmarktbeleid.

Er is meer gerichte aandacht nodig voor scholing en het kunnen opdoen van werkervaring. Arbeidsbemiddeling van langdurig werklozen vraagt veel tijd en aandacht; de eerste ervaringen met de zogenaamde her-oriënteringsgesprekken duiden hierop. De regering wil zich met sociale partners en gemeenten verstaan om de intensivering van het beleid nader inhoud te geven. In de ontwerp-begroting voor het volgend jaar is hiervoor een extra ruimte geschapen van tweehonderdvijfentwintig miljoen gulden oplopend tot zeshonderdvijftig miljoen, in negentien negentig. Met het beschikbaar stellen van deze bedragen gaat de regering bewust veel verder dan in het regeerakkoord in negentien zesentachtig was voorzien.

Een tweede terrein waar de regering voorstelt een stap verder te gaan dan het financiële kader van het regeerakkoord, betreft investeringen in de infrastructuur van ons land. Door de succesvolle economische groei worden deze mogelijk gemaakt, maar tevens zijn zij voor behoud van die groei een onmisbare voorwaarde. Met de dag tekent zich de noodzaak scherper af om in ons dichtbevolkte land meer te doen aan verbetering van auto-, spoor- en vaarwegen. Niet alleen de eenwording van de Europese markt maar ook de sterkere groei van onze bevolking vraagt daarom.

Meer overheidsinvesteringen vergen een goede voorbereiding. Dat geldt zowel voor de uitvoering van het uitgebreide bereikbaarheidsplan voor de randstad als voor de investeringen in verkeer en vervoer in het gehele land. Voorgesteld wordt hiervoor vanaf negentien negentig per jaar vierhonderd miljoen gulden meer te bestemmen. Te zamen met de bestuurlijke en financitle inspanning van provincies en gemeenten en van de particuliere sector zal dit tot een aanzienlijk hoger niveau van investeringen kunnen leiden. Bij de uitvoering hiervan zullen ook de noodzakelijke regulering van de mobiliteit en het ontzien van het milieu aandacht krijgen.

Langs deze wegen zal dus het antwoord gegeven worden op de noodzaak om te komen tot een goed gemotiveerde en gekwalificeerde beroepsbevolking enerzijds en een goed niveau van investeringen en infrastructuur anderzijds. Nu er door het herstel weer enige mogelijkheid is financieel verder te gaan dan bij het regeerakkoord was voorzien, wil de regering bewust meer investeren in mens en land.

Waarom nu juist extra middelen besteed aan arbeidsvoorziening en infrastructuur? Om ons goed voor te bereiden op de eenwording van Europa, en omdat zo meer mensen aan de slag komen en de middelen worden verdiend om andere overheidstaken en welzijnsvoorzieningen voor de toekomst veilig te stellen. Om dezelfde reden is er een structurele, vernieuwende aanpak op verschillende terreinen nodig.

Bij de indiening van de begroting voor negentienachtentachtig werd reeds gewag gemaakt van het voornemen per 1 januari negentiennegentig te komen tot vereenvoudiging en verlichting van de loon- en inkomstenbelasting. De voorbereiding van deze plannen vordert goed.

Op 1 januari negentien negenentachtig zal een eerste belangrijke stap gezet kunnen worden in de richting van een noodzakelijke vernieuwing van structuur en financiering van de gezondheidszorg. De maatregelen beogen de kwaliteit hiervan te waarborgen, de kosten te beheersen en een betere solidariteit tot stand te brengen tussen zieken en gezonden, jongeren en ouderen, werknemers en zelfstandigen. Om te beginnen zullen enkele belangrijke voorzieningen, méér dan nu via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten worden gefinancierd. Parallel daaraan zal de inkomensafhankelijke premie voor de ziekenfondsverzekering voor een deel worden omgezet in een vast bedrag per persoon. De gevolgen hiervan voor de koopkracht van gezinnen met kinderen zullen worden opgevangen met een verhoging van de kinderbijslag.

In de ontwerp-nota ‘Volkshuisvesting in de jaren negentig’ is, met het oog op een goede en betaalbare volkshuisvesting, een nieuwe visie gegeven op de verdeling van taken en verantwoordelijkheden op dit belangrijke beleidsterrein. In de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening zijn onlangs de hoofdlijnen uitgezet van een verdere ruimtelijke ontwikkeling, nodig om ons land leefbaar te houden. Het land is de afgelopen jaren schoner geworden. Dat geldt met name lucht en water. Maar er is nog veel te doen. De komende jaren worden de financiele inspanningen van de rijksoverheid verhoogd. Daarnaast stelt de verbeterde concurrentiepositie het bedrijfsleven in staat de aanscherping van de milieunormen te dragen. Aldus wordt een deel van de economische ruimte besteed aan de realisering van het milieubeleid. Het Nationaal Milieu Beleidsplan zal het beleidskader vormen voor de langere termijn. Ook op internationaal terrein is actie dringend nodig; in het bijzonder gegeven de problematiek van de ozonlaag, de opwarming van de atmosfeer en de verzuring. Vrijere internationale handel blijft van vitaal belang. De regering zet zich daarvoor in in het kader van de GATT-besprekingen. De beoogde Europese markt moet een open karakter hebben, ook voor de landen van de Derde Wereld. Het meer marktgerichte landbouwbeleid van de Europese Gemeenschap begint vruchten af te werpen; de regering blijft de inspanningen steunen om te komen tot betere internationale verhoudingen bij de produktie van en handel in landbouwprodukten. Deze ontwikkelingen geven mede aanleiding tot het uitbrengen van een structuurnota voor de Nederlandse landbouw.

Europa is van en voor de burgers. De regering wil de komende jaren extra middelen uittrekken om – naarmate de besluitvorming in de Gemeenschap vordert – voorlichting te geven over de interne markt. De draagwijdte van de Europese eenwording onderstreept de betekenis van de Europese verkiezingen van juni volgend jaar.

Veel landen in de Derde Wereld zijn geplaatst voor grote problemen door de sterke bevolkingsgroei, de zware schuldenlast en de groeiende milieuproblemen. Economische aanpassingen, versterking van bestuurlijke capaciteit en een actief bevolkingsbeleid zijn dringend noodzakelijk. Naast de eigen verantwoordelijkheid van die landen zelf, kan een ruimhartige, effectieve, gecoördineerde ondersteuning van buiten niet worden gemist. Nederland blijft daarin zijn aandeel leveren.

De regering zal zich op een zo breed mogelijk front blijven inzetten voor oplossingen van de schuldenproblematiek. In samenhang hiermee zullen de belemmeringen voor ontwikkelings-landen op handelsgebied moeten worden verminderd.

De regering hoopt dat voor de problemen in het binnenland van Suriname een vreedzame oplossing zal worden gevonden. Daarmee zou de weg vrij zijn voor bestendiging van de relaties en een goed voorbereide versterking van de samenwerking met dit land, waar de democratische ontwikkelingen weer hoop geven.

De ontwikkelingssamenwerking ten gunste van de Nederlandse Antillen zal in toenemende mate worden gericht op het stimuleren van de economische bedrijvigheid op deze eilanden. De resultaten van het herstelbeleid van Aruba stemmen tot voldoening.

Het is bemoedigend dat de verbeterde Oost-West-betrekkingen meer ruimte doen ontstaan voor vrede-bevorderende taken van de Verenigde Naties, waaraan de regering wil blijven bijdragen. Zo krijgt vrede nieuwe kansen en worden regionale conflicten tot een oplossing gebracht. De wapens maken plaats voor onderhandelingen.

De ratificatie eerder dit jaar van het verdrag tussen de Verenigde Staten en de Sovjetunie over nucleaire wapens voor de middellange afstand is allerwegen verwelkomd. Hopelijk zal daarvan een impuls blijven uitgaan naar andere terreinen van wapenbeheersing. Voor de veiligheid van Europa is vooral van belang dat het overwicht in conventionele wapens van het Warschaupact ongedaan wordt gemaakt. Inspanningen op het terrein van de wapenbeheersing en een toereikende defensie blijven de pijlers waarop, in bondgenootschappelijk verband, onze veiligheidspolitiek berust.

Om een goede bijdrage aan de bondgenootschappelijke verdediging te kunnen handhaven, zijn in het nieuwe Defensieplan prioriteiten gesteld ten gunste van onze inspanning voor de verdediging in de Centrale Sector van West-Europa. Op deze wijze kunnen ook in de toekomst steeds verantwoorde keuzen worden gemaakt.

Aan de onmisbare Europese-veiligheidsdimensie zal de regering in het verband van de West-Europese Unie verder vorm trachten te geven.

De eenwording van Europa vergt ook op het terrein van rechtshandhaving en bestuur steeds meer aandacht. Voorkomen en bestraffen van criminaliteit noodzaakt tot onderlinge afstemming van activiteiten en rechtsregels door de justitiële en bestuurlijke autoriteiten in de verschillende landen. Onvoldoende afstemming gaat ten koste van een verantwoord sanctiebeleid.

Het is verheugend dat het beleid tot bestrijding van de criminaliteit resultaten begint af te werpen. Hoewel het nog te vroeg is om vast te stellen dat reeds van een kentering sprake is, geeft deze ontwikkeling hoop. De omvang van de zware georganiseerde misdaad is evenwel zorgwekkend. Om deze beter te bestrijden is een gecoördineerde bovenlokale aanpak door politie en justitie nodig. Het beroep op de medeverantwoordelijkheid van vele geledingen in de samenleving bij de terugdringing van criminaliteit is niet zonder gehoor gebleven. In de voortgangsrapportage over de uitvoering van het beleidsplan ‘Samenleving en criminaliteit’ wordt daarop ingegaan. Ook de opvattingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de rechtshandhaving zullen daarin aan de orde komen. De regering ziet in deze visie een duidelijke ondersteuning van het door haar gevoerde beleid; een beleid dat is gericht op versterking van het vertrouwen in het recht en van het gevoel van veiligheid bij de burger; een beleid dat ook is gericht op versterking van het normbesef en de normhandhaving. De regering streeft ernaar dat wetgeving die een effectiever sanctiesysteem bevat en de snelle inning van boetes mogelijk maakt, het komend jaar in werking treedt.

Begin negentien negenentachtig zal het ontwerp voor een herziening van de Wegenverkeerswet worden ingediend. Het ontwerp biedt onder meer de basis voor de mogelijkheid alcoholgebruik in het verkeer beter te bestrijden en het ontduiken van de verzekerings- en belastingplicht bij het autorijden tegen te gaan. Dit alles stelt hoge eisen aan de politie. Er zal daarom grote aandacht worden besteed aan een zodanige herverdeling van de sterkte dat de politiecapaciteit beter aansluit bij de werkdruk.

Dezer dagen zal U een wetsvoorstel tot herziening van de Vreemdelingenwet bereiken. Dit heeft tot doel het toelatingsbeleid in het belang van de rechtszekerheid hechter in de wet te verankeren en een doelmatiger uitvoering te verzekeren.

Decentralisatie, deregulering en privatisering – hoe moeilijk ook – beginnen resultaten af te werpen. Lokale overheden krijgen meer eigen verantwoordelijkheid, en de bemoeienis van de rijksoverheid wordt teruggedrongen. Daarin passen de voorstellen tot deregulering en decentralisatie die gemeenten en provincies zelf hebben ingediend.

Meer in het algemeen werken de bestuursakkoorden steeds beter door in de praktijk van verhouding tussen enerzijds het Rijk en anderzijds de provincies en gemeenten. In de reeks van te privatiseren overheidsactiviteiten zal naar verwachting per 1 januari het grootste project, de verzelfstandiging van de PTT met haar honderd duizend werknemers, worden gerealiseerd.

De overheid moet, om haar taken gericht op dienstverlening aan de burger goed te kunnen uitvoeren, over de nodige gegevens kunnen beschikken. Het toenemend aantal geautomatiseerde persoonsregistraties bij overheid en bedrijven vervult menigeen met onzekerheid en onrust. Daarom is het zo belangrijk dat de Wet Persoonsregistraties tot stand komt. Om een doelmatig en zorgvuldig gebruik van persoonsgegevens veilig te stellen zal de regering in het komende jaar de hoofdlijnen vaststellen van een persoonsinformatiebeleid voor de openbare sector. Van de overheid mag worden geëist dat zij de persoonlijke levenssfeer van de burger zoveel mogelijk ontziet, maar ook moet van haar worden veriangd dat zij van de moderne informatie-technologie een passend gebruik maakt bij de bescherming van de samenleving en bij de bestrijding van misdaad, misbruik of ontduiking.

Op het terrein van de bejaardenzorg hebben de provincies en grote gemeenten te maken met de gevolgen van de vergrijzing. Ten behoeve van de oplossing van knelpunten die zij bij dit beleid tegenkomen, wordt het budget voor de bejaardenoorden met vijftig miljoen gulden verhoogd.

Voor de versterking van de zorg voor mensen met een handicap komen volgend jaar extra bedragen ter beschikking, waarvan een belangrijk deel ten goede zal komen aan mensen met een geestelijke handicap.

De samenleving stelt hoge eisen aan het onderwijs. Scholen moeten daarom goed toegerust en flexibel kunnen opereren. Scholen moeten zelfstandiger kunnen functioneren, minder belast door gedetailleerde regels en voorschriften. De eerste stappen in deze richting zijn gezet. Op deze weg zal weloverwogen en in goed overleg worden voortgegaan. De Adviescommissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten zal hierbij haar rol spelen. Zo krijgt een praktische aanpak van de deregulering van de onderwijsregelgeving voor de langere termijn gestalte. Daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat de rijksoverheid wezenlijke taken behoudt op het gebied van onderwijs en onderzoek, zoals haar opgedragen in de Grondwet.

Zelfs bij de belangrijke aanpassingen in de studiefinanciering, die versobering inhouden, is het, gegeven de op zichzelf verheugende groei van deelname aan het onderwijs, nodig gebleken de begroting vanaf negentien negentig met een kleine driehonderd miljoen gulden te verhogen.

De regering zet zich ervoor in om in het bijzonder de positie van minderheden op de arbeidsmarkt en in het onderwijs te verbeteren. Voorstellen daartoe zullen het komende jaar worden besproken. Het aandeel van leden van etnische-minderheidsgroepen in overheidsdienst zal worden vergroot. De bevordering van de deelname aan het arbeidsproces van gehandicapte werknemers en het tegengaan van de uitstroom wegens arbeidsongeschiktheid houden prioriteit. Dit is een plicht voor overheid en bedrijfsleven.

Leden van de Staten-Generaal,

Er is reden voor enig optimisme gelet op de bereikte resultaten. Toch zullen van U grote inspanningen worden gevergd, juist nu voor de toekomst gestalte moet worden gegeven aan een aantal structurele en kwalitatieve maatregelen. Belangrijke beleidskeuzen zullen in gemeen overleg met U worden gedaan; gemeen overleg dat behoort te staan in het teken van de bevordering van rechtszekerheid en bestuurlijke zorgvuldigheid, om zo het vertrouwen van de burger in het functioneren van wetgeving en bestuur te versterken.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 15 september 1987

Leden van de Staten-Generaal,

Dat ik vandaag in uw midden kan zijn, stemt mij dankbaar. Tijdens mijn ziekte heb ik vele blijken van medeleven en vele goede wensen ontvangen uit alle delen van het Koninkrijk. Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om hiervoor mijn bijzonder hartelijke dank uit te spreken.

In deze jaren is de vraag aan de orde hoe de samenleving zich verder moet ontwikkelen. Bij alle voorspoed zijn er ook gevoelens van bedreiging, vervreemding en onzekerheid.

Het is niet gemakkelijk op vragen naar de richting van maatschappelijke ontwikkelingen één simpel en duidelijk antwoord te geven; zeker niet als men recht wil doen aan de pluriformiteit die allerwegen in ons land als waardevol wordt ervaren. Niettemin, de regering moet keuzen maken.

De kern van het regeringsbeleid wordt gevormd door:

– rechtshandhaving, opdat de burger zich beschermd weet door wetten en opdat wetsovertredingen op tal van terreinen worden teruggedrongen;

– meer vertrouwen op de ontplooiing van de burger en van de maatschappelijke verbanden;

– voortgaan met een driesporenbeleid, gericht op werkgelegenheid, economische groei en soberheid in ’s Rijks financiën;

– bevorderen van gerechtigheid, vrede en veiligheid, ook over de grenzen heen.

Bij dit alles wil de regering haar beleid enten op solidariteit, tolerantie en verantwoordelijkheid.

De basis voor een doeitreffend overheidsoptreden moet in een rechtsstaat als de onze gelegen zijn in de wet. Regelgeving dient aan te sluiten bij het rechtsbewustzijn van brede lagen van de bevolking; zij behoort goed uitvoerbaar te zijn. De wet mag geen onevenredige last leggen op bestuur en rechtspraak en moet gehandhaafd kunnen worden door middel van het strafrecht en andere sancties. Verbetering van de kwaliteit van de wetgeving is noodzakelijk. Door de instelling van een toetsingscommissie onder leiding van een regeringscommissaris wordt daaraan een nieuwe impuls gegeven. Voor het waarborgen van de rechten van de burger zijn bescherming van de samenleving tegen criminaliteit, en hulp aan slachtoffers essentieel. De in het beleidsplan ‘Samenleving en criminaliteit’ ontwikkelde visies op de beteugeling van veel voorkomende criminaliteit en de bestrijding van de zware misdaad moeten in het komende jaar merkbaar resultaten gaan opleveren. Vandaag wordt u de tweede voortgangsrapportage voorgelegd. Bij de voorgenomen bezuinigingen op de overheidsuitgaven worden de organen belast met rechtshandhaving en de politie geheel ontzien. Teneinde haar taak beter te kunnen vervullen, staat de politie wel voor de noodzaak van een aanzienlijkeherschikking van middelen.Rechtsbescherming is belangrijk. De werklast van de Raad van State op dit punt is echter te veel toegenomen. Daarom zullen u voorstellen bereiken tot gedecentraliseerde berechting van administratieve geschillen.

In verband met vragen rond het levenseinde en sterven en de steeds verder gaande ontwikkeling van de medische wetenschap en de geneeskunde, zal u met betrekking tot euthanasie een voorstel bereiken.

De bescherming tegen discriminatie zal worden verbeterd door een aanpassing van het Wetboek van Strafrecht en door een voorstel voor een Algemene Wet Gelijke Behandeling, die nadere uitwerking geeft aan artikel 1 van de Grondwet. Onlangs is een advies uitgebracht ter zake van wetten voor oorlogsgetroffenen. De regering zal – overigens zonder bezuinigingsoogmerk – bezien welke onderdelen van dit advies ter wille van de rechtszekerheid en in het belang van een goede bestuurlijke praktijk overgenomen kunnen worden.

Kwam in de vorige kabinetsperiode een vernieuwd stelsel van sociale zekerheid tot stand, in deze periode moet het fundament gelegd worden voor een vernieuwde aanpak van de volksgezondheid. Daarbij zal zo véél mogelijk gebruik worden gemaakt van de voorstellen van de commissie-Dekker.

Op het terrein van de arbeidsvoorziening zijn bij de Raad van State voorstellen voor een nieuwe opzet aanhangig gemaakt. Overheid en organisaties van werknemers en werkgevers delen daarin de verantwoordelijkheid. Zo wordt ook op dit terrein de rol van de overheid scherper afgebakend.

Dat is ook nodig op andere terreinen. Niet alleen om budgettaire redenen, maar ook omdat veel regelingen in hun werking negatieve bijeffecten hebben. Vaak gehoorde bezwaren zijn oneigenlijk gebruik, verstarring, bureaucratisering en problemen bij de controle. Dit alles leidt tot de noodzaak van soberheid en doelmatigheid bij subsidiëring en in wet- en regelgeving.

De onderlinge afstemming van taken en heldere financiële afspraken tussen Rijk, provincies en gemeenten zijn ook belangrijk voor de kwaliteit van het bestuur. Daarom zijn bestuursakkoorden gesloten. Deze dwingen de verschillende overheden bij de onvermijdelijke herbezinning op tal van regelingen, zorgvuldig met elkaar om te gaan.

Het opkomen voor het zwakke en waardevolle zal door overheid én samenleving moeten gebeuren. De regering wil meer ruimte scheppen voor initiatieven van burgers en maatschappelijke organisaties. Onderlinge hulpverlening komt aldus tot ontwikkeling en zal naast het professionele werk nog verder aan betekenis moeten winnen. De fiscale tegemoetkoming voor het vrijwilligerswerk is een positief signaal voor nieuwe initiatieven van vrijwillig hulpbetoon op allerlei plaatsen in onze samenleving.

Onze economie heeft de afgelopen drie jaar een hechter fundament gekregen. Het driesporenbeleid werpt vruchten af. Investeringen en werkgelegenheid zijn sterk toegenomen, ook al is de werkloosheid nog steeds duidelijk te hoog. Met aller inzet moet het mogelijk zijn aan de opgaande lijnen vast te houden. Vorig jaar zijn met werknemers en werkgevers afspraken gemaakt om samen de werkloosheid verder terug te dringen.

Met de beleidsvoornemens voor 1988 wordt getracht een verantwoorde basis te leggen voor de gezamenlijke inspanning van overheid en sociale partners, gericht op versterking van economie en werkgelegenheid op langere termijn. Daarom blijft de nadruk liggen op het zo laag mogelijk houden van de arbeidskosten, op het stimuleren van technologische vernieuwingen, op het zo veel mogelijk scholen en op het versterken van de infrastructuur. Dit alles onder de onmisbare randvoorwaarde dat het financieringstekort moet blijven dalen.

Blijvend herstel van de economie is alleen mogelijk als de overheid minder schulden maakt en als de collectieve-lastendruk daalt. Aan beide voorwaarden wordt volgend jaar voldaan. Toch dreigen de rijksuitgaven in hun totaliteit nog steeds te stijgen. Om dat te compenseren stelt de regering bezuinigingen voor, vooral daar waar de uitgaven het snelst toenemen. De overheid behoort immers de omvang van haar uitgaven scherp in het oog te houden. Omdat onvoorziene uitgavenoverschrijdingen een bedreiging vormen voor bestendig beleid, acht de regering het noodzakelijk zich dit najaar verder te beraden over concrete versterking van de begrotingsdiscipline.

De hoogte van de arbeidskosten, zo sterk bepaald door belastingen en premies over het loon, heeft nog steeds een belemmerende invloed op de groei van de werkgelegenheid. De regering tracht die negatieve invloeden zo beperkt mogelijk te houden door het scherp vaststellen van sociale premies en belastingtarieven. Waar mogelijk worden deze verminderd. De hogere belastinginkomsten weer voor hogere uitgaven gebruiken zou niet de goede weg zijn. De verlaging van de loon- en inkomstenbelasting, waarvoor de regering heeft gekozen, is broodnodig om de arbeidskosten zo laag mogelijk te houden.

De financiële ruimte voor het overheidspersoneel is ten opzichte van de aanvankelijke voornemens enigszins vergroot, ook om extra werk bij de overheid te kunnen scheppen en enige inkomensverbetering mogelijk te maken, daar waar de afstand tot het bedrijfsleven te groot dreigt te worden.

Voor mensen met het minimumloon en uitkeringsgerechtigden is een verhoging van de vakantieuitkering van 7,5% naar 8% voorzien. Voorgesteld wordt de kinderbijslag te verhogen.

Dit alles moet ertoe leiden dat behoud van koopkracht ook zonder loonsverhoging tot de reele mogelijkheden behoort. Dat dient de werkgelegenheid en hierdoor krijgen zo veel mogelijk mensen kans op inkomen uit werk.

Met dit zelfde doel voor ogen heeft de regering zich gebogen over de hoogte van het minimumloon. Na rijp beraad is besloten geen gevolg te geven aan een advies van de meerderheid van de Sociaal-Economische Raad om het wettelijk minimumloon over de hele linie te verlagen. Wel wordt voorgesteld het wettelijk minimumloon tot 18 jaar af te schaffen en dat voor een 23-jarige te verlagen tot dat voor een 22-jarige. Met deze maatregel hoopt de regering een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de hoge werkloosheid onder met name jongere werklozen met een laag opleidingsniveau.

Bevordering van werkgelegenheid is zeker niet alleen een zaak van matiging van arbeidskosten. Ook de technologische vernieuwing is van groot belang. De toepassing van technologische kennis in het midden- en kleinbedrijf zal worden bevorderd door de oprichting van regionale innovatiecentra. De technologische veranderingen stellen hoge eisen aan kennis en vaardigheden van de beroepsbevolking. Scholing, vorming, het opdoen van werkervaring en later ook bijscholing, zijn van beslissende betekenis voor werkgelegenheid en economische groei. De daarop gerichte inspanningen worden nu in samenwerking met werknemers en werkgevers sterk opgevoerd. Hoewel deze inspanningen vooral vanuit bedrijven en bedrijfstakken zelf moeten plaatsvinden, zal ook de regering daaraan een grotere bijdrage leveren.

Het accent op scholing én op een individuele benadering van werklozen is nodig, omdat nog steeds te veel mensen de drempel naar bedrijf en instelling niet overkomen. Met gerichte programma’s moeten meer mensen aan het werk komen. In die zin gaat het niet om banenplannen, maar om het scholen en het aan werkervaring helpen van diegenen die nu buiten blijven staan. Een voorbeeld van gerichte benadering is ook het Jeugdwerkgarantieplan. Dit plan, dat samen met de gemeenten wordt uitgevoerd, moet waarborgen dat jongeren hoe dan ook aan de slag gaan en niet aan langdurige werkloosheid gewend raken. Herverdeling van werk blijft belangrijk. Meer deeltijdbanen, ploegendiensten en flexibele arbeidsroosters kunnen ertoe leiden dat meer mensen werk vinden; ook vervroegde uittreding en flexibele pensionering geven aan meer jongeren eerder een kans. Met het oog op de emancipatie moet de werkgelegenheid voor vrouwen en de groei van de deelname van meisjes aan het beroepsonderwijs extra aandacht krijgen. Bij de overheid wordt voorgesteld de VUT-gerechtigde leeftijd tijdelijk met én jaar te verlagen, het aantal deeltijdbanen te laten toenemen en de scholingsinspanningen te vergroten. Eerder goedgekeurde, maar niet opgeroepen dienstplichtigen, van wie een aantal nu werkloos is, krijgen de kans alsnog te gaan dienen. Dat geeft de mogelijkheid aan anderen vaker uitstel voor scholing en studie te geven.

De werkloosheid onder etnische minderheden is onrustbarend hoog. Daarom is een beleidsplan ‘Etnische minderheden bij de overheid’ ontwikkeld; maar ook de sociale partners zullen een bijdrage aan het verlichten van de werkloosheid van deze kansarme groep moeten leveren.

Ook in de onderwijswereld wordt steeds meer aandacht gegeven aan de bestrijding van de werkloosheid. Het overleg in de Stichting van de Arbeid met betrekking tot de inspanningen voor de scholing van jongeren en volwassenen heeft al veel tot stand gebracht. Het benutten van de aanwezige onderwijsvoorzieningen en -ervaring zal worden bevorderd. Het vormen van nieuwe sectorscholen in het middelbaar beroepsonderwijs draagt daartoe bij.

In het onderwijs zelf wil de regering enkele duizenden nieuwe banen voor jonge leerkrachten mogelijk maken. Mede gelet op het probleem van de vergrijzing van het onderwijspersoneel is taakverlichting voor oudere leerkrachten voor dat doel een goed middel. In de vorming en opleiding van de jeugd is een evenwichtig fundament van kennis en kunde onmisbaar. De invoering van de basisvorming in het voortgezet onderwijs zorgt voor zo’n fundament voor elke leerling. Nog dit jaar zal de regering het wetsvoorstel indienen. De eigen bijdrage voor de verschillende vormen van hoger onderwijs wordt gelijkgetrokken. Daarnaast wordt een hoger collegegeld voorgesteld voor de student die de verblijfsduur van 6 jaar in het hoger onderwijs overschrijdt. Door deze twee maatregelen te zamen kan het collegegeld in het Wetenschappelijk Onderwijs iets omlaag.

De wetenschap ontplooit zich dynamisch. Dit houdt kansen en risico’s in. In het geding zijn niet alleen de technische en economische mogelijkheden, maar ook hun betekenis voor de normen en waarden in onze samenleving. In de nieuwe schets van het wetenschapsbeleid voor de toekomst zal daaraan nader aandacht worden besteed.

Het milieu in ons land wordt ondanks alle inspanning nog steeds van vele kanten bedreigd, en verslechtert zelfs in sommige opzichten. Om de kwaliteit van het milieu te beschermen en te verbeteren wil de regering de samenwerking met de maatschappelijke sectoren intensiveren. In een Nationaal Milieu Beleidsplan zal de lange-termijn-visie worden opgenomen.

Om de verzuring tegen te gaan is het noodzakelijk nog dit najaar verder gaande maatregelen te overwegen. Met de sanering van vervuilde waterbodems wordt een aanvang gemaakt. Natuur, landschap en openluchtrecreatie kunnen het niet stellen zonder schoon water, schone lucht, een schone bodem. Maar zuivere hulpbronnen zijn ook onontbeerlijk voor de continuïteit van de agrarische bedrijvigheid in ons land. De mestproblematiek heeft nog eens duidelijk gemaakt dat zorgvuldig natuur- en milieubeheer een basisvoorwaarde is voor een goede ontwikkeling van het landelijke gebied. Met het oog hierop zal het Natuurbeleidsplan worden uitgebracht.

In een Nota ‘Volkshuisvesting in de jaren ’90 zullen beleidsvoornemens worden gepresenteerd met betrekking tot de inhoud en de organisatie van de volkshuisvesting. Vooral de verdeling van verantwoordelijkheden tussen het Rijk en andere overheden, tussen maatschappelijke organisaties en de marktsector, zal daarin aandacht krijgen. Rond de jaarwisseling zal de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening verschijnen. Deze zal zich richten op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van ons land en zal in het bijzonder aandacht geven aan de ontwikkeling van de marktsector.

Op tal van plaatsen, met name in de randstad, ontstaan meermalen per dag files. Dat is een bron van ergernis en ook nadelig voor de positie van ons land in het internationals vervoer. Het is zaak de verkeers- en vervoersproblemen met een reeks samenhangende maatregelen aan te pakken. Met provincies en gemeenten is voor de randstad een mobiliteits-scenario ontwikkeld. Over deze problematiek worden in het najaar besluiten genomen. Wel heeft het kabinet reeds besloten in te stemmen met de aanleg van vier verkeerstunnels, die particulier gefinancierd zullen worden.

Ook de knelpunten in het telecommunicatieverkeer als gevolg van de snel toegenomen vraag worden aangepakt. De PTT zal daartoe haar investeringsprogramma versnellen.

De Europese Gemeenschap staat in de komende periode voor enkele belangrijke, maar ook moeilijke, beslissingen, met name op het gebied van de landbouw en de financiering. Gezien het vitale belang van ons land bij het herstel van het evenwicht op de landbouwmarkten en bij een zich verder gezond ontwikkelende Gemeenschap, zal de regering zich tot het uiterste inspannen om in het overleg met de andere lidstaten tot verantwoorde oplossingen te komen. Dat is ook nodig in het belang van de mensen die werken in landbouw en visserij en die geconfronteerd worden met onzekerheden als gevolg van de noodzakelijke beheersing van de produktie.

Een positieve ontwikkeling is dat in de Sowjet-Unie, alsmede in enkele Oosteuropese landen, hervormingen worden ondernomen. Hiervan kan een gunstige invloed uitgaan op de Oost-West-betrekkingen. Er is nu uitzicht ontstaan op een historische ommekeer in de wapenwedloop, die enkele jaren geleden nog voor onmogelijk werd gehouden. Complete categorieën wapensystemen komen in aanmerking om te worden afgeschaft, waaronder ook de voor plaatsing in ons land bestemde, middellange-afstandsraketten. De grote overmacht van het Warschaupact op het gebied van de conventionele bewapening stelt overigens grenzen aan de mogelijkheden voor nucleaire ontwapening en onderstreept het belang van beheersing van conventionele wapens. Een zekere reële groei van de defensieuitgaven blijft nodig. Daarmee moet, in samenhang met een verbetering van de organisatie, onze defensie,aan kwaliteit kunnen winnen. Aan de West-Europese Unie komt een belangrijke rol toe bij het definiëren van wat binnen het Atlantisch bondgenootschap specifiek van belang is voor de Europese veiligheid en bij het harmoniseren van standpunten daarover. Nederland zet zich als voorzitter daarvoor in.

Zeer ernstig is de situatie rond de Golf. De oorlog tussen Iran en Irak gaat nog altijd voort, ondanks de dringende oproep tot bedindiging van de gewapende strijd, die uitging van de Veiligheidsraad. De regering acht verzekering van het recht van vrije scheepvaart in de Golf van vitaal belang en wil daaraan met andere West-Europese landen een concrete bijdrage leveren. Uiteraard zal de veiligheid van de bemanning van de daarbij betrokken mijnenjagers zo goed mogelijk worden gewaarborgd.

Met voldoening stelt de regering vast dat het belang van de eerbiediging van mensenrechten en de waarde van de democratie in steeds meer landen wordt onderkend. Door extra hulpinspanningen in het kader van de ontwikkelingssamenwerking wil de regering jonge democratieën ondersteunen. De Noord-Zuid-dialoog komt geleidelijk weer tot leven. Tijdens de onlangs gehouden conferentie over handel en ontwikkeling is confrontatie achterwege gebleven en is met succes gezocht naar een beleid op basis van gemeenschappelijkheid. Het gaat erom deze trend te versterken, onder meer bij het overleg over de vrijmaking van de wereldhandel.

De regering volgt met grote aandacht de ontwikkelingen in Suriname en hoopt dat het komende referendum over de ontwerp-grondwet en de algemene verkiezingen het Surinaamse volk in staat zullen stellen in vrijheid aan een democratisch Suriname opnieuw gestalte te geven. Daarna kan een begin worden gemaakt met de normalisering van de betrekkingen.

De Nederlandse Antillen worden geconfronteerd met aanzienlijke financieel-economische problemen. Op Aruba gaat het geleidelijk beter. Binnen het kader van de beschikbaar gestelde middelen zal worden getracht het eigen herstelbeleid van beide landen zoveel mogelijk aan te vullen en te ondersteunen.

Leden van de Staten-Generaal,

In een pluriforme samenleving vraagt herkenbaar beleid om intensief overleg en besluitvaardigheid. Op u, volksvertegenwoordigers, rust een zware verantwoordelijkheid bij de vele taken die u zijn toevertrouwd. Van harte wens ik u toe dat Gods zegen op uw werk rust.

Troonrede 16 september 1986

Leden van de Staten-Generaal,

Dit jaar wordt in tal van landen de 450ste sterfdag van Erasmus herdacht. Als christen en humanist pleitte Erasmus voor verdraagzaamheid. Hij deed dat nadrukkelijk als Europeaan in een tijdsgewricht waarin heel veel in beweging was en waarin onze natie ontstond. Dit is niet alleen geschiedenis, er is ook een historisch perspectief in het werk van vandaag. De regering hecht grote waarde aan de voortgang van de Europese integratie. De Europese Akte zal een stimulans zijn voor snellere besluitvorming, vooral gericht op de totstandkoming van de Interne Markt. Elk der afzonderlijke lidstaten is te klein van schaal om de technologische en industridle uitdaging aan te kunnen. Bij de aanpak van ernstige vraagstukken, zoals werkloosheid en leefmilieu, dient de Europese samenwerking evenzeer een grote rol te spelen. Terwille van een harmonische ontwikkeling van de Europese Gemeenschap wordt een verhoging van de eigen middelen per 1 januari 1988 overwogen; dan zullen evenwel de uitgaven, in het bijzonder in de sector landbouw, beter moeten worden beheerst. De gehele westerse wereld kampt wat betreft een aantal belangrijke agrarische produkten met structurele overschotten. Dat noopt internationaal tot afremmen van deze produktie, opdat een open markt gehandhaafd blijft en in de Derde Wereld de ontwikkeling van eigen landbouw niet geschaad wordt. In onze landen breekt het besef door dat de beteugeling van de produktie mede ten goede kan komen aan natuur en landschap.

Het herstel van de wereldeconomie heeft voor vele ontwikkelingslanden niet tot verlichting van problemen geleid. Afrika ten zuiden van de Sahara gaat gebukt onder hongersnoden. Tal van ontwikkelingslanden kampen nog steeds met de gevolgen van hun hoge schuldenlast, met lage prijzen voor hun grondstoffen en met te weinig afzetmogelijkheden voor hun exportprodukten. Momenteel vindt in Uruguay een ministeriële bijeenkomst plaats om de regels voor het internationaal handelsverkeer te verbeteren en tegenwicht te bieden aan de druk om grenzen te sluiten voor de concurrentie van anderen. Dat is belangrijk, ook voor de ontwikkelingslanden waar nu nog zoveel mogelijkheden om welvaart te scheppen onbenut blijven. Evenzeer wil de regering haar bijdrage leveren aan de internationals monetaire politiek. Daarbij gaat het om een betere beleidscoördinatie tussen de leden van het Internationale Monetaire Fonds, mede met het oog op de nog steeds bedreigende schuldenproblematiek. Wat de eigen financiële inspanning voor de ontwikkelingslanden betreft, stelt de regering voor de hulpverlening te handhaven op 1,5% van het netto nationaal inkomen en te blijven streven naar het vergroten van de effectiviteit van de hulpverlening. Zo zal ons land zich op een breed front inzetten voor de ontwikkelingslanden.

Onze Koninkrijkspartners, de Nederlandse Antillen en Aruba, zien zich geplaatst voor ernstige problemen van financieel-economische aard die ingrijpende gevolgen hebben. Beide landen dragen allereerst zelf de verantwoordelijkheid voor het oplossen van deze problemen. Daarbij moeten alle drie de landen wel inhoud blijven geven aan één van degrondgedachten van het Statuut voor het Koninkrijk, namelijk dat de landen elkaar helpen en bijstaan.

Bij alle verdeeldheid over het vraagstuk van de kruisvluchtwapens heeft de doelstelling van het vredes- en veiligheidsbeleid, namelijk het voorkomen van oorlog, nooit ter discussie gestaan. De bondgenootschappelijke verbondenheid heeft er mede toe geleid dat de Sovjetunie is teruggekeerd naar de weg van wapenbeheersing en vermindering van de spanning tussen Oost en West. Het gaat er nu om dààr aan westerse kant op een verantwoorde wijze op in te gaan. De nieuwe topbijeenkomst, die nu in voorbereiding is, zal dienstbaar moeten worden gemaakt aan de overbrugging van de aanzienlijke tegenstellingen over de wijze waarop veiliger en meer stabiele verhoudingen tot stand kunnen worden gebracht. De regering zal zich in bondgenootschappelijk en in ander overleg blijven uitspreken en inzetten voor spoedige en tastbare resultaten in de vorm van bindende en verifieerbare akkoorden. Tegen die achtergrond en in dat perspectief wil de regering voor de defensie-uitgaven een bescheiden groei handhaven. Behoud van vrijheid moet ons dat waard zijn. Zo moeten wapenbeheersing en een toereikende defensie-inspanning onze veiligheid en die van andere volken blijven waarborgen. Vrijheid en vrede; laten wij in dit Jaar van de Vrede, binnen de Verenigde Naties bijzonder verbonden zijn in bezinning daarop.

De ernstige situatie in Zuid-Afrika vraagt om bijzondere aandacht. Teneinde de afschaffing van de apartheid door een proces van onderhandelingen naderbij te brengen, acht de regering voortgaande druk onontbeerlijk. Zeer actueel is thans de noodzaak om op korte termijn in Europees verband tot verdere effectieve maatregelen tegen Zuid-Afrika te komen. Te zelfder tijd zal worden voortgegaan met steunverkening aan particuliereorganisaties in dat land die langs vreedzame weg pogen te komen tot afschaffing van de apartheid.

Problemen elders, hoe ernstig ook, kunnen ons de ogen niet doen sluiten voor grote vraagstukken in eigen land.Het pas aangetreden kabinet heeft zich ten doel gesteld de werkloosheid verder terug te dringen. De taakstelling die Stichting van de Arbeid en kabinet hebben aanvaard is werk bieden aan de 250.000 mannen en vrouwen waarmee in de komende vier jaar het aanbod op de arbeidsmarkt groeit. Daarenboven zal de bestaande werkloosheid met 200.000 in vier jaar – dus met 50.000 per jaar – verminderd moeten worden. Hoewel er zich als resultant van de inspanningen uit het verleden reeds een daling van de werkloosheid aftekent, za] de pas versneld moeten worden om al in 1987 deze vermindering te bereiken. Kernpunt daarbij is om, nu de economie aantrekt, meer kansen te geven aan hen die reeds langere tijd werkloos zijn. Daarbij hoort ook de bereidheid om werklozen met nu nog onvoldoende bekwaamheid in bedrijf of instelling verder op te leiden en te oefenen. Het komt nu aan op kansen bieden en kansen benutten. Volgens het Stichtingsakkoord zullen de deelname van werkenden en werklozen aan scholingsprogramma’s, jeugdwerkplannen en andere mogelijkheden onderwerp van arbeidsvoorwaardenoverleg zijn. Op het terrein van de arbeidsvoorziening willen overheid, werkgevers en werknemers voortaan meer gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen. Tot dit doel zal een nieuwe arbeidsvoorzieningenwet worden voorgesteld. Het initiatief van enigen van Uw leden tot vrijstelling van werkgeverspremies bij indienstnemen van langdurig werklozen wordt door de regering gesteund. Verder zal aan het jeugdwerkgarantieplan en aan de versterking van de scholingsinspanningen voor werkenden en werklozen nader inhoud worden gegeven. Waar het op aan komt is de vaste wil resultaten te boeken en in het licht daarvan een bereidheid bij alle betrokkenen, – overheid, organisaties en de bedrijven zelf – om meer te doen en nieuwe wegen in te slaan. Deze gerichte inspanningen zullen,in samenhang met economische groei en herverdeling van arbeid, gaan zorgen voor meer werk en minder werkloosheid.

Met het oog op dit gezamenlijke doel mag opnieuw een beheerste arbeidsvoorwaardenontwikkeling worden verwacht. Deze is noodzakelijk en ook mogelijk omdat, door de daling van de prijzen, bij voortgaande loonmatiging toch al koopkrachtverbetering optreedt.

Om dezelfde reden wordt in het komende jaar voor het overgrote deel van de inkomens in de collectieve sector, ondanks de voorgestelde bevriezing, koopkrachtverbetering verwacht. De bij lage prijzen toch aantrekkende binnenlandse bestedingen hebben ook op het midden- en kleinbedrijf een gunstig effect. Het spiegelbeeld van de gunstiger ontwikkeling voor burgers zoals zich die nu aftekent zien we bij de overheid. Daar vindt in 1987 een daling van de aardgasbaten plaats van meer dan 12 miljard gulden. Dat is 8% van de inkomsten van het Rijk. Zulk een terugloop in één jaar heeft zich nog niet eerder voorgedaan. Het opvangen van deze klap – het gaat hier bovendien in belangrijke mate om een blijvende vermindering – heeft de regering voor buitengewoon moeilijke afwegingen geplaatst. Zeker, een beperkt deel van het probleem lost zichzelf op, omdat de wat hogere economische groei vanzelf leidt tot meer belastinginkomsten. Maar toch zou het tekort van het Rijk, als er geen maatregelen worden getroffen, volgend jaar toenemen tot meer dan 11% van het nationaal inkomen. Dat zou onverantwoord zijn. Daarom wordt slechts een stijging van het tekort tot hoogstens 8% aanvaard en dat alleen voor één jaar. Om dit te bereiken is het nodig de uitgaven te beperken. Daarnaast wordt een verhoging van indirecte belastingen voorgesteld: meer accijns in de sector energie, met doorwerking in de aardgasprijzen en een verhoging van de BTW. Deze onvermijdelijke lastenverzwaringen maken overigens het voordeel dat de burger toevalt, als gevolg van de prijsdaling van vooral energie en grondstoffen, alleen maar iets kleiner. De prijzen dalen slechts minder.

Vanwege de gunstige ontwikkeling van de koopkracht behoeft het volgende jaar slechts in beperkte mate een uitkering ineens krachtens de echte minima-regeling te worden verleend.

Beperking van overheidsuitgaven is nog steeds nodig. Beseft moet worden dat de aardgasbaten nu ineens teruglopen tot een niveau van meer dan 10 jaar geleden, maar dat het tegendeel het geval is voor tal van uitgaven van de overheid. Het Rijk moet nu zeer veel rente betalen over schulden die in het verleden zijn aangegaan; liefst circa 50 miljoen gulden per dag! Daar komt bij dat de uitgaven in verband met de werkloosheid nog steeds erg hoog zijn. Tenslotte zijn er uitgaven die nu zelfs nog toenemen. Zo blijft, ondanks de verbeterde economische situatie, het aantal personen dat een beroep op de bijstand doet groeien.

Bij dit alles heeft het geen zin de lasten naar de toekomst te verschuiven.

Intussen blijft het een zware opgave de overheidsfinanciën op verantwoorde wijze in evenwicht te brengen; temeer omdat de regering zich bij de vermindering van de uitgaven en verhoging van de inkomsten bewust grenzen oplegt, zodat in 1987 de burger in het algemeen, ten minste op koopkrachtbehoud en in de meeste gevallen op koopkrachtverbetering kan rekenen. Dit uitgangspunt versmalt echter wel het terrein waarop vermindering van uitgaven plaats kan vinden; en dit in een situatie waarin zoveel begrotingsposten een vast gegeven zijn of zelfs hogere bedragen vergen. Hierdoor wordt de overheid tot forse bezuinigingen gedwongen, daar waar het wèl kan. Het blijft dus passen en meten en er is veel inzet en vindingrijkheid nodig om èn de werkloosheid omlaag te brengen èn de koopkracht te behouden èn de tekorten van de overheid geleldelijk onder controle te krijgen.

De moeilijke afwegingen tussen overheidsuitgaven en bezuinigingen maken de inspanningen op het gebied van het tegengaan van misbruik en fraude des te belangrijker. De afgelopen jaren is al veel in gang gezet en de resultaten daarvan worden zichtbaar. In de komende maanden zal grondig nagegaan worden door welke maatregelen ter bestrijding van misbruik en fraude de overeengekomen taakstelling van 2 miljard gulden in 1990 zal worden bereikt. Tegelijkertijd zal worden gewerkt aan de vereenvoudiging van de loonen inkomstenbelasting. Hoe dit langs de hoofdlijnen van het rapport van de commissie Oort gerealiseerd kan worden zal de regering dit najaar aan U voorleggen.

Naast het algemeen sociaal-economisch beleid blijven bijzondere inspanningen nodig om achterstandposities van groepen burgers weg te werken. Op het terrein van de emancipatie zal door de instelling van een ministeriële commissie het wegnemen van ongerechtvaardigde verschillen in behandeling tussen vrouwen en mannen meer systematisch aan de orde komen. De bevordering van economische zelfstandigheid vooral voor de jongere generatie zal daarbij een centrale plaats blijven innemen.

Waar wij zoveel spreken over solidariteit met andere volkeren, dienen wij ook in eigen land achterstanden van minderheden weg te werken. Ook hier zal een accent moeten liggen op de jongere generatie. Deze zal zich in onze samenleving moeten kunnen ontplooien. Dat betekent scholing, maar ook de bereidheid hen in dienst te willen nemen. De cijfers – en wij kunnen nu eenmaal niet zonder – mogen ons niet doen vergeten, dat het gaat om de mens en zijn welzijn. Daarop is het geheel van inspanningen gericht. Wat daar bereikt wordt is uiteindelijk de toetssteen van het beleid.

Het duurzaam waarborgen en verbeteren van de kwaliteit van de samenleving vereist inzet en zorgvuldigheid. Dat geldt ook voor de inrichting en het behoud van de kwaliteit van ons land. Een globaal toekomstbeeld van de ruimtelijke inrichting zal in de vierde nota ruimtelijke ordening worden neergelegd. De ernst van een aantal milieuproblemen noopt tot ingrijpende maatregelen. Voor natuur- en landschapsbehoud is belangrijk dat voortzetting van het huidige beleid is veilig gesteld. Voor bodemsanering is meer geld uitgetrokken. Voorts zal – indien de Europese Commissie dit toestaat – een milieutoeslag in het kader van de wet investeringsrekening in aangepaste vorm worden voortgezet. De stads- en dorpsvernieuwing gaan door. In de volkshuisvesting zal er bij een dalend nieuwbouwprogramma vergrote aandacht zijn voor de instandhouding en verbetering van de woningvoorraad. Voldoende huisvesting, ook voor de lagere inkomensgroepen, blijft daarbij de inzet. De trendmatige huurverhoging is teruggebracht tot 2%.

Op 4 oktober zal een hoogtepunt worden bereikt in de afronding van de Deltawerken. De Oosterschelde-stormvloedkering zal dan officieel in gebruik worden gesteld. De veiligheid van Zeeland is menselijkerwijs gewaarborgd.

Voor de Noordzee zal één kustwachtorganisatie worden ingesteld, waarin de meest betrokken departementen zullen samenwerken. Om de knelpunten op de rijkswegen versneld aan te kunnen pakken wordt aan het Rijkswegenfonds 100 miljoen gulden per jaar toegevoegd. Deze bedragen worden gefinancierd uit de verhoging van de accijns op benzine. De verbetering van de verkeersveiligheid wordt planmatig voortgezet om zo te komen tot een vermindering van het aantal verkeersslachtoffers met 25% in het jaar 2000. De snelle ontwikkeling op technologisch gebied vergroot de noodzaak voor bedrijven en onderzoekinstellingen om hun krachten te bundelen. Daarom vindt ook vanuit de overheid een intensivering plaats van het technologiebeleid. Dit gebeurt zowel door herschikking van middelen als door reorganisatie van de uitvoering van het beleid, waarbij het op te richten technologie-instituut een belangrijke impuls zal geven. De regering wil de tijd nemen om zich te bezinnen op de situatie die door het ongeluk in Tsjernobyl op het terrein van de kernenergie is ontstaan. Het is van belang spoedig te komen tot een betere organisatie van de elektriciteitsproduktie; hiertoe is een voorstel van wet ingediend.

De regering is zich bewust van de grote verandering die zich de komende jaren zal voltrekken in de leeftijdsopbouw van de bevolking. Er komen meer bejaarden en vooral meer hoogbejaarden. Die veranderingen zullen extra inspanningen vergen, zowel op financieel terrein als ten aanzien van de solidariteit tussen burgers onderling. Mensen, die niet of niet gemakkelijk voor zichzelf kunnen zorgen hebben er recht op dat zij kunnen blijven terugvallen op redelijke voorzieningen. Dit feit, te zamen met het thans opnieuw ontzien van de uitkeringen aan oorlogs- en verzetsslachtoffers en het op peil houden van de uitgaven ten behoeve van de kunst, dwong – gegeven de noodzakelijke bezuinigingen op het gebied van welzijn en cultuur – intussen wel tot het voorstel een relatief zware ingreep te doen in het sociaal-cultureel werk. Om tot zorgvuldige beheersing van de kosten in de gezondheidszorg te komen is een onafhankelijke commissie ingesteld. Een onderwijs- en onderzoeksbestel van hoge kwaliteit kan in een moderne samenleving niet worden gemist. De noodzakelijke ombuigingen zijn daarom zo gekozen dat zij erop gericht zijn de doelmatigheid te vergroten teneinde de kwaliteit en de wezenlijke taken

van het onderwijs onverlet te laten. Tegelijk gaat grote aandacht uit naar versterking van het beroepsgerichte onderwijs en naar het fundamenteel onderzoek. De vorming van sectorscholen in het middelbaar beroepsonderwijs en extra investeringen in moderne apparatuur voor het onderwijs en onderzoek maken deel uit van die versterking. De kwaliteit in het hoger onderwijs kan bevorderd worden door versterking van de vooropleiding in het voortgezet onderwijs. Daarom zal het examenpakket in het HAVO en het VWO worden verbreed en zal de vakkenkeuze worden verbeterd. De studie- en beroepskeuze van meisjes krijgt daarbij een extra stimulans. In het hoger onderwijs zullen in enkele sectoren de opleidingen geconcentreerd worden om het evenwicht met de maatschappelijke behoeften te bewaren. Zo kan bovendien het hoogwaardig onderzoek op peil blijven.

Het is een voorrecht te leven in een land dat zich een rechtsstaat mag noemen. Het vertrouwen van de burger daarin moet behouden blijven. Daarom zal aan het voorkomen en bestrijden van misdaad veel aandacht worden gegeven. De uitvoering van het plan “Samenleving en Criminaliteit” wordt dan ook voortgezet. Hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven dient daarnaast te worden bevorderd. Een goede en snelle rechtsgang is in een rechtsstaat onmisbaar. Onverminderd zal er daarom naar worden gestreefd de rechterlijke macht in staat te stellen haar taak naar behoren te vervullen. Uitbreiding van de capaciteit in het gevangeniswezen moet het mogelijk maken dat rechterlijke bevelen snel ten uitvoer worden gelegd. Doeltreffende criminaliteitsbestrijding vergt nauwere samenwerking tussen de verschillende politiekorpsen. Daarnaast zal de integratie van de politie-opleidingen voortgaan.

Om het tij van de toenemende criminaliteit te keren wordt van een ieder een grote inspanning verwacht, ook van de samenleving zelf. Bij de gemeenten gaat het met name om de uitvoering van de programma’s ter bestrijding van de criminaliteit.

In het binnenlands bestuur blijft de regering zich richten op vergroting van de beleidsvrijheid van lagere overheden. De regering hoopt op korte termijn bestuursakkoorden te kunnen afsluiten. Nadere voorstellen tot gemeentelijke herindeling zullen zo snel mogelijk gedaan worden, opdat onzekere situaties voor betrokken lagere overheden niet langer dan strikt noodzakelijk duren.

Het voorstel tot algehele herziening van de Kieswet zal u in de tweede helft van 1987 worden aangeboden.

Teneinde stap voor stap vorm te geven aan een kleinere maar beter functionerende Rijksdienst wordt in 1987 voortgegaan met vermindering van het personeel met 2% in een aantal dienstonderdelen. Dit zal nu echter ook gaan gelden voor het burgerpersoneel van Defensie en het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds. Daarenboven zal een algemene efficiency-korting van 1% gelden. Daar waar de vermindering niet geheel door natuurlijk verloop kan worden opgevangen, wordt herplaatsing bevorderd.

Bij de beoordeling van de ontwikkeling op langere termijn van de omvang van de Rijksdienst moet er op gewezen worden dat bij de verminderingen over een breed front soms ook uitbreidingen onvermijdelijk zijn. Bovendien betekent de voortgezette inspanning met betrekking tot de verdeling van het werk, waarover met de bonden voor de komende jaren nog afspraken gemaakt moeten worden, dat herbezetting en uitbreiding het effect van de afslanking ten dele zullen compenseren.

Leden van de Staten-Generaal,

De begroting die vandaag wordt ingediend en het overzicht van beleidsvoornemens dat u wordt aangeboden, maken duidelijk voor welke zware opgave regering en volksvertegenwoordiging samen staan.

Vele eigentijdse problemen vragen om een in gemeen overleg te bepalen krachtdadige aanpak. Daarbij kan de politiek het zeker niet alleen. De politiek kan wel de verdraagzaamheid, die Erasmus al zo vurig bepleitte, levend houden.

Op u, volksvertegenwoordigers, rust een zware verantwoordelijkheid bij de vele taken die u zijn toevertrouwd. Van harte wens ik u toe, dat Gods zegen op uw werk rust.

Troonrede 17 september 1985

Leden van de Staten-Generaal,

De gunstige wending, die onze economie vorig jaar heeft genomen, is markant.

Eindelijk, na vele jaren van teruggang, groeit de werkgelegenheid in de bedrijven weer; ook bieden deeltijdbanen, algemene arbeidstijdverkorting en de verschillende jeugdplannen steeds meer kansen op werk. Zo zullen er dit jaar, naar verwachting, 65000 mensen meer aan het werk zijn.

Deze keer ten goede sterkt de regering in haar overtuiging dat het gevoerde beleid voortgezet moet worden; een beleid, gericht op groei en verdelen van arbeid zodanig, dat werk voor meer mensen hand in hand gaat met een veerkrachtiger economie.

Voor dat beleid zijn zware offers gebracht. Vele arbeidsongeschikten en anderen die, eenmaal werkloos, niet meer aan de slag kwamen, hebben wel de lasten moeten dragen maar niet de vruchten kunnen plukken. De regering beseft dat dit wrang is. Tegelijkertijd moet vastgesteld worden dat er zonder dit beleid nu veel meer werklozen zouden zijn, terwijl het niveau van de uitkeringen bij gebrek aan economisch draagvlak bedreigd zou worden door verdere uitholling.

De regering wil allerminst pretenderen, dat uitsluitend haar beleid tot verbetering heeft geleid. In feite worden nu ook de resultaten zichtbaar van wat in 1982 in de Stichting van de Arbeid tussen werknemers en werkgevers is afgesproken inzake rendementsherstel en herverdeling van arbeid. De sindsdien aan sociale partners gelaten vrijheid, heeft sterk bijgedragen tot het herstel en de mogelijkheid profijt te trekken van de verbetering in de wereldeconomie.

Voor de overheid was één van de klemmende problemen het voortdurend groeiend tekort en de verleiding schulden op de toekomst af te wentelen. De toenemende rentelasten, voortvloeiend uit gemaakte schulden, dreigden steeds minder ruimte te laten voor nuttige uitgaven. Dit kon zo niet doorgaan. Daarom is de overheid veel soberder in het doen van uitgaven geworden.

Ondanks de alsmaar toegenomen rentelasten is het tekort sinds 1983 jaar op jaar verminderd. Volgend jaar zal dat opnieuw gebeuren. Dit beleid, gericht op vermindering van het tekort, moet nog een aantal jaren worden volgehouden.

De matiging van arbeidskosten heeft bijgedragen tot het onder de knie krijgen van de geldontwaarding.

In verband daarmee wordt voorgesteld de algemene huurverhoging te beperken tot twee procent, terwijl de verwachte ontwikkeling van de energieprijzen toestaat dat ook de prijs voor aardgas minder sterk stijgt.

De versterking van de positie van het bedrijfsleven heeft het vertrouwen in onze economie helpen herstellen. Gelukkig is ook hier, vooral dankzij de arbeidskostenmatiging, veel bereikt. Daar komt nu geleidelijk de rentedaling bij. Nu ook de binnenlandse afzet duidelijk gaat groeien, kunnen meer sectoren van ons bedrijfsleven delen in het herstel van rendement. Vooral het midden- en kleinbedrijf zal hier baat bij hebben.

Geleidelijk aan moeten de overheidsactiviteiten weer mede gedragen worden door een sterk bedrijfsleven in plaats van dat het bedrijfsleven steeds meer rust op een subsidiërende overheid, die daarvoor schulden maakt.

Gegeven de verbeterde positie van het bedrijfsleven en gelet op de noodzaak van een voortgaande vermindering van het financieringstekort, wordt in 1986 slechts in geringe mate geld uitgetrokken voor verdere lastenverlichting. Meer doen dan thans wordt voorgesteld zou niet verantwoord zijn. Wel zullen veranderingen plaats vinden. De premie voor de kinderbijslag die door bedrijven en zelfstandigen betaald wordt, zal omlaag kunnen bij aanvaarding van het nieuwe stelsel van studiefinanciering.

Anderzijds zal worden voorgesteld premies krachtens de wet op de investeringsrekening alleen nog maar te geven aan burgers of bedrijven die belasting betalen.

Voor enkele specifieke problemen in het midden – en kleinbedrijf en de zeescheepvaart wordt een oplossing gezocht.

Administratieve verplichtingen vormen een last voor het bedrijfsleven. Daarom zal de regering op korte termijn beslissingen nemen over concrete voorstellen die haar gedaan zijn.

Er is ook een vraagstuk van de juiste maat bij regelgeving in de agrarische sector, gelet op de verzadiging van de internationale markt en de grenzen in verband met bodemvruchtbaarheid en natuur.

Op velerlei terrein komen vernieuwingen op gang. Zo kunnen informatica, automatisering en telecommunicatie ten bate van de samenleving ontwikkeld worden. Daartoe is nodig een gemeenschappelijke krachtsinspanning van de overheid en de betrokken maatschappelijke sectoren.

Bij enkele belangrijke activiteiten, zoals in het kader van het informatica-stimuleringsplan, wordt reeds succes geboekt; maar er is aan onderzoek en ontwikkeling nog veel te doen.

Ofschoon weer enige economische groei wordt bereikt, moet met het besteden van die groei ter wille van de werkgelegenheid buitengewoon voorzichtig worden omgegaan. Dat betekent voor de koopkracht nog steeds pas op de plaats, om het concurrentievermogen van de bedrijven verder te versterken, om de overheid tot een goede, maar ook betaalbare, dienstverlening in staat te stellen en om herverdeling van het werk te bekostigen.

Naast volledige inflatiecorrectie is er nog geen ruimte voor belastingverlaging.

Daarvoor is het tekort van de overheid nog te groot. Bovendien zullen de komende jaren de inkomsten uit aardgas fors dalen. Wel kunnen bij het herstel van de economie, waardoor meer mensen de premielast voor de sociale zekerheid opbrengen, alsmede door ombuigingen in de sociale zekerheid, de premies lager worden vastgesteld. Dit betekent een ondersteuning van de koopkracht.

Bij alle discussies over koopkrachtverbetering van verschillende groepen van burgers, waarbij het soms gaat om halve procenten, is het goed erop te wijzen, dat met name bij verlies van werk het grootste koopkrachtverlies optreedt.

Het kan daarbij gaan om tientallen procenten. Daarom is het zo belangrijk, ook voor hen die geen werk hebben, dat werkenden door matiging bijdragen aan behoud van koopkracht en kans op werk.

In aansluiting op wat in en met de Stichting van de Arbeid is afgesproken, zullen in het overleg met de sociale partners twee onderwerpen bijzondere aandacht moeten krijgen.

Allereerst zijn er knelpunten in de arbeidsmarkt, daar waar het tekort aan mensen met bepaalde opleidingen en vakkennis verdere groei en verdeling van werk in de weg staat.Daarnaast is bijzondere aandacht nodig voor de langdurig werklozen. Juist nu zovelen die een baan zoeken weer perspectief krijgen, kunnen wij er nog minder in berusten dat honderdduizenden langdurig werkloos zijn en dat zoveel jongeren zich zouden instellen op blijvende werkloosheid en daaraan gewend raken.

De regering zal ook meer aandacht geven aan het vraagstuk dat de burger door het totaal

aan belastingen, premies en subsidies soms vrijwel niets overhoudt van een extra verdiende gulden.Bij alle inspanningen ten gunste van werkgelegenheid, welvaart en lagere overheids

tekorten moet ook antwoord gegeven worden op structurele veranderingen in de samenleving.

Voorzieningen moeten aangepast worden aan gewijzigde omstandigheden en inzichten. Naast de vergrijzing zijn in dit verband van belang de behoefte aan individualisering, emancipatie en grotere eigen verantwoordelijkheid, alsmede de noodzaak van meer solidariteit tussen burgers en minder afwenteling op de overheid.

Hopelijk wordt het “Beleidsplan Emancipatie” spoedig behandeld.De stelselherzieningen met betrekking tot sociale zekerheid, ziektekostenverzekering en studiefinanciering, zijn grondige aanpassingen van enige decennia oude regelingen en voorzieningen aan gewijzigde maatschappelijke verhoudingen en inzichten van nu. De rede-geving van deze voorstellen is dus niet allereerst bezuinigen; wel beogen ze de kosten te beheersen en te voorkomen dat deze in toenemende mate op de overheid worden afgewenteld. Hoofdzaak is evenwel een grondige vernieuwing.

Dit is hard nodig, want zonder aanpassingen zou stilstand tot onrecht leiden.De regering hecht aan een snelle behandeling van deze voorstellen met het oog op duidelijkheid en werkelijk uitzicht op sociale zekerheid.

Aanpassing aan nieuwe tijden is evenzeer aan de orde in de volksgezondheid. Al is er nog veel aan kostenbeheersing te doen, de wijze waarop men bijvoorbeeld bij de budgettering de eigen verantwoordelijkheid beleeft, verdient waardering. De moderne geneeskunde stelt ons voor indringende problemen rond het nieuwe leven en de dood. Beide zijn voor een samenleving die menselijke waarden respecteert en gekenmerkt wil worden door eerbied voor het leven, van uitzonderlijk groot belang.

Met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid kan onze rechtsstaat niet heen om vragen die zich hier opdringen.

De regering is dankbaar voor het rapport van de staatscommissie – euthanasie en zal op korte termijn haar standpunt bepalen.

Aanpassingen aan nieuwe tijden gelden ook voor het onderwijs- en onderzoekbestel, dat met de afronding van een omvangrijk wetgevingsprogram,een op de toekomst berekend fundament krijgt.

Onderzoek, scholing en vorming versterken de kans op werk en de kwaliteit van de economie.

Naast beroepsonderwijs en leerlingwezen zullen ook bijscholing en omscholing van volwassenen via overleg met de sociale partners een extra stimulans krijgen.

Bijzondere aandacht blijft uitgaan naar leerlingen, die meer begeleiding nodig hebben om zich te ontplooien.

Het speciaal onderwijs en het onderwijsvoorrangsbeleid vervullen daarin een centrale rol. Zo zullen kansarmen toch kansen krijgen.

Aanpassingen zijn ook onvermijdelijk in het mediabeleid, met name met betrekking tot het omroepbestel.

De regering rekent op een vruchtbare dialoog over de voorgestelde nieuwe mediawet.

Toenemende criminaliteit en het gevoel van onveiligheid stellen ons voor grote problemen. De uitvoering van het beleidsplan “Samenleving en criminaliteit” zal in de komende jaren veel inspanningen vragen, maar als de overheid, ook de lokale overheid, en de samenleving in al haar geledingen goed samenwerken, moet het mogelijk zijn de misdaad weer terug te dringen. Voor aanpak van de criminaliteit – zeker als het gaat om de massaal voorkomende kleine criminaliteit – is strafrechtpleging alléén niet voldoende. Wel moeten zij die de strafrechtpleging toepassen over voldoende mankracht en middelen beschikken, met als sluitstuk voor de zwaardere vormen van misdaad een toereikende gevangeniscapaciteit.

Als het gaat om de kwaliteit van onze samenleving, moeten wij allen de verdraagzaamheid jegens elkaar bevorderen en discriminatie in al haar vormen steeds bestrijden.

De overheid mag er geen twijfel over laten bestaan dat alle burgers gelijke mogelijkheden moeten hebben. Dit uitgangspunt vindt zijn uitwerking op tal van terreinen.

Onafhankelijk van de overheid, is het Landelijk Bureau Racismebestrijding aan het werk gegaan.

Een ander voorbeeld is de poging van de regering zich uit te spreken over rechten en plichten van hen die in en buiten huwelijk samenleven. Vermelding verdient ook het feit, dat komend jaar voor het eerst niet-Nederlandse ingezetenen aan de gemeenteraadsverkiezingen deel zullen nemen.

Een goede inrichting van ons land vraagt om voortdurende inspanning. Dat het mogelijk is gebleken het woningtekort verder te verminderen en dat zoveel gedaan kan worden aan stadsvernieuwing stemt tot dankbaarheid. Van belang is ook het eerste meerjarenprogramma openluchtrecreatie en toerisme. Bij de zorg voor het milieu zullen problemen als zure regen, het mestoverschot en het kanaliseren van afvalstromen veel aandacht blijven vragen. Naast het beheer van ons land gebiedt het belang van onze cultuur, bij ombuigingen kunsten, musea en monumentenzorg bewust te ontzien.

In 1986 zal de stormvloedkering in de Oosterschelde gereed komen, hetgeen een historisch moment zal zijn in de strijd tegen overstromingsrampen.

Het streven is in 1990 de Deltawerken geheel gereed te hebben.

In de rij der provincies schaart zich een twaalfde: Flevoland, met een eigen bestuur. In het kader van de reorganisatie van de rijksdienst wordt het aantal adviescommissies drastisch verminderd.

Dat enkele structurele veranderingen tijd vergen, spreekt voor zichzelf. Immers, deregulering, decentralisering en privatisering, behoren niet direct tot de traditionele departementale cultuur. Toch is reeds voortgang gemaakt; deze wordt dit jaar bij de begroting per ministerie aangegeven. Voor het eerst sedert tientallen jaren vermindert gedurende een kabinetsperiode het arbeidsvolume bij de overheid.

Desondanks kunnen ook bij de rijksoverheid meer mensen aan het werk, dankzij de doorm gevoerde arbeidsduurverkorting, deeltijdarbeid en het jeugdwerkplan.

De structuur van het Koninkrijk zal met in gang van 1 januari 1986 een belangrijke wijziging ondergaan. Aruba wordt dan, op weg naar voorgenomen onafhankelijkheid, een afzonderlijk land, naast Nederland en de Nederlandse Antillen.

Vanaf 1 januari 1986 zal Nederland voor zes maanden het voorzitterschap van de Europese Gemeenschap bekleden.

De problemen van interne markt en vrijhandel, het Europa der technologie, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de milieuproblematiek, zullen dan eens te meer inspanningen vragen. Dat geldt ook heel bijzonder voor betere besluitvorming in Europa. De situatie in de ontwikkelingslanden is niet uitzichtloos maar vraagt wel om verdere inspanningen op een breed terrein.

Nederland wil daarbij, ook met betrekking tot hulp, in de voorhoede blijven. Daarom is een aantal vèrstrekkende besluiten genomen om veilig te stellen, dat anderhalf procent van het netto nationaal inkomen jaarlijks daadwerkelijk en structureel beschikbaar zal zijn en om de reeds jaren slepende stuwmeerproblematiek tot een oplossing te brengen. Als gevolg daarvan wordt in 1986 de begroting voor ontwikkelingssamenwerking duidelijk verhoogd.

De situatie in Zuid-Afrika vervult de regering met diepe zorg. De Nederlandse regering veroordeelt de apartheidspolitiek van de regering van Zuid-Afrika als een ontkenning van de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen. In het besef, dat allen in Zuid-Afrika zelf tot constructieve besprekingen moeten komen over hun gezamenlijke toekomst, tracht de regering te zamen met de Europese partners waar mogelijk een bijdrage te leveren aan het zo noodzakelijke veranderingsproces.

Het vraagstuk van vrede en veiligheid zal ook het komende parlementaire jaar aller aandacht vragen. De omvang van de reeds aanwezige bewapening blijft een beroep op beperkingen inhouden, zeker nu de technologische ontwikkeling ons voor nieuwe vraagstukken stelt.

Met betrekking tot de eventuele plaatsing van kruisvluchtwapens in Nederland heeft ons land vorig jaar het 1 juni-besluit genomen. Dat besluit was en is erop gericht een ommekeer in de wapenwedloop te bereiken. Het bevatte de uitnodiging aan de Soviet-Unie zich met betrekking tot het aantal geplaatste SS 20-systemen te beperken tot ten hoogste 378 – zoveel stonden er toen – dan wel het aantal voor 1 november 1985 weer teruggebracht te hebben.

Met dit besluit, dat Uw steun heeft gekregen, is het voor de Sovjet-Unie duidelijk geworden waar, en waar alleen, de mogelijkheid ligt Nederland alsnog van plaatsing te doen afzien en veertig jaar na de tweede wereldoorlog een mede voor de Sovjet-Unie gunstige wending in de wapenwedloop te bewerkstelligen.

In aansluiting hierop zal op 1 november aanstaande bepaald worden of met de Verenigde Staten een overeenkomst moet worden gesloten over de plaatsing van kruisvluchtwapens op Nederlands grondgebied. In samenhang daarmee zullen tevens de nucleaire taken, zoals die door onze krijgsmacht worden vervuld, nader in beschouwing worden genomen.

De regering beseft dat over de mogelijke plaatsing van kruisvluchtwapens in onze samenleving sterk verschillend wordt gedacht. Bij alle verschil in standpunten zijn diepe betrokkenheid bij en ernstige zorg over vrede en veiligheid in de wereld evenals de taak van ons land in dat verband, een gemeenschappelijk element.

Het onderwerp verdient in een democratie grondige discussie met respect voor ieders diepgevoelde overtuiging; respect ook voor de verschillende verantwoordelijkheden, waarvoor ieder is gesteld; respect tenslotte voor democratische besluitvorming.

Leden van de Staten-Generaal,

De regering wil U dank zeggen voor het gemeen overleg.

Aan U volksvertegenwoordigers, zijn veel taken en zorgen toevertrouwd.

Van harte wens ik U toe, dat Gods zegen op Uw werk rust.

Troonrede 18 september 1984

Leden der Staten-Generaal,

In de regeringsverklaring heeft het kabinet twee jaar geleden een beleid uiteengezet om te komen tot behoud van welvaart en tot herstel van werkgelegenheid. Dat beleid is aangeduid als het driesporenbeleid: een overheid die minder schulden maakt: een krachtig bedrijfsleven dat voor meer werk kan gaan zorgen: een samenleving waarin werk zo georganiseerd wordt, dat ieder weer de kans krijgt zich daarin te ontplooien.

Uit de begroting die U vandaag wordt voorgelegd, blijkt dat de offers die worden gebracht, niet voor niets zijn. De werkgelegenheid neemt eindelijk weer toe; het tekort van de overheid daalt. De collectieve uitgaven waren in het verleden veel te sterk gestegen. Dat heeft geleid tot te hoge tekorten en tot te hoge belastingen en sociale premies. Nu loopt, ondanks de nog steeds stijgende rentelasten, het aandeel van de collectieve uitgaven in het nationaal inkomen langzaam maar zeker terug.

Het wordt daardoor mogelijk om – voor het eerst sinds vele jaren af te zien van belastingverhoging. Tevens wordt gewerkt aan een rechtvaardiger verdeling van de belastingdruk. Dat gebeurt door middel van de zogenaamde tweeverdienersmaatregel, die rekening houdt met de feitelijke draagkracht.

Deze maatregel wordt gecombineerd met een verlaging in de loon- en inkomstenbelasting. De sociale premies zullen volgend jaar dalen voor burgers en voor bedrijven. Op die wijze wordt ook een forse lastenverlichting voor het bedrijfsleven bereikt, hetgeen kan leiden tot lagere arbeidskosten en tot meer werk. De ontwikkeling van de arbeidskosten in het bedrijfsleven blijft uiteraard in de eerste plaats de verantwoordeiijkheid van werknemers en werkgevers. Die sluiten immers met elkaar collectieve arbeidsovereenkomsten. Wel maakt de begroting het mogelijk verantwoorde cao’s aan te gaan. Dankzij de zeer geringe prijsstijging kan worden bereikt dat nict de prijscompensatie, maar lagere belastingen en premies, bij gelijkblijvende bruto-salarissen, voor behoud van koopkracht zorgen.

Zo worden voorwaarden geschapen om verder te gaan met versterking van de positie van het bedrijfsleven en inschakeling van meer mensen in het arbeidsproces. Ook de voorwaarden waaronder de zelfstandigen zich een inkomen verwerven, worden stap voor stap verbeterd. De agrarische sector maakt, na jaren van expansie, een moeilijke periode door. Pijnlijke aanpassingen om overproduktie te vermijden zijn nodig.

De aparte plaats die de landbouw in het pakket van de lastenverlichtingen heeft gekregen, is ook bedoeld om de gevolgen van dit aanpassingsproces te verzachten.

De elkaar snel opvolgende technologische vernieuwingen en de veranderingen in de internationale produktiestructuur, vragen -om grote inspanning op het gebied van de ontwikkeling van wetenschap en technologie. Zij stellen ook hoge eisen aan het aanpassingsvermogen van de bedrijven en aan hen die daarin werken.

Zo komt nieuw en ander werk in de plaats van hetgeen verdwijnt, Meer en meer dienen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek dit te ondersteunen; vandaar ook de versterkte inspanning op het gebied van de informatie-technologie. Alleen een op vernieuwing gericht bedrijfsleven met concurrerende arbeidskosten kan het ons mogelijk maken onze welvaart in stand te houden. Daarenboven zijn herverdeling van werk en arbeidsduurverkorting onmisbaar. Dit is een moeilijk proces van passen en meten, dat in de organisatie per bedrijfstak, of zelfs per onderneming, moet gebeuren.

Het is moeilijk omdat arbeidsduurverkorting en herverdeling van werk niet tot minder maar tot meer produktie moeten leiden. Dat kan alleen als het band in hand gaat met andere werkroosters, flexibele werktijden, langere bedrijfstijden. Hier ligt een zware opdracht voor werkgevers en werknemers, en dus evenzeer voor de overheid als grootste werkgever.

Deze inspanning moet samengaan met een forse aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het is daarom verheugend dat de centrale organisaties van werknemers en werkgevers, verenigd in de Stichting van de Arbeid, overeenstemming hebben bereikt over aanbevelingen om de jeugdwerkloosheid nu massaal aan te pakken. Evenzo heeft het akkoord tussen kabinet, sociale partners en onderwijsorganisaties over de gezamenlijke verantwoordeiijkheid voor het beroepsgerichte onderwijs, tot een doorbraak geleid.

Het leerlingstelsel ten behoeve van het bedrijfsleven zal met 40.000 plaatsen worden uitgebreid. Zo zullen jongeren, goed opgeleid en vakbekwaam, het bedrijfsleven komen versterken. Ook bij de overheid zullen zij voortaan in zogenaamde groeibanen aangenomen worden. Dat betekent dat volgend jaar 15.000 jongeren meer bij de overheid aan het werk kunnen gaan. Bedrijfsleven en overheid zullen op deze wijze samen zorg dragen voor een aanzieniijke verbetering van de positie van de schoolverlaters.

Daartnaast heeft de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid voor langdurig werklozen. Met name jongeren die reeds meer dan twee jaar werkloos zijn zuiien door middel van het zogenaamde “START”-plan een nieuwe kans krijgen.

1985 is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het jaar voor de jeugd. Waar het vooral om gaat is wat er door de jeugd kan gebeuren. De schoolverlaters van de jaren tachtig; tweeëneenhalf miljoen jongens en meisjes, zullen straks het hart moeten uitmaken van de werkende generatie. Voor die immense opgave staan wij samen.

Ondanks de noodzaak het uitgavenniveau in de sociale zekerheid te beheersen kan de koopkracht van de sociale minima gelukkig gehandhaafd blijven, door de geringe prijsstijging en de verlaging van belastingen en sociale premies. Wel zulen de boven-minimale uitkeringen teruggebracht worden tot 70% van het bruto-loon. Waar van hen die voor lange tijd op een uitkering aangewezen, zijn dit offer gevraagd wordt, is het redelijk ook te komen tot bezuinigingen bij de kort lopende uitkeringen. Daarom worden aanpassingen voorgesteld in de ziektewet. Deze verlagingen zullen niet gelden voor mensen die slechts het minimumloon verdienen en daarvan ook anderen moeten onderhouden. Door deze maatregelen te nemen voor de bovenminimale uitkeringen worden algemene kortingen, die onvermijdelijk ook weer de minimuminkomens zouden treffen, voorkomen. De verantwoordelijkheid voor het eventueel aanvullen van het ziekengeld boven het verlaagd wettelijk niveau, ligt bij de sociale partners, werknemers en werkgevers, zelf.

Toch zal een tijdelijke voorziening voorgesteld worden, die moet voorkomen dat hogere bovenwettelijke lasten automatisch op de werkgevers afgewenteld worden. Deze zal echter slechts gelden wanneer en zolang er na de lopende collectieve arbeidsovereenkomsten nog geen nieuwe overeenkomst is.

De gelijke behandeling van mannen en vrouwen noodzaakt evenzeer tot een ingrijpende aanpassing van onze sociale zekerheid. Dat betekent onder meer dat straks mannen en vrouwen elk een AOW-uitkering ontvangen. Een gezinstoeslagenwet zal worden ingediend om te voorkomen dat gehuwden, of samenwonenden, die van één uitkering moeten leven, onder het voor hen geldende, sociale minimum komen. Op deze wijze word zowel tegemoet gekomen aan de noodzaak van gelijke behandeling van mannen en vrouwen, als aan eisen van rechtvaardigheid en draagkracht.

Dit jaar zullen ook voorstellen ingediend worden om ons stelsel van ziektekostenverzekering te vereenvoudigen en daarbinnen de solidariteit tussen groepen met een verschillend ziekterisico beter te regelen. Zo worden de contouren zichtbaar van een sociaal verzekeringsstelsel dat weer houdbaar zal zijn.

Terwille van de beteugeling van de overheidsuitgaven en het op peil houden van de werkgelegenheid, zal ook volgend jaar van hen die werkzaam zijn in de collectieve sector, een bijdrage moeten worden gevraagd. Daarbij wordt er naar gestreefd nieuwe bruto-kortingen op de salarissen te voorkomen. Met de centrales van overheidspersoneel kon overeenstemming worden bereikt over een geschillenregeling.

Ook worden voorstellen tot herziening van het overlegstelsel voorbereid. De regering hoopt U binnenkort een wetsvoorstel tot regeling van het stakingsrecht van ambtenaren voor te leggen.

De overheid heeft de plicht zorgvuldig om te gaan met de haar toevertrouwde middelen. Ook is kritische toetsing van omvang en werking van het overheidsapparaat nodig. Het komt er daarbij op aan, dat regering en volksvertegenwoordiging taken en verantwoordelijkheden aan lagere overheden overdragen, dan wel deze aan de samenleving overlaten en eigen nieuwe taken slechts in zelfbeperking aanvaarden.

Omvangrijke programma’s van nieuwbouw, woningverbetering en stadsvernieuwing worden, ondanks de zware budgettaire lasten, tot stand gebracht. Deze programma’s profiteren weliswaar van een gunstiger ontwikkeling van de bouwkosten, maar helaas raakt de hoge rentestand het nog niet mogelijk over te schakelen naar minder huurverhoging. Zelfs bij stijgende huren nemen de overheidsuitgaven voor de volkshuisvesting nog steeds aanzienlijk toe. Ook bij de bescherming en de verbetering van ons milieu gaat de overheid tot de grens van haar financiële kunnen.

Dat is noodzakelijk opdat meer mensen ook in de toekomst in een schoner milieu kunnen leven.

De verantwoordelijkheid van de overheid voor welzijn en volksgezondheid wordt deze jaren herijkt. Het kabinet is bezig met een herwaarderen van onze verzorgingsstaat. Bij de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening gaat het er allereerst om deze zo in te richten dat er minder druk ontstaat op ziekenhuizen, verpleeghuizen en bejaardenoorden.

De zorg op maat, dicht bij huis, moet daarom voorrang krijgen: dan zal er ook minder behoefte zijn aan steeds meer en kostbaarder medische voorzieningen. Burger en samenleving zullen meer ruimte krijgen om – ook via hun gemeente en provincie – invloed uit te oefenen op de aangeboden welzijnsvoorzieningen en weer zelf een grotere eigen verantwoordelijkheid te dragen. Daarop zijn de te behandelen wetsontwerpen gericht.

De laatste jaren zijn met betrekking tot andere overheidstaken grote zorgen naar voren gekomen.

Het gaat daarbij met name om de veiligheid van de burger en het functioneren van de rechtsstaat. De criminaliteit moet worden teruggedrongen. Daarvoor zijn nodig een goed toegeruste politie en rechterlijke macht, en voldoende mogelijkheden om straffen ten uitvoer te leggen. De capaciteit van het gevangeniswezen zal worden uitgebreid.

Bij alles wat de overheid doet om de veiligheid van de burger te vergroten en diens vertrouwen in de rechtsorde te behouden, ontkomt zij niet aan het stellen van prioriteiten.

Het behoud en de verbetering van de rechtsstaat vergen, naast duidelijker en scherper optreden tegen criminaliteit en vandalisme, goede wetgeving. De ware vrijheid luistert naar wetten. Maar dan moeten die wetten wel van wezeniijk belang zijn, niet onnodig ingewikkeld en in de praktijk te handhaven. In feite komt het er dus op neer, dat wij tegeiijk ons stelsel van wetten moeten toetsen op wat overbodig is – de zogenaamde deregulering – en, daar waar nodig, nieuwe wetten maken.

Tevens dienen wij de naleving van de wet weer cen groter gewicht toe te kennen.

Tot de zorgen om de rechtsstaat hoort vandaag helaas ook de zorg om uitingen van discriminatie naar herkomst, huidskleur of ras. Daar moeten wij ons duidelijk tegenover opstellen. Politie en Openbaar Ministerie zullen actief blijven optreden. Het terugdringen van achterstanden van minderheden krijgt het komend jaar een bijzonder accent door de indiening van het wetsontwerp tot het verlenen van kiesrecht aan niet-Nederlandse ingezetenen.

Bij de inspanningen om in ons land inhoud te geven aan cen rechtvaardiger en veiliger wereld, wisselen licht en schaduw elkaar af; maar er is meer om dankbaar voor te zijn. Dat is een stimulans te meer onze internationale verplichtingen – ons samenleven en samenwerken met andere volkeren – goed in het oog te houden. Allereerst geldt dit binnen het Koninkrijk zelf, waar de regering haar volle medewerking zal blijven verlenen aan de uitwerking van de resultaten van de Rondetafelconferentie met de Nederlandse Antillen.

Tezamen met de andere lid-staten van de Europese Gemeenschap werken wij aan een Europa dat geloofwaardig is voor zijn burgers. Aan dit streven zal ook de 40-jarige Benelux-samenwerking bijdragen. Het gaat om een Europa zonder grensbelemmeringen, met een echt vrij verkeer van personen, goederen en diensten; een Europa waarin ook de wil heerst nieuwe technologieën gezamenlijk te ontwikkelen en toe te passen.

Slechts zo zal het kunnen komen tot een krachtige Gemeenschap, straks uitgebreid met Spanje en Portugal.

Onder dreiging van toenemend protectionisme biijft de ontwikkeling van de wereldeconomie grote inspanning vragen. Met name de internationale schuldenproblematiek, verscherpt door de voortdurend hoge rente, is ontwrichtend voor een aantal landen. Hoewel er lichtpunten in de derde wereld te zien zijn, blijven armoede, honger en een groot gebrek aan werkgelegenheid, toch kenmerkend voor de situatie in tal van ontwikkelingslanden, vooral in die met de laagste inkomens.

Wij zullen onze beste krachten en mogelijkheden blijven inzetten voor een duurzame oplossing. Daarom blijft de hulpinspanning anderhalf procent van het netto nationaal inkomen. Dit komt in de allereerste plaats ten goede aan de ontwikkelingslanden, maar levert op langere termijn ook een bijdrage aan onze eigen welvaart.

Om de vrijheid te behouden en de vrede te bewaren blijft een geloofwaardige en samenhangende westelijke defensie onmisbaar. In de Defensienota is uiteengezet hoe onze krijgsmacht hieraan de komende tien jaar zal bijdragen. Tegeiijk dienen de pogingen van ons bondgenootschap om te komen tot wezenlijke ontspanning en beteugeling van de wapenwedloop, te worden voortgezet, zeker nu de verhoudingen tussen Oost en West zo kil zijn en vervuld van wantrouwen.

Naast de wapenbeheersing zullen menselijke, culturele en economische contacten de ontspanning moeten bevorderen.

Met het besluit inzake eventuele plaatsing van kruisvluchtwapens op Nederlands grondgebied, heeft het kabinet een uiterste poging willen doen om wapenbeheersing een kans te geven, zonder de solidariteit met bet bondgenootschap te beschadigen. Helaas zijn er tot nu toe geen aanwijzingen dat de Sovjet-Unie de verdere uitbreiding van haar SS 20-arsenalen zal staken, dan wel bereid is, naar de onderhandelingstafel terug te keren.

Leden der Staten-Generaal,

Langzaam maar zeker geraken wij met economie en werkgelegenheid uit het slop. Dat rechtvaardigt een voortgaan op de ingeslagen weg. De regering is daartoe vastbesloten. Van de kwaliteit van ons leven en werken kunnen wij iets goeds maken. Dat vraagt wel bijzondere inspanningen.

Volgend jaar herdenken wij dat ons land veertig jaar geleden werd bevrijd. Dit is reden tot dankbaarheid, maar dat is niet genoeg.

Laten wij ons vrede en vrijheid waardig tonen. Wij moeten oorlog voorkomen, maar vooral ook vrede inhoud geven in ons land en over de grenzen heen. Bij alle verschillen van inzicht is dit onze gezamenlijke opdracht. Daarbij zijn aan U, volksvertegenwoordigers, veel taken en zorgen toevertrouwd.

Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.