Troonrede van 19 september 1859

Mijne Heeren!

Bij het weder openen Uwer gewone Vergadering mag Ik U de verzekering geven van Mijne goede verstandhouding met de buitenlandsche Mogendheden. lk ontvang van alle Regeringen betuigingen van vriendschap.Onze binnenlandsche aangelegenheden geven stof tot tevredenheid en hoop op voortuitgang.

In de onderscheidene takken van het algemeen bestuur, in het bestuur van gewesten en gemeenten heerscht orde, gepaard aan de handhaving van de burgerlijke en godsdienstige vrijheden der ingezetenen.

De middelen, door de wet Mij verleend tot versterking onzer weerbaarheid, worden nuttig aangewend. Uwe gezindheid om daartoe mede te werken, de vaderlandsliefde van Mijn volk, onlangs weder gebleken in de bereidwillige opkomst der dienstpligtigen, en de uitmuntende geest, dien Zee- en Landmagt bestendig doen blijken, geven Mij het vaste vertrouwen, onder alle omstandigheden de onafhankelijkheid en het grondgebied des Rijks te zullen kunnen bewaren.

Op het gebied van kunsten en wetenschappen behoudt Nederland eervol zijne plaats.

De landbouw, voorgelicht door wetenschap en ervaring, gaat voort nuttige verbeteringen in te voeren. Deze bron dier nationale welvaart vloeit dit jaar niet zoo mild, als het uitzigt had doen hopen. Voor het gemis echter van een buitengewonen oogst heeft overvloed van veevoeder eenige vergoeding geschonken. In weerwil van den nadeeligen invloed, dien iedere oorlog uitoefent, was de handel niet minder levendig en mogten ook andere takken van nijverheid zich in ruim vertier verheugen. Scheepsbouw en reederij en hebben nog te kampen met de bezwaren, die hunnen bloei en hunne uitbreiding ook in het vorige jaar tegen hielden.

De opbrengst van ’s Lands gewone middelen is voldoende.

De toestand der schatkist zal gelegenheid schenken om met kracht de hand te slaan aan de uitvoering van groote werken van algemeen nut. Betrekkelijk den aanleg van spoorwegen zullen U onverwijld op nieuw voorstellen worden gedaan. Voor den aanleg van een korteren waterweg van de Hoofdstad naar de Noordzee zal mede Uwe toestemming tot het beschikken over s Rijks geldmiddelen gevraagd worden.

Door deze kostbare ondernemingen zullen zoo aanmerkelijke lasten op de toekomst gebragt worden, dat het raadzaam zijn zal aan de vroegere voornemens tot wijziging van het bestaande belastingstelsel, voor zoo verre daaruit eene vermindering der gewone inkomsten van den Staat zou voortvloeijen, geen gevolg te geven, dan nadat de omvang bekend zal zijn der uitgaven, die voor groote werken zullen worden gedaan.

Intusschen gedoogt de ruimte der in de schatkist beschikbare middelen met schulddelging voort te gaan; op nieuw zal U daartoe een wets-ontwerp worden voorgelegd.

Wanneer Ik den hoogstbevredigenden toestand van ’s Lands geldmiddelen dankbaar erken, en overweeg, dat die grootendeels de vrucht is der voordeelen door de Oost-Indische bezittingen van het Rijk opgeleverd, dan besef Ik niet minder Mijne roeping om den bloei en de verdere ontwikkeling dier bezittingen te bevorderen. De offers, tot dat einde en tot handhaving van het gezag aldaar vereischt, worden met geen karige hand gebragt. Mogt dat gezag bedreigd worden, dan reken Ik niet alleen op Mijne Zeeen Landmagt, die bij Djambi en Reteh haren moed en haar beleid zoo schitterend hebben aan den dag gelegd, maar ook op de vaderlandsliefde van het in Indie gevestigde deel van het Nederlandsche volk. De moordtooneelen van Banjarmassing zullen niet ongestraft blijven, en de onderwerping van Boni zal met kracht worden voortgezet.

In de West-Indische Kolonien heerschen rust en orde. Het onderzoek van het wetsvoorstel tot afschaffing der slavernij aldaar, heeft in Uwe vorige zitting tot geene afdoening mogen leiden. Eerlang zal een gewijzigd ontwerp aan Uwe beraadslagingen worden onderworpen.

Uwe werkzaamheden, Mijne Heeren! zullen weder menigvuldig zijn. Nieuwe wets-ontwerpen zullen aan Uw onderzoek worden voorgesteld, en de gelegenheid zal U gegeven worden de behandeling te hervatten van andere, wier afdoening de tijd in Uwe vorige zitting niet heeft toegelaten. Moge de taak, die U wacht, door U voleindigd worden onder den zegen van den Almagtige, bij het behoud van rust en vrede, tot heil van het vaderland!

Ik verklaar de gewone Vergadering van de Staten-Generaal te zijn geopend.

Gepubliceerd door redactie

De redactie van Troonredes.nl is géén onderdeel van de RIjksvoorlichtingsdienst, Dienst Koninklijk Huis of anderszins een officieel kanaal van de Rijksoverheid. Deze website wordt onderhouden door vrijwilligers. De website is vrij van advertenties en bezoekersstatistieken worden lokaal verwerkt -dus niet via een derde partij. Er is geen commercieel belang bij deze website en er worden ook geen rechten aan de troonredes voorbehouden.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *