Troonrede 16 september 1958

Leden der Staten-Generaal,

Het jaar, dat achter ons ligt, heeft in de wereld geen ontspanning gebracht. Meer dan ooit heeft ieder volk de plicht bij te dragen aan het behoud van vrede en vrijheid op de grondslag van het recht. Onze taak is het ervoor te zorgen, dat Nederland een gezonde partner is, zowel in een hecht verband van het Koninkrijk als in het wijdere kader van de internationale samenwerking.

De sociaal-economische ontwikkeling in ons land vertoont zowel gunstige als minder gunstige aspecten. Het verstoorde evenwicht in onze nationale economie is mede ten gevolge van de getroffen maatregelen in belangrijke mate hersteld. De goud- en deviezenreserves hebben een welkome versteviging ondergaan, al blijft een verdere aanvulling gewenst. In het afgelopen jaar zijn de kosten van levensonderhoud niet gestegen.

De ontwikkeling van de werkgelegenheid wordt thans echter met name door de aarzelende internationale conjunctuur voelbaar beïnvloed. In het algemeen is niettemin, nu ook de in februari 1958 aangekondigde maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid hun uitwerking doen gevoelen, de omvang van de werkloosheid niet alarmerend. De stijging is tot staan gekomen. Speciale zorg blijft vereist voor een aantal gebieden, waarop zich dan ook in het bijzonder het industrialisatie-beleid en de politiek der aanvullende werkgelegenheid richten.

Reeds getroffen en inmiddels aangekondigde fiscale maatregelen met betrekking tot de investeringen zullen aan de werkgelegenheid ten goede komen. Bevordering van de exportontwikkeling is van vitaal belang. Al is de overbesteding voor het moment tot staan gebracht, zo ziet ons volk zich niettemin geplaatst voor de oplossing van een aantal moeilijke financiële, economische en sociale problemen. De ontwikkeling in Indonesië legt bijzondere lasten op nationale economie en rijksbegroting. Belangrijke subsidieposten, met name de huursubsidies en de zuivelsubsidies, drukken zwaar op de begroting en beperken daardoor zeer, welhaast te zeer, de financiële bewegingsvrijheid. De Regering heeft besloten advies te vragen aan de Sociaal-Economische Raad over de vraag of, en zo ja op welke wijze tot een verantwoorde beperking van de subsidielast kan worden gekomen.

De Regering zoekt overigens in overleg met het bedrijfsleven naar middelen om het moeilijke vraagstuk van de aanpassing der melkproductie aan de vraag naar zuivelproducten, zo mogelijk in samenwerking met andere landen, tot een meer bevredigende oplossing te brengen.

Een andere factor, die het huidige uitgavenpeil in sterke mate bdinvloedt, is de omstandigheid, dat het Rijk in I959 voor het eerst weer de volledige last der financiering van de woningwetbouw te dragen krijgt.

De hoge woningproduktie in het achter ons liggende jaar was een bemoedigende factor in de voortdurende strijd tegen de woningnood. De teruggang van de economische ontwikkeling heeft echter tijdelijk een ongunstige invloed uitgeoefend op het aantal in aanbouw genomen woningen. Mede ten gevolge van de maatregelen tot het herstel van het economisch en financieel evenwicht is de woningproduktie thans weer stijgende, zodat verwacht mag worden, dat zowel in 1958 als in 1959 met de bouw van 8o ooo woningen een aanvang zal worden gemaakt.

Ten slotte ondervindt het uitgavenpeil de gevolgen van onze snelle bevolkingsgroei en de daarmede gepaard gaande economische, sociale en culturele activiteiten, met name ook ten behoeve van investeringen voor woningbouw, onderwijs, wegen, kanalen, waterwerken enz. Een hoog niveau van besparingen voor het welzijn van ons volk nu en in de toekomst is dringend geboden. Het beleid zal daarop dan ook gericht blijven. Ook bij de uitwerking van het bezitsvormingsbeleid op onderscheidene terreinen zal met deze omstandigheid rekening worden gehouden.

De begroting 1959 vertoont een tekort. Dit is in de huidige situatie van de conjunctuur binnen zekere grenzen aanvaardbaar, al is grote voorzichtigheid geboden. Ondanks het ten slotte toch hoge totaalbedrag van de uitgaven is bij de voorbereiding van de begroting sterke beperking betracht. Een beroep op de kapitaalmarkt ter financiering van het mede door de genoemde factoren veroorzaakte begrotingstekort is noodzakelijk. Dit beroep – en daarmede de omvang van het begrotingstekort zal zijn grenzen dienen te vinden in de eisen, die aan de kapitaalmarkt uit anderen hoofde zullen worden gesteld. Daarbij valt, naast de behoeften van het bedrijfsleven, meer in het bijzonder te denken aan die van de gemeenten, die hun kapitaaluitgaven ook in de toekomst slechts met langlopende leningen zullen mogen financieren en bovendien nog staan voor de noodzaak van een geleidelijke consolidatie van hun vlottende schuld. Deze noodzakelijke begrenzing van het beroep van het Rijk op de kapitaalmarkt en dus ook van het begrotingstekort heeft het gevolg, dat niet te ontkomen valt aan een verlenging van de tijdelijke belastingverhogingen.

Handhaving van onze concurrentiepositie op de internationale markten blijft een van de fundamentele voorwaarden voor een evenwichtige economische ontwikkeling, vooral met het oog op de werkgelegenheid. Derhalve is ook in het komende jaar een zo stabiel mogelijk loonniveau noodzakelijk.

De steeds groter wordende onderlinge afhankelijkheid van landen en werelddelen gebiedt een actief beleid op het terrein van de internationale samenwerking. Naast het werk van de Verenigde Naties steunt de Regering derhalve krachtig alle pogingen tot nauwere samenwerking van de vrije wereld. Historisch gezien is in korte tijd veel bereikt, maar nog steeds treden de vrije landen onvoldoende eensgezind op. Verdieping en uitbreiding der samenwerking is noodzakelijk.

De Regering streeft met alle kracht naar het tot stand komen van een Vrijhandelszone, die in aansluiting aan hetgeen op het gebied der economische samenwerking in Europa reeds tot stand werd gebracht een zo vrij mogelijk handelsverkeer over een zo ruim mogelijk gebied zou kunnen bevorderen.

De Republiek Indonesië heeft met schending van alle rechtsregelen een reeks van maatregelen tegen Nederland en Nederlanders getroffen, waardoor het verblijf van onze landgenoten in Indonesië vrijwel onmogelijk is gemaakt. Bedrijven en bezittingen zijn zonder enige vergoeding in beslag genomen. Verplichtingen worden niet nagekomen, zelfs indien zij voortvloeien uit na de soevereiniteitsoverdracht verleende kredieten en gesloten overeenkomsten.

In het afgelopen jaar repatrieerden 37.000 landgenoten. Velen spannen zich op lofwaardige wijze in om hen zich bij ons thuis te doen voelen en nieuwe werkgelegenheid hier en elders voor hen te vinden.

Voor de toekomst van Nederiands-Nieuw-Guinea hecht de Regering grote waarde aan de samenwerking met Australië, welke tot uitdrukking is gekomen in de Nederlands-Australische verklaring van november 1957. In gemeenschappelijk overleg gaan beide regeringen thans na welke praktische maatregelen geboden zijn om de doelstellingen van deze verklaring – waaronder het streven naar zelfbeschikking – te verwezenlijken.

Het afgelopen jaar is in menig opzicht moeilijk geweest. Toch is er reden voor erkentelijkheid. De grote spanningen, waaraan onze volkshuishouding was onderworpen, zijn voor een belangrijk deel verdwenen. Daarmede is voor ons land – tenzij internationale ontwikkelingen dit onverhoopt doorkruisen – de grondslag gelegd voor een hervatting van een opgaande lijn van produktie en welvaart.

De ontwikkeling der kernenergie voor vreedzame doeleinden, ten aanzien waarvan ook de eigen activiteit van Nederland groeiende is, kan voor de toekomst van groot belang zijn. Zij zal hoge eisen stellen met betrekking tot investeringen, vorming van wetenschappelijke krachten en waarborgen voor de volksgezondheid. Dat althans op dit gebied ook in wereldwijd verband vruchtbaar overleg mogelijk blijkt, is een verheugend element in de internationals verhoudingen.

De wijze, waarop aan de tegenslagen, die ons land hebben getroffen, het hoofd is geboden, was weder getuigenis van de veerkracht en het weerstandsvermogen van ons volk.

Bij een goede samenwerking tussen Regering en volksvertegenwoordiging zullen ook de nog bestaande moeilijkheden kunnen worden overwonnen. Terwijl de financiële toestand tot voorzichtigheid noopt ten aanzien van nieuwe overheidsuitgaven en van kostenverhogende maatregelen in het bedrijfsleven, zal het ongetwijfeld mogelijk blijven een beleid te voeren, dat de geestelijke, economische en sociale ontplooiing van onze volkskracht stimuleert.

Met de bede, dat God U wijsheid moge schenken bij de vervulling van Uw verantwoordelijke taak, verklaar ik de gewone zitting der Staten-Generaal geopend.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *