Mijne Heeren!
De plegtigheid van dit oogenblik heeft voor Mij eene meer dan gewone beteekenis. Mijn beminden oudsten Zoon aan Mijne zijde te zien, bij het openen der Vergadering van de Staten-Generaal, vervult Mijn hart met dankbaarheid aan God, Die zijn leven gespaard, zijn aanleg ontwikkeld en zijn jeugd in zoo vele opzigten gezegend heeft.
Het Volk, door U vertegenwoordigd, heeft met blijdschap het tijdstip gevierd, waarop wederom een Prins van Oranje het staatkundig leven is ingetreden.
De blijken van liefde tot Mijn Huis, bij die gelegenheid aan den dag gelegd, hebben Mijne begeerte versterkt om al Mijne krachten te wijden aan het welzijn van het Land, voor welks geluk Mijne Voorvaderen geleefd, en hun bloed gestort hebben.
Aan Mijne Regering valt bij voortduring de rustige taak te beurt, het vrije genot te bevorderen van de zegeningen der beschaving en des vredes. Mijne betrekkingen met alle Mogendheden zijn van den meest vriendschappelijken aard; en terwijl met een naburigen Staat het handelsverkeer voor de voortbrengselen van den geest door een onlangs gesloten verdrag is vrijgemaakt, wordt in het verwijderd Oosten, door de pogingen Mijner Regering, voor onze Indische Bezittingen de handel meer en meer van belemmeringen ontheven, en is het Rijk van Japan voor den wereldhandel toegankelijk gemaakt. De veiligheid echter van ’s Rijks grondgebied vordert het aanwezen van wapenkrachten ter verdediging. Ik kan U de verzekering geven, dat de Zee- en Landmagt zich Mijne zorgen waardig betoonen.
De rust, door vrede en veiligheid geschonken, doet, onder’s Hemels zegen, de meeste bronnen van volksbestaan mildelijk vloeijen.
De stremming in den algemeenen geldsomloop welke eenige maanden geleden handel en nijverheid bedreigde, was gelukkig van korten duur.
De oogst van dit jaar belooft betere uitkomsten dan aanvankelijk werden verwacht.
De gunstige staat van ’s Lands geldmiddelen zal U blijken uit de mededeelingen, die bij het aanbieden van de Staatsbegrooting U zullen gedaan worden.
Kunsten en Wetenschappen worden met toenemende belangstelling beoefend.
Ook in onze Overzeesche Bezittingen heerschen rust en welvaart. Mijne Regering bevlijtigt zich, door een regtvaardig bestuur, door de stoffelijke en zedelijke ontwikkeling te begunstigen en de instellingen te eerbiedigen van de bevolkingen aldaar aan het Nederlandsch gezag onderworpen, vertrouwen en gehechtheid aan te kweeken. Mogt des met te min dat gezag worden miskend, dan is eene talrijke en welgeoefende Zee- en Landmagt dáár, om het krachtdadig te handhaven.
Het genot van al dezen voorspoed, Mijne Heeren!, moet ons aansporen tot ijver om onze Staatsinstellingen te verbeteren en te voltooijen.
Nieuwe of gewijzigde Ontwerpen van Wetteii zijn gereed om U binnen korten tijd te worden aangeboden.
Uw onderzoek van de Staatsbegrooting zal Met zijn afgeloopen, zonder dat een voorstel tot regeling van de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen U ter beoordeeling zal zijn voorgelegd.
De Wets-ontwerpen, die U onverwijld zullen worden aangeboden, tot ondersteuning van den aanleg van spoorwegen en ter tegemoetkoming in de financiële bezwaren van onderscheidene gemeenten, mogen offers van de schatkist vorderen, de toestand van ’s Lands financlun gceft mij bovendien de vrijheid om U eenige verligting voor te stellen van de lasten der ingezetenen. Verschillende Wetten betreffende de Belastingen, zullen aan Uwe beraadslaging onderworpen worden. De wenschelijkheid van voortdurende schulddelging zal daarom niet uit het oog worden verloren.
Is het altijd met smart geweest, wanneer Ik heb moeten gewagen van eene slavenbevolking onder het gebied der Nederlandsche Regering, Ik hoop, dat de maatregelen die beraamd zijn om aan dien toestand een einde te maken Uwe goedkeuring zullen kunnen verwerven.
Op nieuw zal eene poging worden gedaan om, door gemeen overleg, den staat van onzekerheid te doen ophouden waarin de zamenstelling der Regterlijke Magt en het beleid der justitie verkeeren. Maar niet minder noodig is het, en evenzeer eischt het een grondwettig voorschrift, dat een Nederlandsch Wetboek van Strafregt tot stand kome. Ter vaststelling van de beginselen welke daarbij zullen aangenomen worden, zal Uwe medewerking worden ingeroepen, en Uwe overweging daarvan zal gelijktijdig kunnen geschieden met het onderzoek van een nieuw Ontwerp van Wet op de Regterlijke Organisatie.
Regeling van den werkkring van den Raad van State; herziening der tabellen waarbij het Rijk verdeeld is in kiesdistricten; bepalingen omtrent den doortogt en het vervoer van landverhuizers; voorschriften ter verzekering van het algemeen belang bij het gebruik van spoorwegen; inrigting van de Nationale Militie; voorzorgen bij de uitoefening der Geneeskunst; – ziedaar eenige der andere onderwerpen waaromtrent U, binnen kort, ontwerpen van wetten zullen worden aangeboden.
Mijne Heeren! Het gewigt van deze Uwe werkzaamheden voegt zich bij de gewaarwoordingen van Mijn Vaderhart, om de plegtigheid van dezen dag voor Mij buitengewoon belangrijk te doen zijn. Zij zal het ook voor U worden, wanneer bij het terugzien op de taak die U wacht, de bewustheid U zal mogen ten deel vallen van veel te hebben tot stand gebragt ten beste van het dierbaar Vaderland.
God schenke daartoe Zijnen zegen!
Ik verklaar deze Vergadering van de Staten-Generaal te zijn geopend.