Leden der Staten-Generaal,
In deze tijden van zware beproeving, zoo voor het Vaderland als voor Mijn Huis, Mij wederom in Uw midden bevindend, is het Mij eene behoefte allereerst uiting te geven aan Mijn warmen dank voor de treffende bewijzen van genegenheid en verknochtheid, die Ik gedurende de laatste maanden uit alle kringen van ons Volk heb mogen ontvangen.
Meer nog dan een jaar geleden ondervinden ook wij de gevolgen van de geestelijke en economische ontreddering, waaronder de geheele wereld heeft te lijden.
De toestand van het bedrijfsleven – zoo hier te lande als in Nederlandsch-Indië – is zeer zorgwekkend. Alle bedrijfstakken ondergaan den druk der tijden; vele ervan zijn zelfs zeer zwaar getroffen. De verhoudingen in de landen waarmee wij economisch het nauwst verbonden zijn, doen voorts de vrees opkomen, dat nog zwaardere druk te verwachten is.
Voortbrenging, handel en verkeer zoeken tastend den weg in de wanorde van de talrijke en vaak meest onverwachte verschuivingen op economisch gebied.
Onder deze snel wisselende omstandigheden moet in het Regeeringsbeleid kracht gepaard gaan met behoedzaamheid en voorzichtige aanpassing.
Onveranderd handhaaft de Regeering hare overtuiging, dat moet worden gezorgd voor gezonde publieke financiën. Daar verhooging van de reeds zoo zwaar drukkende belastingen zonder gevaar voor ineenstorting niet mogelijk wordt geacht, zullen de uitgaven, ten einde binnen de grenzen der beschikbare middelen te blijven, nog verder verlaagd moeten worden. Voorstellen om daartoe te geraken zijn in bewerking.
Nu in het afgeloopenjaar het resultant van onze politiek inzake de handelsverdragen niet geheel bevredigend is geweest en de vooruitzichten dienaangaande eer slechter dan beter zijn, zal – met handhaving zooveel mogelijk van onzen export – steeds grootere aandacht moeten worden geschonken aan behoud en verruiming van den afzet in het binnenland.
De aan het bedrijfsleven opgelegde en wellicht nog op te leggen crisisregelingen zullen tot het strikt noodzakelijke worden beperkt en niet langer dan onvermijdelijk noodig worden gehandhaafd. Op verlaging van heffingen, uit deze regelingen voortgekomen, blijft de aandacht der Regeering onophoudelijk gevestigd.
Voor Nederlandsch-Indië zal bij voortduring worden gestreefd naar bevordering van den uitvoer en naar aanpassing van de productle bij de mogelijkheden van afzet. Ook de industrialisatie van dit deel van het Rijk zal, waar mogelijk, geleidelijk worden bevorderd. Het is verheugend, dat in het afgesloten zittingsjaar verschillende maatregelen getroffen konden worden, die Nederland in nauwere economische aanraking brachten met Nederlandsch-Indië en Suriname; in die richting zal worden voortgegaan.
Voor Curaçao, waar de financieele en economische toestand – de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen – vrij gunstig kan worden genoemd, bleek de mogelijkheid van soortgelijke maatregelen nog niet aanwezig te zijn.
Met groote bezorgdheid voor de toekomst der menschheid moet worden vastgesteld, dat bijna allerwegen de drang naar sterke bewapening herleefd is. De Regeering zal doen wat binnen haar vermogen ligt om mede te werken aan de beteugeling van dat streven. Zij is echter tevens verplicht met dit verschijnsel rekening te houden bij de uitvoering van hare aanvankelijke voomemens met betrekking tot de nationale verdediging.
De talrijke en zware tegenslagen op economisch gebied, gepaard aan verschillende gebeurtenissen op ander terrein, roepen licht geestelijke verwarring te voorschijn. Des te meer is het noodzakelijk, dat de Regeering – zoo hier te lande als in de overzeesche gewesten – ernstig aandacht blijve schenken aan handhaving van de zedelijke volkskracht en aan versterking van de eendracht des volks, opdat het vastberaden standhoude te midden der beproevingen.
Wie zich toeleggen op het zaaien van wantrouwen en verdenking, wie het gezag der Overheid ondergraven, zijn werkzaam tot verderf van het land en zullen met beslistheid worden wederstaan.
Veel zal in het komende zittingsjaar wederom van Uwe werkkracht worden gevorderd.
In de onwrikbare overtuiging, dat het geloof in Gods Almacht ons Volk den noodigen levensmoed geven kan en met de bede, dat het Hem behagen moge Zijn zegen te schenken op Uwen in eendrachtige toewijding aan het Vaderland te volbrengen arbeid, verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal geopend.