Troonrede van 19 september 1893

Mijne Heeren,

Met dankbaarheid mag Ik, bij de opening der gewone zitting van de Staten-Generaal, in menig opzicht bevredigende mededeelingen doen omtrent den algemeenen toestand des lands.

De betrekkingen tot alle buitenlandsche Mogendheden zijn van den meest vriendschappelijken aard. Aan Mijne uitnoodiging, tot verschillende Regeeringen gericht, om eene regeling voor te bereiden van onderwerpen van internationaal privaatrecht, is op welwillende wijze gevolg gegeven.

Zee- en landmacht kwijten zich, zoowel hier te lande als in de koloniën, bij voortduring op de meest loffelijke wijze van hare taak.

De uitkomsten van den oogst zijn, ten gevolge van langdurige droogte in den voorzomer, op onderscheidene plaatsen minder gunstig. De toestand van den veestapel is over het algemeen voldoende. In dien van handel, nijverheid en scheepvaart kwam geene merkbare verandering.

De algemeene gezondheidstoestand is bevredigend. Voor eene ernstige uitbreiding der besmettelijke ziekten, welke ten vorigenjare de volksgezondheid en den veestapel zoozeer bedreigden, mochten wij tot dusverre bespaard blijven.

Gedurende dit zittingsjaar wacht U opnieuw hoogst gewichtige arbeid. Voor de verdere behandeling en afdoening der aanhangige wetsvoordracht tot regeling van het kiesrecht voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal en voor de Provinciale Staten, roep Ik in de eerste plaats Uwe medewerking

De nog aanhangige wetsontwerpen blijven aan Uwe overweging aanbevolen.

Het ontwerp eener wet op de krijgstucht wordt aan Uwe beraadslaging onderworpen. Ook andere verbeteringen onzer wetgeving zullen U worden voorgedragen.

De toestand van ’s Rijks geldmiddelen is voldoende. Verhooging der belastingen wordt niet geëischt en de beschikbare middelen zijn toereikend voor de behoeften van den dienst.

Een ontwerp van wet in het belang van de gezondheid en veiligheid in fabrieken en werkplaatsen zal U worden aangeboden.

Tot verbetering der bestuursinrichting in Nederlandsch-Indië zullen U voorstellen worden gedaan.

Opnieuw, Mijne Heeren, doe Ik met vertrouwen een beroep op Uwen ijver en op Uwe toewijding.

Moge Uw arbeid, onder Gods zegen, strekken tot blijvend welzijn van ons dierbaar vaderland.

In naam der Koningin, verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *