Troonrede van 21 september 1885

Mijne Heeren!

Bij vernieuwing is het Mij aangenaam U rondom Mijnen Troon vergaderd te zien tot hervatting Uwer belangrijke werkzaamheden.

Mijne betrekkingen met de vreemde Mogendheden zijn van den meest vriendschappelijken aard; de deelneming van Mijne Regeering aan de conferentien te Berlijn, betreffende den Congostaat, en te Parijs, wegens de scheepvaart door het kanaal van Suez, leveren het bewijs dat Nederland zijne plaats onder de zeemogendheden blijft innemen.

De zee- en landmacht geven Mij reden van tevredenheid.

Maatregelen worden genomen om de schutterijen te versterken en hare oefeningen te verbeteren.

De oogst was over het algemeen voldoende; de toestand van den veestapel is gunstiger dan in vele jaren het geval was.

De aanleg der Staatsspoorwegen nadert zijn einde; moge de voltooiing van dit groote werk den bloei van handel en nijverheid bevorderen. Groote daling der prijzen van producten oefende een ongunstigen invloed uit op de nijverheid van Europeanen in Oost- en West-Indië. De maatregelen, beraamd om den grond te leggen voor een beteren toestand in Atjeh, zijn zonder groote bezwaren ten uitvoer gelegd; voortdurende waakzaanlheid en volharding blijven aldaar noodig. Behalve de reeds aanhangige wetsontwerpen zullen andere belangrijke voorstellen aan Uwe overweging worden onderworpen. De zorg voor ’s Rijks financiën eischt steeds een spaarzaam beheer en versterking der middelen.

Met den wensch dat Gods zegen ruste op Uwen arbeid tot bevordering van ’s lands belangen, verklaar Ik deze zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *