Mijne Heeren!
Wij voldoen aan de vereerende opdracht des Konings door Uwe vergadering op heden te openen. Het is ons aangenaam daarbij te mogen mededeelen, dat ‘s Konings betrekkingen met alle Mogendheden van den meest vriendschappelijken aard zijn, en dat de zee- en landmacht aan Zijne Majesteit reden van tevredenheid geven.
De druk, waaronder vele takken van handel en nijverheid lijden, bleef niet zonder invloed op de opbrengst der geldmiddelen; lettende op dit, zoo wij hopen, voorbij gaand verschijnsel, is ’s lands financieele toestand bevredigend. Vermeerdering van middelen door hoogere belasting behoeft U niet te worden gevraagd.
De berichten omtrent den oogst luiden over het algemeen gunstig; de gezondheid van den veestapel is zeer voldoende; dat de bedrijven van den landman en veehouder, behoudens uitzonderingen, minder winstgevend zijn dan voor eenige jaren, is aan verschillende oorzaken toe te schrijven; de Regeering is voornemens een onderzoek aan eene Koninklijke commissie van deskundigen op te dragen zoowel naar die oorzaken, als naar hetgeen nader in het belang van den landbouw van Staatswege te doen ware.
Wij hopen zoo spoedig als de aard van de zaak toelaat, voor zoover dit van de Regeering afhangt, de herziening der Grondwet in staat van openbare behandeling te brengen en vleien ons dat de beslissing der Wetgevende Macht over dat gewichtige onderwerp niet laat in deze zitting moge plaats hebben. Met het oog daarop heeft de Regeering begrepen, bij de samenstelling der Staatsbegrooting, alleen voor zoover strikt noodig is nieuwe onderwerpen ter sprake te moeten brengen.
Andere onderwerpen van wetgeving dan de Grondwet mogen echter niet worden verwaarloosd; alzoo zullen U voorstellen bereiken omtrent eene herziening van de wet op het notarisambt, betreffende het recht van vereeniging en vergadering en betreffende de Nederlandsche Bank, terwijl Uwe aandacht wordt ingeroepen op het belang van eenige sedert het vorig jaar aanhangige wetsontwerpen.
Spoedig zullen aan Uwe overweging maatregelen worden onderworpen tot afwering van de schade die het algemeen belang zou lijden door eventueelen stilstand van suiker-ondernemingen in Oost-Indië.
In het Noorden van Sumatra is voortdurende waakzaamheid noodig. Van volharding in de aangenomen gedragslijn wordt, op goede gronden, allengs verbetering van den toestand verwacht.
In het Oostelijke deel van dat eiland beleeft de Europeesche landbouw een tijdvak van bloei; aldaar werden groote belangen ernstig bedreigd door vijandelijke invallen, waartegen echter met goed gevolg krachtige maatregelen werden gesteld.
Het leger in Nederlandsch-Indië, dat, evenals de zeemacht aldaar, op loffelijke wijze de gevorderde diensten verricht, wordt geteisterd door eene ziekte die, ofschoon thans verminderende, zorg baart en tot wier bestrijding niets onbeproefd wordt gelaten.
Door tijdelijke uitbreiding van de legersterkte wordt zooveel mogelijk te gemoet gekomen aan de bezwaren, die uit het groot getal zieken en herstellenden, vooral onder het inlandsch gedeelte van het krijgsvolk, voortvloeien.
Met den wensch dat, onder Hoogeren zegen, Uwe werkzaamheden vruchtbaar zullen zijn voor ’s lands belangen, verklaren wij, in naam en op last des Konings, deze vergadering der Staten-Generaal te zijn geopend.