Mijne Heeren!
Met genoegen bevind Ik Mij te midden der vertegenwoordigers van het Nederlandsche volk, dat in den loop van dit jaar duidelijke blijken heeft gegeven van zijne verknochtheid aan Mij en Mijn Huis.
De wetsontwerpen tot bekrachtiging der veranderingen in de Grondwet, die in de voorgaande zitting zijn goedgekeurd, zullen U worden aangeboden. Ik hoop en vertrouw dat op dien belangrijken arbeid in deze zitting het zegel zal worden gedrukt.
Mijne betrekkingen met alle Mogendheden zijn zeer bevredigend. De zee- en landmacht, zoowel hier te lande als in de overzeesche bezittingen, geven Mij reden van tevredenheid.
Voor maatregelen in het belang van het landbouwonderwijs en van de zeevaart zal Uwe goedkeuring worden ingeroepen.
De toestand van ’s lands financiën is voldoende; geene vlottende schuld is in omloop gebracht en voor het volgende jaar behoeft geen buitengewone belasting te worden voorgesteld.
Mogen Uwe werkzaamheden, onder Gods onmisbaren zegen, strekken tot welzijn van het vaderland.
Ik verklaar de zitting van de Staten-Generaal te zijn geopend.