Openingsrede van 15 september 1884

Mijne Heeren!

Wegens den rouw over het smartelijke verlies, dat voor weinige maanden het Koninklijke Huis trof, heeft de Koning ons opgedragen Uwe vergadering van Zijnentwege te openen.

Algemeen en onverdeeld was de deelneming van het Nederlandsche Volk bij het overlijden van Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins van Oranje.

De betrekkingen des Konings met de buitenlandsche Mogendheden bleven zeer vriendschappelijk.

De vloot en het leger geven reden tot tevredenheid.

Tot nog toe bleef het Vaderland behoed voor de cholera, die in dit jaar een gedeelte van Europa teistert; de binnen het bereik der Regeering liggende voorbehoedmiddelen worden aangewend.

Deze zomer kenmerkte zich door een gezegenden oogst, en met tevredenheid mocht de landbouwer deelnemen aan de Internationale Tentoonstelling die onlangs te Amsterdam, op uitstekende wijze ingericht, plaats had.

De algemeene toestand in Nederlandsch-Indië is niet ongunstig; het ophouden van verwoestende epidemieën en van de veeziekte op Java kan niet anders dan een heilzamen invloed hebben op de welvaart der inwoners.

Krachtige maatregelen worden genomen om in Atjeh een staat van zaken te vestigen, die veroorloven zal in het vervolg van de zee- en landmacht minder zware diensten te vorderen dan tot dusver met onbezweken moed en volharding door haar zijn bewezen.

De schepelingen, die in Tenom wederrechtelijk werden gevangen gehouden, zijn in vrijheid gesteld.

Het is te hopen, dat de bijzondere omstandigheden die thans den landbouw in Suriname en den koophandel in Curaçao drukken, van voorbijgaanden aard zullen zijn.

In het aanstaande parlementaire jaar wachten U, Mijne Heeren! belangrijke werkzaamheden.

Eenige U bekende overeenkomsten met andere Mogendheden, betreffende handel en internationaal recht, vereischen nog Uwe bekrachtiging.

Het zal van U afhangen, door de behandeling van onderscheiden aanhangige wetsontwerpen, de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht mogelijk te maken.

Een wetsontwerp tot regeling van het algemeen en bijzonder bestuur van den waterstaat zal U vermoedelijk eerlang bereiken.

De voorstellen tot herziening van de Grondwet zijn genoeg gevorderd, om te verwachten dat zij weldra in behandeling komen.

De toestand der geldmiddelen zal op Uwe belangstelling weder in ruime mate aanspraak maken.

Zeker is het crediet van den Staat wel gevestigd, en het tekort in vergelijking van het vorige dienstjaar verminderd, maar de Regeering meent niet te mogen rusten in het streven om door bezuiniging binnen de grenzen der mogelijkheid eenerzijds, en door verbetering van middelen in Nederland en in Indië anderzijds, het noodige evenwicht tusschen uitgaven en inkomsten te naderen en eindelijk te bereiken.

Intusschen roepen wij in de allereerste plaats Uwe aandacht in op de onlangs ingediende wijziging van een enkel artikel der Grondwet, die, om gelijke reden als de aangenomene wet omtrent het Regentschap, den voorrang boven andere werkzaamheden verdient.

Mochten de Staten-Generaal kunnen goedvinden, dit onderwerp binnenkort te behandelen, dan zou de tijd voor de gewone najaarswerkzaamheden niet behoeven te ontbreken.

Welke intusschen ook de loop Uwer gewichtige beraadslagingen zij, wij hopen dat die onder Gods zegen tot welzijn van het Vaderland zullen strekken.

In naam des Konings verklaren wij de vergadering der Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *