Troonrede 19 september 1967

Leden der Staten-Generaal,

Met dankbaarheid denken mijn familie en ik terug aan de belangstelling en de gelukwensen die wij van velen in het Koninkrijk, meer in het bijzonder van U, mochten ontvangen bij de geboorte en de doop van onze Willem-Alexander.

De wereld waarin wij leven, wordt door tegenstrijdigheden gekenmerkt. Velen, zo niet allen, verlangen en streven naar vrede; desondanks wordt in vele streken bitter gestreden. Velen, zo niet allen, verlangen voor een ieder in deze wereld een volwaardig menselijk bestaan; desondanks moet op vele plaatsen een onophoudelijke strijd tegen honger, ziekte en onderdrukking worden geleverd. Het is deze situatie, waarin de idealen van vrede, gezondheid en vrijheid nog lang niet voor allen in vervulling zijn gegaan, die ons dwingt niet alleen de ontwikkeling van onze eigen samenleving te bevorderen, maar ons ook in te spannen op die gebieden waar wij iets voor anderen kunnen betekenen. De Regering ziet haar opdracht dan ook mede bepaald door de gedachte, dat slechts een eensgezinde en in financieel-economisch opzicht gezonde samenleving een vruchtbare bijdrage kan leveren tot het welzijn van de wereld.

De Regering is diep verontrust over de in Vietnam voortdurende en in hevigheid toenemende strijd, die een ontstellend menselijk leed veroorzaakt. Zij grijpt elke mogelijkheid aan om het tot stand komen van vredesonderhandelingen te bevorderen.

De gevechtshandelingen in het Nabije Oosten hebben andermaal aangetoond, hoezeer het nodig is aldaar te komen tot een blijvende regeling die alle partijen aanvaarden. Daarbij zal het uitgangspunt moeten zijn het bestaansrecht van alle souvereine naties in dat gebied en de mogelijkheid van een menswaardig bestaan voor allen die daar wonen.

De Regering acht voortgang inzake wapenbeperking en wapenbeheersing van het grootste belang. Zij blijft dan ook krachtige steun geven aan het spoedig tot stand komen van een verdrag ter voorkoming van verdere verspreiding van kernwapenen.

De Nederiandse defensie vormt een wezenlijk deel van de geïntegreerde verdediging van de NAVO-landen. Een aan de omstandigheden aangepast Atlantisch bondgenootschap is – ook na 1969- noodzakelijk voor de veiligheid en voorwaarde voor een verdere ontspanning tussen Oost en West. Het overleg met de landen van Oost-Europa wordt voortgezet en verdiept.

Ons land geeft aan de voltooiing van de gemeenschappelijke markt en aan de opbouw van de Europese economische unie zijn volle medewerking. Van centrale betekenis acht de Regering intussen de behandeling van de verzoeken om aansluiting bij de EEG van Groot-Brittannid, Ierland en de Scandinavische landen. Een wederom beletten van deze aansluiting, waardoor de splitsing in West-Europa zou worden gehandhaafd, zou de Regering zeer verontrusten en ongetwijfeld een ongunstige weerslag hebben op de voortgang van de Europese integratie.

De Regering verwacht, dat de komende Benelux-regeringsconferentie zal leiden tot nog nauwere samenwerking.

De positie van de ontwikkelingslanden vraagt bij de bepaling van het beleid steeds grotere aandacht van de Regering. Zij stelt voor de bijdrage voor ontwikkelingshulp in 1968 aanzienlijk te verhogen. Bovendien wil de Regering de in ons volk bestaande krachten meer dan te voren tot werkzaamheid brengen. De hulpverlening zal doeltreffender worden gemaakt door deze te richten op een kleiner aantal landen.

Ook in internationaal verband, zoals op de aanstaande Tweede Wereldconferentie voor Handel en Ontwikkeling, zal de Regering ijveren voor maatregelen ter versnelling van de sociaal-economische groei in de ontwikkelingslanden.

De Regering hecht bijzondere waarde aan het handhaven van de hartelijke betrekkingen tussen de landen van het Koninkrijk. Zij zal aan de ontwikkeling van Suriname en de Nederlandse Antillen bijstand blijven verlenen.

Ongeveer een jaar geleden begon de conjunctuur een aarzeling te vertonen. De aanvankelijke snelle toeneming van de werkloosheid – die vooral regionaal een belangrijke omvang aannam – baarde de Regering grote zorg. Zij voelt zich nauw betrokken bij het leed dat uit deze werkloosheid voor de werknemer en zijn gezin voortvloeit. Inmiddels zijn verschillende maatregelen genomen om aan de problemen tegemoet te komen. De vertraging in de ontwikkeling van produktie en investeringen is beperkt gebleven. Thans wordt in het buitenland een geleidelijk herstel verwacht. De Regering beoogt door haar beleid ertoe bij te dragen, dat ook in ons land een verbetering zal optreden. Ten einde dit herstel niet te verstoren door de overgang op het nieuwe Europese systeem voor de omzetbelasting, waartoe zeer binnenkort een wetsvoorstel zal worden ingediend, wordt de investeringsaftrek voor gebouwen heden hersteld. Mocht de werkgelegenheid – in het bijzonder voor de jeugd – zich nog niet bevredigend ontwikkelen, dan zal de Regering verdere maatregelen treffen.

Ondanks de ontspanning op de arbeidsmarkt blijft het zorgwekkend, dat de betalingsbalans zich nog onvoldoende heeft hersteld en dat kostenstijgingen hun invloed op de prijzen blijven uitoefenen. Dit houdt een ernstige waarschuwing in. Om in de toekomst een bevredigende groei van werkgelegenheid en welvaart te bereiken is in de eerste plaats een toeneming van de nationale besparingen nodig. Verbetering van de financiële positie van de overheid zal daartoe een bijdrage kunnen leveren. Daarnaast is een grote terughoudendheid geboden bij de loon- en salarisontwikkeling. Een verdere kostenstijging moet in het belang van de concurrentiepositie worden vermeden. Deze doelstellingen drukken ook hun stempel op het begrotingsbeleid.

In de Regeringsverklaring is reeds de overtuiging uitgesproken, dat een aanvaardbare begrotingsontwikkeling alleen kan worden bereikt door herziening van het uitgavenbeleid. Bij het opstellen van de begroting 1968 is duidelijk bevestigd, dat zonder een verdere belangrijke verzwaring van de belastingdruk slechts dan voldoende ruimte voor essentidle voorzieningen beschikbaar kan komen, indien op tal van andere onderdelen beperkingen worden aangebracht. Zo zijn er een aantal beslissingen tot herziening van het uitgavenbeleid genomen. Deze vinden hun weersiag in de rijksbegroting die U heden wordt aangeboden; voor een deel zullen zij pas in volgende begrotingen doorwerken.

Hoewel door de voorgestelde maatregelen de uitgavenstijging die bij ongewijzigd beleid zou zijn ontstaan, belangrijk kan worden beperkt, noopt de resterende stijging in 1968 toch tot enkele belastingmaatregelen. De Regering stelt voor de verhoging van de benzine-accijns die voor 1967 geldt, te handhaven en de omzctbelasting op enkele artikelen van 10 tot 12% te verhogen. De verder benodigde middelen zullen worden verkregen uit maatregelen die reeds ter verbetering van de belastingstructuur noodzakelijk zijn. Daartegenover zal een lastenverlichting voortvloeien uit een verhoging van de aanslaggrens voor de inkomstenbelasting.

Niet alleen de rijksfinanciën, doch ook de positie van het Gemeentefonds en de financiën van een aantal – vooral grote – gemeenten, geven aanleiding tot zorg. De Regering hoopt, dat door een samenspel van maatregelen binnen afzienbare tijd een belangrijke verbetering kan worden bereikt. Daartoe kan ook worden gerekend een verruiming van het gemeentelijke belastinggebied, waardoor de verantwoordelijkheid van de gemeentebesturen voor het eigen uitgavenbeleid beter tot haar recht kan komen.

De snelle ontwikkeling van de techniek, de voortschrijdende economische integratie en de gewijzigde kostenverhoudingen vergen vele veranderingen in de bestaande produktiestructuur van landen tuinbouw, visserij, handel en industrie. Of de mogelijkheden, die uit de voltooiing van het gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid voortvloeien, in voldoende mate zullen worden benut, is vooral afhankelijk van het tempo, waarin de structurele aanpassingen in het agrarische bedrijfsleven zich voltrekken. De begroting verzekert de voortzetting van het beleid dat deze aanpassing beoogt te ondersteunen. Ook de veranderingen die zich in het midden- en kleinbedrijf voltrekken, wil de Regering helpen ten goede te richten.

De versterking van de industriële structuur van ons land is zeer belangrijk. De Regering hecht veel betekenis aan het doen van onderzoekingen die een beter inzicht verschaffen in de ontwikkeling per bedrijfstak. Verder zal de Regering de uitvoering aanmoedigen van industriële projecten die van veel waarde zijn voor ons land en met name voor regionale gebieden met een nog zwakke economische structuur.

Grote inspanning van industrie en wetenschap op het gebied van speurwerk en technische ontwikkeling blijft geboden. De uitvoering van belangrijke ontwikkelingsprojecten bij de industrie zal de Regering bevorderen.

Met betrekking tot de woningbouw is het streven erop gericht in 1968 het bereikte niveau der jaarproduktie van 125.000 te handhaven.

Ten gevolge van deze hoog opgevoerde produktie is in grote delen van het land een situatie ontstaan, die het verantwoord maakt het systeem van strakke regulering van de huren te verlaten. De Regering zal de uitwerking daarvan nauwlettend volgen. Voorstellen tot wijziging van de Huurwet en van de desbetreffende bepalingen van het Burgerlijk Wetboek zullen U in de loop van dit zittingsjaar bereiken.

De Regering wil komen tot het vaststellen van een geheel van maatregelen, nodig om de eerste fase van het beleid betreffende de ruimtelijke ordening te kunnen uitvoeren.

De wegenaanleg zal met kracht worden voortgezet, mede ter versterking van onze economische positie. Ook de verbetering van de vaargeul naar de Nieuwe Waterweg zal in dit verband een gunstige invloed hebben. Bijzondere aandacht vraagt de moeilijke situatie waarin de spoorwegen, de openbare vervoersbedrijven in de grote steden en de binnenscheepvaart zich bevinden. Ten behoeve van de zeescheepvaart zal de Regering de totstandkoming bevorderen van een wet die verweer tegen ernstige vormen van vlagdiscriminatie mogelijk maakt.

Ter uitbreiding van de sociale zekerheid hoopt de Regering, dat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, waarvan het ontwerp bij U aanhangig is, spoedig tot stand komt. Voor de welzijnszorg acht zij deze wet, naast hetgeen in de afgelopen jaren is bereikt, van grote betekenis. De Regering is voornemens U in de loop van dit parlementaire jaar een ontwerp van wet inzake het minimumloon aan te bieden.

Voorts zal U een wetsontwerp bereiken ter bestrijding van de luchtverontreiniging.

Ook op andere terreinen ziet de Regering erop toe, dat de rechtsontwikkeling niet ten achter blijft bij de snelle maatschappelijke veranderingen. Zo zijn voorstellen van wet te verwachten op het gebied van het ondernemingsrecht, en wel betreffende de jaarrekening en de herziening van het enquêterecht bij de onderneming. Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer zal een wet aanhangig worden gemaakt om het afluisteren tegen te gaan.

Een voorontwerp van wet tot uitbreiding van de verantwoordingsplicht jegens de gemeenteraad zowel van de burgemeester als van het College van Burgemeester en Wethouders is gereed.

De instelling van de Staatscommissie van Advies inzake de Grondwet en de Kieswet wettigt de verwachting, dat de bezinning op deze staatswetten belangrijke vorderingen zal maken.

Naarmate de maatschappij zich sneller wijzigt en wijzigingen dieper ingrijpen in het leven van de enkeling, worden aan onderwijs, wetenschapsbeoefening, culturele en maatschappelijke ontwikkeling andere en zwaardere eisen gesteld. De regering wil de mogelijkheden blijven bieden om de problemen die hieruit voortvloeien, tot een oplossing te brengen. Zij acht hierbij de invoering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs en van de Wet op het Leerlingenwezen van veel belang; bijzondere aandacht zal zij schenken aan her- en bijscholing. Zo mogelijk nog in de loop van dit zittingsjaar zal zij U een nota aanbieden betreffende de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs en de verkorting van de studieduur.

Ons land kent vele waardevolle culturele en maatschappelijke voorzieningen, die echter nog niet in voldoende mate gebruikt worden. De Regering zal nagaan of de oorzaken hiervan liggen in onbekendheid of ongewoonte dan wel in gebrek aan middelen bij hen die zich tot nu toe afzijdig hielden.

Het beleid dat de Regering voert ter verbetering van de culturele en maatschappelijke levensomstandigheden van de gehele bevolking, heeft naar haar mening slechts kans van slagen, als ook algemeen de bereidheid leeft om mede-verantwoordelijkheid te dragen voor de opzet en de uitvoering van de nodige voorzieningen. Dit geldt in het bijzonder ook voor de jonge generatie. De Regering stelt zich voor deze zoveel mogelijk te betrekken bij de vormgeving van het beleid inzake onderwijs, vorming, ontwikkeling en ontspanning. Zij is bereid deze activiteiten naar vermogen te steunen.

Leden der Staten-Generaal,

De Regering zal in de toekomst haar beleid steeds meer baseren op meerjarenplannen. Zij hoopt daardoor bij te dragen tot een evenwichtige groei en veelzijdige ontwikkeling van onze samenleving. Zij verwacht, dat de drang naar vernieuwing die in de laatste jaren alom valt waar te nemen en die gepaard gaat met een groeiende behoefte bij ons volk om mee te denken over de toekomst van ons land, aan deze ontwikkeling ten goede zal komen.

Onder deze omstandigheden is een nieuw overleg tussen overheidsinstanties en vertegenwoordigende lichamen meer dan ooit noodzakelijk. Veel kan tot heil van het Koninkrijk en ons volk tot stand worden gebracht bij een vruchtbare samenwerking tussen Regering en Staten-Generaal.

Met de bede, dat Gods zegen op onze gezamenlijke arbeid moge rusten, verklaar ik de nieuwe zitting van de Staten-Generaal geopend.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *