Troonrede van 15 september 1903

Mijne Heeren!

Het is Mij aangenaam in Uw midden te verschijnen ten einde de nieuwe Zitting der Staten-Generaal te openen.

Onze betrekkingen met het buitenland bleven zich kenmerken door het gewenschte zeer vriendschappelijk karakter.

Zee- en landmacht kweten zich hier te lande en in de gewesten over zee op lofwaardige wijze van hare roeping. Vooral toen eene misdadige woeling te gelijk het openbaar gezag en de maatschappelijke levensbeweging bedreigde, bleek hoe vast het vaderland op zijne weermacht rekenen kan. Aan vloot en leger, en niet minder aan het korps burgerlijke ambtenaren, betuig Ik voor de destijds betoonde veerkracht en toewijding Mijnen dank. De bronnen van onze welvaart vloeiden in menig opzicht op niet onbevredigende wijze. Wel hield de nijverheid zich niet dan met moeite op de bereikte hoogte staande, maar de landbouw ging ten deele vooruit, de handel was niet onbelangrijk, en het scheepvaartverkeer kon zich herstellen van zijn achteruitgang in het vorige jaar. Op het gebied van den arbeid bleef de stoornis in den geregelden gang niet zonder nadeelige gevolgen. Toch doet de nuchterheid van geest, die zich in de dagen van spanning bij het overgroote deel onzer werklieden openbaarde, hope koesteren voor een gezonden voortgang van de arbeidersbeweging, tot wier welslagen Ik door voortgezette sociale wetgeving wensch mede te werken.

De pacificatie van het noordelijk gedeelte van Sumatra vorderde dit jaar op hoogst belangrijke wijze. Het verzet in het landschap van Korintji werd gebroken.

De tegenspoed, waarmede de inlandsche bevolking op Java te worstelen had, bleef, hoezeer getemperd, toch voor een deel nog in die mate aanhouden, dat herhaaldelijk steun van Regeeringswege onmisbaar bleek.

In Suriname is meer dan dusver op de opbeuring van landbouw en nijverheid de aandacht gevestigd. In de kolonie Curaçao kon door Gouvernementshulp voorzien worden in schaarschte van voedingsmiddelen door langdurige droogte veroorzaakt.

Behalve de reeds ten vorigen jare door Mij aangekondigde wetsvoordrachten, waarvan de indiening door de gebeurtenissen van het voorjaar vertraagd werd, is het Mijn voornemen in dit zittingjaar nog andere ontwerpen van wet in gereedheid te doen brengen. Ik wensch Uwe medewerking in te roepen om de uitkeering van Rijkswege, zoo aan het openbaar als aan het bijzonder lager onderwijs, nader te regelen; de viering van den wekelijkschen rustdag beter tot haar recht te doen komen; den openbaren verkoop van sterken drank aan meer doeltreffende bepalingen te onderwerpen; het stelsel van verzekering uit te breiden tot de ongevallen bij de zeevisscherij en tot de gevallen van ziekte, en de verontreiniging van de openbare wateren tegen te gaan.

Eene regeling ter verzekering tegen invaliditeit en ouderdom en eene herziening van de Armenwet zijn in voorbereiding.

Wetsontwerpen zullen U worden aangeboden tot regeling van de administratieve rechtspraak; tot wijziging en aanvulling van het Wetboek van Strafrecht, alsmede tot aanvulling van artikel 342 van het Burgerlijk Wetboek.

Voorstellen van wet zullen U worden voorgelegd tot herziening van het tarief van invoerrechten; tot regeling van het octrooiwezen en tot bevordering van de zoetwatervisscherij.

Eene wetsvoordracht zal worden ingediend om de verhouding tusschen het burgerlijk en militair gezag nader te bepalen. Voor de nieuwe bewapening van de bereden artillerie zal Ik U een voorstel doen toekomen.

De ver van gunstige staat der Indische geldmiddelen noopt tot zeer omzichtig beleid. Ter afdoende verbetering zal de hulp van het moederland niet kunnen worden gemist.

Maatregelen zijn in overweging, strekkende om aan den inlandschen landbouw op Java duurzaam eene meer bevredigende uitkomst te verzekeren. De voorgenomen decentralisatie van het bestuur in Nederlandsch-Indië zal, naar Ik vertrouw, aan de behartiging van de plaatselijke en algemeene belangen ten goede komen.

Voorstellen zullen U worden aangeboden tot wijziging van een tweetal artikelen in het Regeeringsreglement voor Nederlandsch-Indië, ten einde eene verbeterde rechtsbedeeling en het scheppen van een meer gewenschten rechtstoestand voor de inlandsche Christenen mogelijk te maken.

Voor deze veelomvattende taak reken Ik, Mijne Heeren, op Uw steeds gebleken toewijding aan de belangen van het Volk, dat Gij vertegenwoordigt.

Doe de Almachtige God Zijn zegen op Uwe werkzaamheden rusten.

Ik verklaar de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *