Troonrede van 15 oktober 1832

Edel Mogende Heeren!

Gedurende de laatste maanden uwer pas geslotene zitting, deed zich meer dan eens het gegronde vooruitzigt op, dat Ik, bij de opening uwer tegenwoordige vergadering, aan U Edel Mog. het einde zoude mogen aankondigen van den bezwarenden toestand, waarin dierbaar Vaderland sinds meer dan twee jaren, ten gevolge van den België opstand, verkeert. Mijne billijke verwachting heeft zich echter niet verwezenlijkt. De gematigdheid, van de zijde van Noord-Nederland aan dag gelegd, en de opofferingen, door Mij zelven aangeboden, in plaats tot eene redelijke schikking te leiden, hebben laatstelijk slechts eene vermeerdering der Ons tegengestelde eischen voortgebragt. Uwe vergadering zal zich de mededeelingen, welke Mijnentwege nopens den stand onderhandelingen staan gedaan te worden, kunnen overtuigen, dat de dezerzijds daarin betoonde toegevendheid de uiterste grenzen is genaderd, welke haar, door ‘s-lands bestaan, eer en afhankelijkheid zijn zijn afgebakend.

Intusschen is het Mij aangenaam aan U Edel Mogenden te kunnen betuigen,dat Ik van de vreemde Mogendheden veelvuldige blijken ontvange van deelneming. Niet minder strekt het Mij, in die gesteldheid van zaken, tot genoegen aan Uwe Vergadering de verzekering te geven, dat onze verdedigingsmiddelen, overal langs de grenzen, op eenen voldoenden voet gebragt zijn, en dat de toestand der zee- en landmagt, welker geoefendheid en krijgstucht, zoo wel als haar volhardende moed, den hoogsten lof verdienen, volkomen beantwoordt aan de zorgen, die daaraan onafgebroken worden besteed.

Mogten onverhoopt de belangen van het Vaderland eene nog grootere krachtsontwikkeling vereischen, dan is daartoe het noodige, van nu af aan, met vol vertrouwen op de gezindheid der Natie, door Mij voorbereid.

De gewestelijke en plaatselijke Besturen hebben de werkzaamheden, betrekkelijk de oproepingen en ligtingen voor de nadonale militie en schutterijen, wederom in dit jaar, met orde, beleid en het beste gevolg, volbragt. De dienstpligtigen betoonen de grootste bereidwilligheid om zich aan hunne wapenbroeders aan de sluiten. Allen wedijveren met Onze vaste krijgsmagt in trouwe pligtsbetrachting.

Het lot der betrekkingen van ’s lands verdedigers wordt met edelmoedigheid verzekerd en de gewapende dienst daarenboven door ruime giften van de ingezetenen aangemoedigd.

Niettegenstaande de buitengewone toerustingen binnenslands, zijn Onze kolonien van de noodige schepen en troepen voorzien, en is aan den handel en de visscherijen de vereischte bescherming verleend.

In de overzeesche bezittingen heerscht de gewenschte inwendige rust.

De minkostbare inrigting, welke in Oost-Indie is kunnen worden daargesteld, en de meerdere uitbreiding aldaar aan den landbouw gegeven, waarvan de weldadige invloed reeds merkbaar wordt ondervonden, wettigen de hoop, dat Onze Oost-Indische bezittingen, voor het vervolg, eene nog ruimere bron voor handel en welvaart zullen openen.

Ook voor de West-Indische volkplantingen is onlangs meer vereenvoudiging in het bestuur verordend; de daaruit voortspruitende besparing, gepaard met andere begunstigende maatregelen, zal aanvankelijk ter leniging kunnen strekken van de bezwaren, die de nijverheid aldaar drukken, en welker verdere opheffing, zoo vcel mogelijk, het onderwerp Mijner bijzondere aandacht blijft uitmaken.

In onzen handel en scheepvaart is veeleer eene toenemende levendigheid dan teruggang bespeurd; door den drang der omstandigheden, in deze of gene rigting belemmerd, hebben dezelve zich, door het beleid onzer kooplieden en reeders, in eene andere strekking weder aanmerkelijk uitgebreid; Wij bekleeden dus steeds onder de handeldrijvende volken de plaats die ons toekomt, en die ik wensche, wat ook ontrouw of geweld zouden pogen te ontnemen aan Mijne beminde onderdanen, mede voor de toekomst, te verzekeren. De landbouw is door cen vruchtbaar jaar gezegend geworden, en ook in vele andere bedrijven is eene mate van welvaart genoten, die, te midden der rampen, welke het vaderland treffen, onze dankbare opmerking verdient. In alle de takken van het binnenlandsch beheer is een geregelde gang; de verschillende Besturen kwijten zich met orde en naauwgezetheid van hunne pligten.

De staat onzer zee- en rivier-werken is voldoende, en wij hebben dienaangaande dit jaar geene bijzondere onheilen te betreuren.

Kunsten en wetenschappen bloeijen, hoezeer dan ook de tijdsomstandigheden daarop noodwendig van invloed zijn. Het onderwijs, waaraan alle standen dat gevoel van ware vrijheid en verlichting te danken hebben, waardoor Oud-Nederland zoo zeer uitmunt, handhaaft deszelfs roem. De vernielende ziekte, welke bijkans geheel Europa geteisterd heeft, en waarvan wij, tot voor weinige maanden, nog genadiglijk bevrijd waren gebleven, is eindelijk ook dit Rijk binnengedrongen. In vergelijking met andere landen, levert het geheel getal van hen, welke door dezelve aangetast, en ook van hen, welke daaronder bezweken zijn, geene ongunstige uitkomst op. Algemeene, gewestelijke en plaatselijke maatregelen, met zorg beraamd en uitgevoerd, en ondersteund door den ijver der geneeskunst-oefenaren, werken te zamen, om het kwaad, zoo veel mogelijk, te keer te gaan of te verzachten, en bieden een bemoedigend vooruitzigt aan, dat, onder den Goddelijken zegen, de plaag weldra van ons wijken zal. Vele belangrijke punten van wetgeving zullen wederom de aandacht Uwer vergadering bezig houden.

Onderscheidene ontwerpen, tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, Zijn reeds gereed om aan U Edel Mogenden te worden aangeboden; Ik koester zelfs de hoop, dat het geheel Burgerlijk Wetboek in deze zitting zal kunnen worden voltooid.

Voortgaande op het reeds ingeslagen spoor, zal Ik ook eerlang bij U Edel Mogenden, benevens de begrooting der Staatsbehoeften over het volgende jaar, die middelen doen in overweging brengen, welke de meest doeltreffende zijn voorgekomen tot bestrijding van dezelve.

Voor de buitengewone uitgaven, die het gevolg kunnen zijn van eenen langeren duur der tegenwoordige omstandigheden, wensche Ik het middel verder aan te wenden, hetwelk, door U Edel Mogenden vroeger goedgekeurd, den bijval der belanghebbenden zóó ruim heeft verworven, dat de noodzakelijkheid van niet vrijwillige bijdragen weldra vervallen was, het openbaar krediet meer en meer gevestigd wierd, en de Schatkist, met orde en spaarzaamheid bestuurd, daardoor tot de regelmatige voldoening van alle uitgaven is in staat gesteld gebleven.

Zwaar zijn intusschen de lasten, welke bij voortduring der Natie moeten worden opgelegd, en de toekomst blijft nog beneveld.

Maar de gevoelens van eer en vaderlandsliefde, welke de ingezetenen eendragtelijk bezielen, doen hun die lasten met algemeene welwillendheid dragen, en met geestdrift hunne offers brengen tot handhaving en bescherming van hun volksbestaan.

Die gevoelens mogen Ons gerust stellen, Edel Mogende Heeren! Een volk dat, zijner vaderen roem gedachdg, zich in deze dagen, door gehechtheid aan wet en orde, zoo luisterrijk kenmerkt, heeft aanspraak op eerbied van buiten.

In deszelfs zamenstemming en in de regtvaardigheid onzer zaak, vinden Wij den krachdgsten steun tot gezamenlijke behartiging van ’s Rijks belangen en de gegrondste hoop, dat Wij, gesterkt door een vol vertrouwen op den Almagtigen Regeerder der wereld, te zijner tijd, aan onze landgenooten de vruchten zullen mogen doen plukken van de edelste volharding.