Troonrede van 17 oktober 1836

Edel Mogende Heeren!

Bij het overzien van den tijdkring, die sedert Uwe jongste zitting is verloopen, reken Ik het een bijzonder voorregt deze vergadering te openen met de erkenning, dat op nieuw vele zegeningen over het vaderland zijn uitgestort.

De geboorte van eenen Prins aan mijnen beminden tweeden zoon geschonken, heeft Mijn Huis en de Nade met vreugde vervuld. Mijne betrekkingen met de vreemde Mogendheden blijven op denzelfden voet van vriendschap voortduren.

De bestendige zorg, door mij aangewend, om alle vraagstukken, welke zich in onze buitenlandsche staatkunde ter regeling aanbieden, aan de beginselen van regt, billijkheid en goede verstandhouding te toetsen, heeft de gewenschte vruchten gedragen.

Voor als nog viel het niet in mijn bereik, om eene schikking ten aanzien van Belgie te helpen verwezenlijken. Het is moeijelijk te bepalen, in hoe verre de gesteldheid van sommige deelen van Europa kan geacht worden daartoe te hebben bijgedragen. Uit de mededeelingen, welke, mijnentwege, aan Uwe Vergadering zullen gedaan worden, zal aan U Edel Mogenden blijken, dat Ik op dit onderwerp al de aandacht blijf vestigen, welke deszelfs gewigt en naauw verband met de welvaart van Nederland vorderen.

Het binnenlandsch bestuur heeft eene geregelde werking.

De zee- en landmagt beantwoordt steeds op eene voldoende wijze aan hare bestemming.

Het is mij aangenaam aan U Edel Mogenden mede te deelen, dat er bevelen zijn gegeven tot het ontslag van de ligting der nationale militie van 1827, en het verleenen van onbepaald verlof zoo aan de gewone, als aan de buitengewone ligting van 1831.

Bij de algemeene mededinging en overspanning in vele takken van nijverheid, is het bemoedigend te kunnen zeggen, dat Nederland vooruitgaat. De handel en scheepvaart nemen toe. Het fabrijkwezen ontwikkelt en bevestigt zich meer en meer.

Door verbetering der prijzen van sommige veld-producten en ruimen oogst van anderen, doet zich ook voor den landbouw een gunstiger verschiet op.

De staat der visscherijen is voldoende.

Bevredigend zijn, over het algemeen, de uitkomsten der onderscheidene deelen van het onderwijs. De wetenschappen en kunsten worden met ijver beoefend.

Voor dijken en zeeweringen was het afgeloopen jaar niet ongunstig. De verbetering van vaarten en wegen blijft een voorwerp van oplettende aandacht.

In onze Overzeesche bezittingen heerschen rust en goede orde. De maatregelen, ten gevolge van vroegere rustverstoring op Sumatra genomen, beloven een goeden uitslag.

De nieuwe inrigtingen, in Neêrlandsch Indie in werking gebragt, hebben steeds gewenschte gevolgen.

’s Rijks geldmiddelen blijven beantwoorden aan de uitzigten, vroeger aan U Edel Mogenden gegeven. De openingen, welke daaromtrent mijnentwege, in deze zitting zullen worden gedaan, kunnen ten bewijs strekken, dat het openbaar vertrouwen, in welks bezit wij ons mogen verheugen, op hechte grondslagen is gevestigd.

De tegenwoordige inkomsten dekken ruim de uitgaven en Ik ben in staat, om, onaangezien de omstandigheden, waarin wij, ten gevolge van den Belgischen opstand, blijven verkeeren, de lasten mijner beminde onderdanen trapsgewijze te verligten.

De wetten der begrooting, aan U Edel Mogenden voor te leggen, zullen doen zien, dat geene nieuwe middelen behoeven te worden gevraagd, maar dat integendeel de opcenten op onderscheidene belastingen kunnen worden verrninderd, en Ik voede de hoop, dat allengs het tijdstip nadert, waarop de gewone inkomsten genoegzaam zullen zijn, om in de vaste behoeften van het Rijk te voorzien.

De Commissie van redactie der Nederlandsche Wetgeving zet de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Regtspleging ijverig voort. De ontwerpen van wet, tot die herziening betrekkelijk, zullen waarschijnlijk nog tijdig in deze Zitting aan de beraadslagingen van U Edel Mogenden kunnen worden onderworpen.

Na de vaststelling van dat Wetboek en van eene wet ter tijdelijke aanvulling der bepalingen omtrent de enkele en misdadige bankbreuk, zullen alle, alsdan tot stand gekomene, deelen der Nederlandsche wetgeving kunnen worden in werking gebragt; terwijl er maatregelen zijn genomen, om hare geheele volledigheid, door eene wetgeving op het strafregt, te voltooiien.

Edel Mogende Heeren! De opmerking van zoo veel goeds als de Voorzienigheid aan Nederland schonk, verlevendigt het besef der verpligting, om er een dankbaar gebruik van te maken, en het, onder opzien tot den Almagtigen, met inspanning van alle kracht, te bevestigen en te bestendigen. Hiertoe maak Ik staat op Uwe medewerking. Wederkeerig vertrouwen zij de ziel van ons gemeenschappelijk overleg; het heil des dierbaren Vaderlands, het doelwit van ons streven!