Om rede van de troonrede

de troonrede als parlementaire dia van de tijd

mr.dr. Pieter C. Lagas (september 2001)

1. Inleiding

“’t Is Mijne Rede en niet die der Ministers” zo sprak Koning Willem II” over de troonrede bij gelegenheid van de bespreking van de aanhangige Grondwetswijzigingen in 1845.

De gedane uitspraak is inmiddels met de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid reeds ruim 150 jaar in strijd met de werkelijkheid.

Wat valt er thans te zeggen omtrent de rede en de reden van haar bestaan in de parlementaire werkelijkheid? Is de troonrede een slechts rituele bestuurlijke exercitie, een cultureel evenement of moeten we haar anderszins een bijzondere waarde toedichten.

In dit verkennend artikel een rondgang langs 187 jaar Nederlandse troonredes.

2. Het instituut troonrede en haar Nederlandse Grondwettelijke borging

De wortels van het instituut troonrede liggen voor het overgrote deel in de Engelse bestuurscultuur. Reeds in de vroege geschiedenis vinden we de betrokkenheid van de vorst bij de werkzaamheden, in het bijzonder de opening van het parlement. J.J. Raepsaet vermeldt in dit verband het jaartal 1065.

In de 19e eeuw vinden we de troonrede in alle monarchale landen van Europa waar parlementen zijn gevestigd. Met de erodering van monarchale systemen in vooral het begin van de 20e eeuw zien we ook de troonrede verdwijnen. Anderzijds vinden we ook bij andere staatsvormen een figuur die lijkt op de troonrede en waarbij het staatshoofd een -soms rituele en soms meer politieke- functie heeft bij de activiteiten van het parlement.

Na de Franse tijd vinden we de troonrede vooreerst in de Grondwet voor de Vereenigde Nederlanden waar in artikelen 64 en 65 wordt voorgeschreven dat de vergadering van de Staten-Generaal door “…de Souvereinen Vorst of door een commissie Zijnentwege…” wordt geopend en gesloten. De gewone vergadering wordt daarbij geopend op de eerste maandag van November.

Bij de vestiging van de Nederlandse constitutionele monarchie via de Grondwet van 1815 vindt die actie plaats door de Koning (of door de door hem aangezochte commissie) op de derde maandag in Oktober. Latere grondwetten continueren de bestendiging. In de Grondwet van 1848 wordt de datum verschoven naar de derde maandag in September om reden van het feit dat er voldoende tijd moest zijn voor een behoorlijke bespreking en vaststelling van de begroting. Met de Grondwet van 1887 wordt de datum weer verschoven. Nu naar de ons vertrouwde datum van de derde dinsdag in September. Deze actie werd ondernomen om kamerleden in het vervolg niet meer op zondag te hoeven laten reizen.

Navolgende Grondwetswijzigingen continueerden de gekozen datum. De Grondwetswijziging van 1983 bracht een andere belangwekkende wijziging. De bepalingen omtrent het sluiten en openen van de jaarlijkse zittingen van de Staten-Generaal alsmede het onderscheid tussen gewone en buitengewone zittingen werden uit de Grondwet verwijderd. Daarnaast werd de optie ingebouwd om bij wet het tijdstip van het uitspreken mogelijk te vervroegen.

Bij de behandeling van de Grondwetswijziging van 1983 werd geoordeeld dat het jaarlijks beëindigen en aanvangen van de werkzaamheden een zaak van het parlement zelf is. De Staten-Generaal zouden voorts moeten worden gezien als permanent college. Het hanteren van term “zitting”, die geopend dan wel gesloten zou moeten worden, werd in dit perspectief niet meer als passend geacht.

3. De functie en evolutie van de troonrede

Vanaf het moment der vestiging van de constitutionele monarchie in Nederland (1815) tot 1983 had de troonrede een zeer specifieke functie. Via de rede werden gewone en buitengewone zittingen van het parlement geopend.

De plaats van handeling was daarbij uiteraard van bijzonder belang. In ons parlementair stelsel is de troonrede als traditie zeer hecht verbonden met de Ridderzaal. Die traditie kennen we eigenlijk pas sinds het begin van de 20e eeuw. Na de restauratie van de Ridderzaal in de periode 1902-1904 werd besloten om de opening van het parlementaire jaar voortaan in die zaal te doen plaatsvinden.

Op dinsdag 20 september 1904 werd door Koningin Wilhelmina voor het eerst een troonrede in de Ridderzaal uitgesproken.

Troonrede 1904 (Koningin Wilhelmina)

Voor die tijd -sedert 16 oktober 1815- geschiedde de opening in de (voormalige) vergaderzaal van de Tweede Kamer aan het Binnenhof. Eerder werd ook gebruik gemaakt van de Trèveszaal.

De Trèveszaal

Zijaanzicht Ridderzaal 1904

De toonzetting van de troonrede is in de loop der jaren nadrukkelijk bepaald door het staatkundig en parlementair kader waarbinnen zij werd uitgesproken.

In het bijzonder in de regeerperiode van Koning Willem I was de troonrede in stijl nog een echte troonrede: “De dag, op welken ik deze troon mag omringd zien van Staten-Generaal,…vervult een’ der vurigsten wenschen van mijn hart….”

Koning Willem I

De “dienaren der troon” werden alszodanig toegesproken in de hoedanigheid van absoluut monarch. Uit de teksten blijkt hoezeer de vorst regeert (“mijn pogingen zijn gericht op”, “het is mij aangenaam u een verslag te geven”, “mijne aandacht blijft steeds gevestigd op”.etc.).

Na de Grondwetsherziening van 1848 verandert ook de oorspronkelijk monarchale toonzetting van de troonredes spoedig, in het bijzonder na het aantreden van het eerste kabinet Thorbecke.

J.R.Thorbecke (1866)

De invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid geeft de tekst der redes een meer zakelijke en ten opzichte van de Koning meer afstandelijke stijl. In de loop van de 19e eeuw zien we dat de troonrede zich ontwikkelt als enerzijds een rede waarbij wordt gemeld wat er in sociaal en historisch perspectief beschouwd in het land aan de hand is en anderzijds een rede waarin wordt opgesomd welke concrete regeringsvoornemens (in de vorm van wetgeving en plannen) in de komende periode aan de orde zullen zijn.

Vooral de eigenschap van opsommingskader van wetgevings- en bestuurlijke feiten lijkt door de jaren heen zeer sterk met de troonrede verbonden.

In de jaren zeventig van de 20e eeuw komt er kritiek op het droge opsommende karakter van de troonrede. Nadien worden er pogingen gedaan om de formuleringen wat meer -taalkundig- begrijpbaar en mede daardoor voor het publiek meer toegankelijk te maken. In het bijzonder oud-kamervoorzitter A.Vondeling brak in 1976 een lans voor de constructie van een meer begrijpelijke troonrede:

“De troonrede is er voor de burgers èn in het bijzonder om begrepen te worden”. De toenmalig directeur van de Staatsdrukkerij, Th.H.Oltheten, voegde daaraan -in het perspectief van een adequate en passende informatieoverdracht- nog het volgende toe:

“…Op de derde dinsdag van september wordt de troonrede door radio en televisie naar de huiskamers gezonden. Over de radio horen we de stem van de Koningin, die de inhoud van de troonrede vertolkt. Haar snelheid van spreken en haar stembuigingen beïnvloeden de manier waarop wij de inhoud horen en verstaan. De televisie geeft ons een andere vorm van informatie. We zien de Koningin in de Ridderzaal en haar gelaatsuitdrukking en gebaren tijdens het spreken geven een zekere variatie aan de tekst. Zo gaat de vormentaal een rol spelen. Maar het plechtig karakter van de troonrede legt de persoonlijke uitdrukkingswijze van de Koningin aan banden…..”

Al te moeilijke en zwaarwichtige taalkundige constructies lijken na de kritiek van de jaren zeventig uit de troonrede te zijn verdwenen. Toch zal de inhoud van de troonrede voor de gemiddelde burger nog steeds moeilijk te doorgronden zijn.

Immers hij kent veelal de bestuurlijke draagwijdte van de compacte taalkundige formuleringen niet of nauwelijks. Voor die burger blijft de troonrede meer een vormelijk ceremonieel van onze nationale eenheidsstaat. Een toespraak tevens waarbij in algemene termen uiting wordt gegeven dat “er bestuurlijk werk in uitvoering is”.

In de laatste decennia is de troonrede door diverse innovatie ondertussen wel een meer integratief document geworden dat enerzijds melding maakt van de beleidsvoornemens van het kabinet, doch anderzijds ook informatie geeft over de -historische c.q. sociaal-maatschappelijke- toestand in de wereld, in het bijzonder in Nederland.

Bij Grondwetswijziging van 1983 werd -conform eerdere indicatie in dit artikel- gebroken met de traditie van opening (en sluiting) van de zitting van het parlement.

Op 20 september 1983 werd “de zitting” aldus niet langer meer door het staatshoofd voor geopend verklaard. Op “de derde dinsdag” werd voortaan “door of namens de Koning in een verenigde vergadering van de Staten-Generaal een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid gegeven.

Met de traditie van Prinsjesdag werd niet gebroken. Het uitspreken van de troonrede werd beoordeeld als een belangrijk aspect van ons staatsrechtelijk systeem daarnaast is de derde dinsdag een markeringspunt voor de indiening van de begroting van het komend parlementair jaar. In het voorjaar van 1999 komen er additioneel vanuit het parlement voorstellen om een “derde woensdag in mei” te introduceren waarbij -in het perspectief van de voorliggende begroting – een inhoudelijk debat tussen kabinet en parlement over belangwekkende beleidsvoornemens zou kunnen plaatsvinden.

Inmiddels is dit idee in het jaar 2000-2001 gerealiseerd en presenteerde de minister van financiën op woensdag 15 mei 2001 voor de eerste maal “het koffertje” met de stukken voor de derde woensdag in mei. Vooralsnog wordt deze dag aangeduid met “woensdag gehaktdag” of -meer “parlementair” de “dag van de verantwoording”.

4. De inhoud van de troonrede

Inmiddels omspant de Nederlandse constitutionele monarchie, en de korte periode waarin Willem I nog geen Koning doch souverein vorst was, zo’n 187 jaar aan troonredes. Beschouwing van die troonredes naar inhoud levert de lezer een pluriformiteit aan redactionele vormgeving. De teksten leveren voorts in kwantitatieve en kwalitatieve zin een pluriform beeld; lange als korte teksten met veel dan wel weinig vorm en/of inhoud, een ontwikkeling van diverse spellingsvormen en stijlen etc.

In de eerste decennia van de 19e eeuw weerspiegelt de tekst van de troonredes nadrukkelijk de macht van de vorst. De inhoud van die rede werd dan ook sterk door hem beïnvloed ofschoon het al in 1819 gebruik wordt dat niet meer de Koning met diens secretaris de rede concipieert. Deze activiteit werd al snel grotendeels gedeeld departementaal werk én sinds 1848 -gecoördineerd door de minister-president- onder de figuur van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Daarmee en daardoor werd de troonrede naar inhoud in formele zin ‘kroonrede’.

De constructie van de troonrede is een gezamenlijke actie van alle betrokken departementen. Het maken van de troonrede is in eerste instantie “ambtenarenwerk”. Ieder departement heeft immers zijn eigen wensenlijstje omtrent wat vermeld moet worden. In de maand(en) voorafgaand aan de maand september vraagt de minister-president aan de collega-ministers een bijdrage te leveren voor de troonrede. Het daarop geconstrueerde concept wordt vervolgens in de ministerraad besproken en mogelijk geamendeerd.

Nadat de diverse ministers hun commentaar hebben geleverd wordt een nader concept definitief vastgesteld en via de minister-president aan de Koning(-in) voorgelegd en besproken.

5. 187 jaar troonredes in vogelvlucht

In de navolgende alinea’s een inventarisatie op hoofdlijnen over de aard en inhoud van 187 jaar Nederlandse troonredes. Het gaat hierbij om een zeer grofmazige schets. Algemene trendlijnen worden geïndiceerd alsmede gebeurtenissen die de samenleving diepingrijpend raakten.

Vermeldenswaard is dat sinds 1848 53 kabinetten aan het in de troonrede geformuleerde kabinetsbeleid zijn gelieerd.

Periode Koning Willem I: (1814-1840)

De troonredes uitgesproken door Willem I staan in het perspectief van de heerschappij van een absoluut (wellicht enigszins “verlicht”) monarch. De nadruk ligt voor een groot deel op de bevordering van de handel en nijverheid, de verbetering van internationale betrekkingen en het gezond maken en houden van ‘s-lands financiën. Vooral in de eerste jaren wordt bijzonder aandacht geschonken aan landbouw (graanhandel), visserij, mijnbouw, het onderhoud en de bouw van waterkeringen, vesting- en havenwerken en de verbetering van de ‘nationale militie’. In de jaren twintig en dertig wordt de aandacht -mede in handels- en militair perspectief beschouwd- daarbij meer en meer gericht op de “Overzeesche bezittingen” (Curacao, Java, Oost-Indië en West-Indië i.h.a.). In de jaren dertig treffen we de Belgische kwestie die uiteindelijk resulteert in de afscheiding van “Zuid-Nederland”. Door de jaren heen is er actie op het terrein van herziening van de organisatie van rechtspleging, de rechterlijke macht en (het beleid van) justitie. In het jaar 1826 wordt melding gemaakt van “een verschrikkelijk onheil dat de stad Ostende heeft getroffen”; een ontploffing in het Buskruitmagazijn: “deszelfs oorzaak en uitwerkselen worden nauwkeuriglijk onderzocht…” Het jaar 1837 meldt het vooruitzicht van de aanleg “eener ijzerbaan”. In dit tijdvak is er voorts aanzienlijke groei van handel, fabrieken en nijverheid. Daarnaast is er een nadrukkelijke bevordering van het vervoer over weg en water.

Resumerend beschouwd spreekt uit de troonredes van Willem I bij uitstek “koopmansgeest”.

Periode Koning Willem II (1840-1849)

Koning Willem II gaat verder op het door zijn vader ingeslagen pad; handel, nijverheid en landbouw alsmede de “Overzeesche bezittingen” hebben voortgaand de bijzondere aandacht. Nederland gaat ook verder met landwinning (1843: de drooglegging van de Haarlemmermeer) en de aanleg van “ijzeren spoorwegen” (1845: verbinding Amsterdam-Utrecht). In 1847 maakt Willem II melding van de belangrijke Grondwetswijziging die op stapel staat. In 1848 spreekt de rede over de daadwerkelijke wijziging van de Grondwet; een tijdvak van gewijzigde (machts-)verhoudingen tussen vorst en kabinet zou hiermee aanvang nemen.

Periode Koning Willem III (1849-1890)

De troonredes van Willem III zijn niet bijzonder lang; mogelijk zag de vorst de rede als een noodzakelijk kwaad. Willem III geeft aan het prijzen der krijgsmacht in zijn redes bijzondere prioriteit. In de jaren vijftig, zestig en zeventig wordt melding gemaakt van gunstige ontwikkelingen in handel, nijverheid, landbouw en economie in algemene zin; het lijkt Nederland (met zijn koloniën) voor de wind te gaan. De organisatie van het binnenlands bestuur wordt verbeterd door een nieuwe gemeente- en provinciewet. De constructie van nieuwe spoorwegen en daarbij ook de telegraaf is inmiddels ook in volle gang. Aan het eind der jaren vijftig wordt de afschaffing van de slavernij -in de koloniën- aan de orde gesteld. De koloniën krijgen overigens in het algemeen in het kader van handel -en mogelijke “onrust” aldaar veel aandacht in de redes. De troonrede van 1861 benadrukt hoe zeer Nederland vecht in zijn strijd tegen het water; overstromingen treffen in de winterperiode diverse provincies met alle ‘… noodlottige gevolgen van ijsgang en overstrooming….’ Andere rampen blijven ook niet uit: in 1865 wordt de veeteelt getroffen door veetyfus en in de volgende jaren de Nederlandse bevolking door een cholera-epidemie. In de jaren zeventig meldden de redes uitvoering van nieuwe projecten van infrastructuur; zo wordt de Moerdijkbrug in januari 1872 een feit. Van belang is ook de ontwikkeling van de stoomvaart die de aandacht krijgt. Daardoor krijgt Nederland in 1871 een betere en snellere verbinding met zijn koloniën. In de jaren zeventig en tachtig wordt in de redes melding gemaakt van de noodzaak van de herziening van de Kieswet. In het jaar 1880 meldt de troonrede in de aanhef de geboorte van prinses -later koningin- Wilhelmina.

Periode Koningin-regentes Emma (1890-1898)

Na het overlijden van Koning Willem III op 23 november 1890 nam Koningin Emma het regentschap met voortvarendheid ter hand. In de slipstream van de industriële revolutie wordt in het laatste decennium van de 19e eeuw en rond de eeuwwisseling melding gemaakt van diverse mogelijke wettelijke activiteiten op het terrein van verbetering van arbeidsomstandigheden. De troonrede van 1891 benadrukt:”…Maatregelen in het belang van de veiligheid en gezondheid in fabrieken en werkplaatsen en tot verzekering van het lot van oude of verminkte werklieden zullen… worden ontworpen. In 1892 wordt de bevolking op beperkte schaal getroffen door de cholera en de veestapel in de periode 1892-1895 door mond- en klauwzeer. In 1895 wordt in de troonrede melding gemaakt van een nieuwe regeling van het kiesrecht; invoering van het algemeen kiesrecht zou echter nog enige decennia vergen.

Periode Koningin Wilhelmina (1898-1948)

In de eerste troonredes van Koningin Wilhelmina klinkt een sociaal-maatschappelijk tij van verandering door. Aandacht is er voor onderwijs en de bescherming tegen kinderarbeid, de armenwet ( “verbetering van het armwezen”), de drankwet en wetgeving inzake het arbeidscontract. Ook de “overzeesche delen van het Koninkrijk” vullen jaarlijks voor een aanmerkelijk deel de inhoud van de troonrede. Het jaar 1906 meldt de afsluiting en de gedeeltelijke drooglegging van de Zuiderzee. In 1907 is er opnieuw een mond-en klauwzeer epidemie in ons land. Daarnaast wordt melding gemaakt van de mogelijke droogmaking van de Wieringermeer. De troonrede van 1909 wordt niet door Koningin Wilhelmina uitgesproken; de reden is gelegen in de geboorte van Prinses Juliana eerder dat jaar. Tal van wetten ter adequate regeling van wonen, werken en onderwijs krijgen hun beslag (wijzigingen in de Arbeidswet, het verbod van vrouwennachtarbeid, invaliditeitswetgeving, de Woningwet etc.). Voorts zien we in het eerste decennium van de 20e eeuw bijzondere voortgang op het terrein van de ontwikkeling van infrastructuur (waterwegen, spoorlijnen).

In 1911 wordt ons land wederom geplaagd door mond-en klauwzeer.

In het tweede decennium van de 20e eeuw staan de troonredes voor een belangrijk deel in het teken van de aanzienlijke wijziging van het kiesrecht.

De grote schaduw die door de Eerste Wereldoorlog over Europa wordt geworpen krijgt voorts bij uitstek de aandacht in de redes van de jaren 1914-1919.

Ook de ontwikkeling van sociale verzekeringswetten voor arbeiders staat in deze en navolgende jaren in het vizier. Het is tevens de periode waarin (de eerste) tekenen van economische crisis zich nadrukkelijk laten zien. Anderzijds wordt ook melding gemaakt van technische noviteiten: electriciteit wordt relevant voor het maatschappelijk leven.

In de aanvang van de jaren dertig ademen de troonredes duidelijk de sfeer van de economische crisis die wereldwijd heeft toegeslagen. De teksten staan voor een belangrijk deel in het teken van werklozenzorg, arbeidsbemiddeling en werkverschaffing, noodmaatregelen ter voorkoming van het ineenstorten van onmisbare bedrijfstakken, mogelijk herstel van bedrijfsleven etc.

Aan het eind van de jaren dertig trekt opnieuw een slagschaduw over Europa; de aanhef van de troonrede van 19 september 1939 luidt: “Onder sombere omstandigheden kom Ik in Uw midden. Andermaal wordt ons werelddeel geteisterd door de verschrikkingen van een oorlog…”. Maatregelen voor mobilisatie worden uitgevaardigd. Het zou de “aankondiging” en de laatste troonrede zijn voor de Tweede Wereldoorlog. In de Londense jaren van Koningin Wilhelmina waren er in formele zin géén troonredes; in materiële zin werd de lacune opgevuld door de berichtgeving via Radio Oranje.

De eerste na-oorlogse troonrede wordt uitgesproken op 20 november 1945 en is uitzonderlijk lang. De rede staat in het teken van “herstel”; Nederland is zwaar beschadigd, de bevolking is in een groot aantal opzichten ernstig getroffen door vele jaren oorlogsellende. Ook de rede van 1946 is lang en gericht op de wederopbouw van alle maatschappelijke sectoren.

De aandacht is volop gevestigd op de toekomst. Daarbij wordt ook aandacht geschonken aan nieuwe projecten van landaanwinning en inpoldering. Voorts zijn er plannen voor een betere opbouw van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie; de instelling van “een sociaal-economische raad” wordt aangekondigd. Meer en meer komt er ook aandacht voor monetaire politiek.

Reeds spoedig komen ook de koloniën weer in het vizier; politioneel optreden van de krijgsmacht in Indonesië geeft Nederland nieuwe en extra zorgen. Daarenboven is er ook aandacht voor de constructie en vernieuwing van bestaande wetgeving. Zo wordt opdracht verleend tot vervaardiging van een nieuw Burgerlijk Wetboek. Een verdere uitbouw van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie staat ondertussen ook expliciet op de bestuurlijke agenda. De Stichting van de Arbeid houdt zich uitgebreid bezig met herziening van het stelsel van sociale verzekering.

Op 27 juli 1948 wordt een bijzondere openingsrede uitgesproken. Bijzonder enerzijds omdat Prinses Juliana in haar regentschap deze taak op zich nam, anderzijds bijzonder omdat in de rede een nieuwe rechtsorde voor Nederland, Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen in een nieuw staatkundig koninkrijksperspectief voor het voetlicht wordt gebracht.

Op 4 september 1948 doet Koningin Wilhelmina te Amsterdam afstand van de troon ten gunste van Prinses Juliana.

De inhuldiging van de nieuwe vorstin vindt plaats op 6 september 1948.

Periode Koningin Juliana (1948-1980)

Op 21 september 1948 spreekt Koningin haar eerste reguliere openingsrede uit. Ook vanuit Nederland wordt de toon gezet voor een meer brede samenwerking in en buiten Europa (Benelux, Pact van Brussel, Marshallplan). De toestand in Indonesië geeft Nederland nog steeds veel politieke en bestuurlijke zorgen. In ons land moet een nieuwe monetaire en een loon- en prijspolitiek een meer gezond economisch klimaat bewerkstelligen. In de volgende jaren staan de redes steeds meer nadrukkelijk in het teken van de constructie van nieuwe verhoudingen van Nederland ten opzichte van Europa, ten opzichte van zijn koloniën en ten opzichte van de bouw van de nieuwe “Westerse wereld”.

Financieel verkeert Nederland in moeilijke tijden, de staatsbegrotingen zijn moeilijk sluitend te krijgen en het land kampt met een aanzienlijke staatsschuld.

Ondertussen wordt een start gemaakt met de uitvoering van omvangrijke woningbouwprogramma’s; de woningnood in Nederland is groot.

In -het begin van- de jaren vijftig was de toestand in de wereld gespannen; niet de dramatische watersnoodramp krijgt in 1953 aandacht in de eerste alinea’s van de troonrede, doch de problematiek in Korea en Nieuw-Guinea, de ontwikkeling van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en de economische samenwerking via de constructie van de Organisatie voor Europese Economische samenwerking.

In reactie op de watersnoodramp wordt wel een groot aantal maatregelen getroffen; projecten van dijkherstel, schaderegelingen c.a. en later ook het Deltaplan ter betere bescherming van Zeeland en Zuid-Holland in het bijzonder.

In de jaren vijftig is de naoorlogse wederopbouw van Nederland in volle gang; de economie staat in het teken van expansie, industrialisatie en exportvergroting, de woningbouw van niet aflatende groei. Een regeling voor de algemene ouderdomsverzekering (AOW) ziet voorts het levenslicht.

De jaren zestig brengen in de troonredes en in Nederland een nieuw tijdsbeeld. In 1961 vinden we in de aanhef impliciet de bouw van de Berlijnse muur. De kwestie Nieuw-Guinea zorgt nog steeds voor nationale en internationale problemen. In het perspectief van blijvende woningnood hebben woningbouwprogramma’s nog steeds hoge prioriteit. In de aanhef van de troonrede 1965 worden diverse vorstelijke verlovingen gemeld. Voor het eerst vinden we in de rede naast aandacht voor verkeersonveiligheid ook aandacht voor milieuverontreiniging.

De Vietnam-oorlog maakt in deze jaren maatschappelijk en bestuurlijk indruk. Op straat wordt gedemonstreerd tegen de oorlog. De troonrede meldt dat “de beklemmende beelden die ons voor ogen komen ons doordringen met de noodzaak geschillen te beslechten door overleg en niet door geweld”. De aanhef van de troonrede van 1967 memoreert de geboorte van Willem-Alexander. Naast Vietnam is er nu ook oorlog in het Midden-Oosten.

Er is sprake van werkeloosheid in ons land, de vaargeul van de Nieuwe Waterweg wordt verbeterd en voorts bevindt het openbaar vervoer (in het bijzonder de spoorwegen) zich in “een moeilijke situatie”. In de late jaren zestig en de begin jaren zeventig gaat het “democratiseringsstreven” in de troonrede doorklinken (de hervorming van de bestuursstructuur van universiteiten komt op de agenda),voorts de indicatie van de mogelijke wijziging van de staatkundige verhoudingen met Suriname en de Antillen, er is geluidsoverlast door Schiphol en het milieuvraagstuk profileert zich meer nadrukkelijk.

In het midden van de jaren zeventig staat de rede in het teken van inkomensnivellering, de opkomst van de auto ( en de gelieerde verkeersonveiligheid), de oliecrisis, werkloosheid, mogelijke reorganisatie van het binnenlands bestuur, aanpak van het milieuvraagstuk, de groei van ontwikkelingssamenwerking en in het algemeen van “spreiding van inkomen, kennis en macht”. Aan het eind van de jaren tachtig wordt het economisch klimaat in ons meer somber; de troonrede van 1978 kondigt een algemene “matiging van inkomens” aan. Voorts is er een aanzienlijk financieringstekort. Verkeersveiligheid en ook veiligheid in het algemeen worden een meer knellend probleem.

Op 30 april 1980 doet Koningin Juliana afstand van de troon. In de rede bij de abdicatie voorziet zij voor de nieuwe troonopvolger Beatrix een complexe maatschappelijke en bestuurlijke toekomstige realiteit: “….Zij begint evenwel haar regeringsperiode in een heel moeilijk tijdsgewricht. Om de naaste en de verdere toekomst tegemoet te zien kost iedereen, daartoe geroepen, moed en veel verbeeldingskracht, vooral door de beperktheid van onze mogelijkheden in de internationale samenleving. De problemen en de zorgen zijn groot. De komende jaren lijken van beslissend belang te worden voor de mensheid…”

Periode Koningin Beatrix (1980- heden)

In -de aanvang van- de jaren tachtig kampt Nederland met een aanzienlijke economische recessie. ’s Rijksbegrotingen staan voor lange tijd in het teken van bezuinigingen. Het aantal werklozen en het aantal arbeidsongeschikten stijgt tot aanzienlijke hoogte. Nederland wordt daarbij meer en meer een pluriforme en multiculturele samenleving met alle problemen én kansen vandien. In de jaren tachtig wordt – met veel discussie- een aanvang gemaakt met de herziening van het stelsel van sociale zekerheid. Op het terrein van internationale veiligheid is er het vraagstuk van het al dan niet plaatsen van kruisraketten.

De troonrede van 1989 maakt impliciet melding van het verdwijnen van de Berlijnse Muur. Daarmee wordt het niet rustiger in de internationale wereld. In de volgende jaren worden in de troonrede ondermeer de Golfoorlog, de oorlog in voormalig Joegoslavië en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie gemarkeerd.

In de loop van de jaren negentig klimt Nederland geleidelijk aan uit het negatief economisch tij dat het voorgaand decennium beheerste. De economie trekt aan en de werkgelegenheid neemt weer toe tot zelfs (partiële) krapte op de arbeidsmarkt in en om de grens van het nieuwe millennium.

De nieuwe complexe samenleving kent haar eigen dynamiek (internationalisering, herziening van het stelsel van sociale zekerheid, opstelling van milieubeleidsplannen, diverse maatregelen ter regulering van de arbeidsmarkt mede gericht op herintreding etc.). Op organisationeel vlak wordt in de loop van de jaren negentig getracht de organisatie van het openbaar bestuur op nieuwe leest te schoeien in het bijzonder voor wat betreft het grootstedelijk gebied; de stadsprovincie doet haar intrede, maar verdwijnt weer alvorens te zijn ingevoerd. Zo blijft aandacht voor bestuurlijke (re-)organisatie een relevant vermeldingspunt voor de troonrede.

In de laatste twee decennia is het onderwerp veiligheid in de troonrede een steeds prominentere positie gaan innemen. In de jaren tachtig vinden we een accentuering van de reorganisatie van het politieapparaat alsmede de nadrukkelijke indicatie van toenemende crimininaliteit. De aandacht voor veiligheid wordt in de jaren negentig gecontinueerd in een meer integraal perspectief. Veiligheidsvraagstukken (preventie, overlast, fraude, -zware-criminaliteit) worden in de redes van de jaren negentig een kernthema.

Door de jaren heen zijn rampen die de samenleving treffen in de troonrede vermeld. Meest recent vinden we de aandacht voor de vuurwerkramp die op 13 mei 2000 in Enschede plaatsvond, de nieuwjaarsbrand in Volendam op 1 januari j.l. en de dramatische aanslagen in de V.S. op ondermeer het World Trade Center op 11 september 2001.

De troonredes van het laatste decennium weerspiegelen met nadruk de complexe dynamiek van de tijdgeest. Vraagstukken van internationalisering, differentiatie in arbeidsmarktproblematiek en werkgelegenheid in het algemeen, informatisering en moderne technologie, de pluriforme samenleving, veiligheid, verstedelijking, milieubeheersing krijgen bij uitstek de aandacht.

6. Tenslotte

Evident belangrijke functie van de troonrede is dat zij een neerslag geeft van het regerings- c.q. kabinetsvoornemen voor de komende bestuursperiode; een “destillaat van voorgenomen kabinetsbrouwsels”.

In de moderne Nederlandse parlementaire democratie lijkt de troonrede anderzijds vooral te moeten worden gezien als een -zij het grofmazige- parlementaire dia van de tijd.

Tussen de regels door wordt duidelijk wat Nederland beweegt én -mede in historisch perspectief beschouwd- in het voorafgegane jaar letterlijk en soms figuurlijk heeft bewogen. Geen ander publiekelijk staatsdocument geeft dit inzicht op dezelfde integratieve indringende wijze. Dit komt in het bijzonder door de gecomprimeerde stijl en vorm die aan de troonrede is gelieerd.

Naast de individuele waarde die elke troonrede kenmerkt moet er daarom nog een bijzondere “samenhangende” meerwaarde aan de totale verzameling van troonredes sedert 1814 worden toebedacht en verbonden.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *